Loonweek, samenwerking en eigen mechanisatie r)E veranderingen in de produktietechniek zullen in de naaste toekomst wel- licht in een versneld tempo blijven doorgaan. Immers het aantal pk's van de trekker, het aantal risters per ploeg, het laadvermogen van de landbouwwagens, de werkbreedte van de maaidorsers e.d. nemen in het algemeen gesproken nog steeds toe. Bij de aardappel- en bietenoogst is er een duidelijke overgang van eenrijige naar meerrijige oogstmachines. Het in te zetten materieel krijgt een steeds groter wordende oppervlaktecapaciteit. Hierdoor zal het aantal ha's per man blijven stijgen of anders gezegd het aantal arbeidskrachten per bedrijf zal steeds minder moeten worden. Een en ander zal nog bevorderd worden omdat mag worden aangenomen, dat de arbeidslonen voortdurend zullen blijven stijgen. 8 Ir. J. A. H. HAENEN In elk grootte categorie met uitzondering van de jonge akkerbouwers op bedrijven van 60 ha en groter wordt er ondanks eigen mechanisatie en onderlinge samenwerking veel werk door de loonwerker verricht. Dit duidt op overmechani- satie. Aanschaf van steeds groter wordende trekkers en werk tuigen dus hogere investeringen bij een niet groter wor dende oppervlakte per bedrijf is in deze funest. Bedrijven tot 40 ha zullen éénmansbedrijven moeten worden, waarbij eigen mechanisatie onrendabel is. De werktuigen maken te weinig uren en kunnen niet voldoende worden bemand. Wil len deze bedrijven rendabel blijven dan is een beperkte inven taris met intensieve inschakeling van de loonwerker de enige weg. Samenwerking kan alleen rendabel zijn als de te bewerken oppervlakte voor de gespecialiseerde werktuigen voldoende groot is. De grote tweemansakkerbouwbedrijven hebben op het ter rein van samenwerking meer mogelijkheden dan de éénmans bedrijven. De akkerbouwers op bedrijven van rond 80 ha zullen zich moeten realiseren dat bij een gelijk blijvend bouwplan hun bedrijf door de steeds doorgaande ontwikkelingen binnen af zienbare tijd slechts aan twee arbeidskrachten-werkgelegenheid geeft. Levendige belangstelling voor nieuwe ontwikkelingen in de mechanisatie. Hiervoor een tastdunner in de suikerbieten. De akkerbouwbedrijven evolueren zo nog sterker in de richting van gezinsbe drijven c.q. eenmansbedrijven. Bij de jonge akkerbouwers zal de ondergrens van de bedrijven die nu 20 25 ha is, omhoog blijven gaan. Bij samenwerking van akkerbouwers met collega's zullen bijv. bij de oogst van de gewassen en het transport van de geoogste produkten toch al gauw 4 6 man met bijbehorend materieel moeten worden ingezet. Onderlinge samenwerking van 2 collega's ak kerbouwer is eenvoudiger rond te zetten dan met 3 akkerbouwers. Hoe groter het aantal boeren dat met elkaar in een kombinatie wil gaan samenwerken hoe hoger de eisen zijn, die aan de onderlinge discipline moeten worden gesteld voor het verkrijgen van een overeenkomstige verbetering. De mate waarin een akkerbouwer de loonwerker bij zijn bedrijfsexploitatie in schakelt is afhankelijk van de arbeidsbezetting op het akkerbouwbedrijf en de intensiteit van samenwerking met collega's. Op de hier genoemde aspecten zal verder worden ingegaan. Alleen op de bedrijven van de jongere akkerbouwers in de grootteklasse 60 ha en groter bestaat meer dan de helft van het personeel uit landarbeiders. Het hogere percentage van de landarbeiders is bij de jongere akkerbouwers grotendeels een gevolg van de kleinere personeelsbezetting op deze bedrijven. Omgerekend per bedrijf is er in het aantal landarbeiders weinig verschil tussen de oudere en die jongere akker bouwers, zoals in een vorig artikel is opgemerkt. LOONWERK, EIGEN MECHANISATIE EN SAMENWERKING yOOR de belangrijkste werkzaamheden op het bedrijf is bij de enquête nagegaan of de boer deze verricht met eigen personeel en materieel c.q. in samenwer king met één of meer collega's of middels inschakeling van de loonwerker. De gewassen, die de grootste oppervlaktes voor hun rekening nemen, zijn granen, suikerbieten en aardappelen. Twee werkzaamheden in deze gewassen worden hier nader onder de loupe genomen t.w. het maaidorsen en stropersen bij de granen; de precisiezaai en de oogst van suikerbieten en het poten en het rooien van de aard appelen. De twee werkzaamheden zijn in tabel II gezamenlijk per gewas opgenomen en worden daar aangeduid als respectievelijk 2 in granen; 2 in bieten en 2 in aard appelen. Het transport van de geoogste produkten, graan (korrel en stro), aardappe len en suikerbieten van het land naar de opslagplaats wordt in dit verband eveneens behandeld en verder ook het spuiten van chemische middelen tegen plantenziekten en onkruiden. Deze handelingen worden in tabel II aangeduid als respectievelijk transport en spuiten. Is een akkerbouwbedrijf te klein dan kan samenwerking met collega('s) of loonwerker de oplossing bieden. PERSONEELSBEZETTING OP HET AKKERBOUWBEDRIJF QE grootte en de samenstelling van de personeelsbezetting op de geënquêteerde bedrijven is in tabel I weergegeven. Tabel I. Gemiddelde van de personeelsbezetting per geënquêteerd bedrijf. Akkerbouwers ouder dan 50 jaar Akkerbouwers jonger dan 42 jaar Waarvan samenstelling in Waarvan samenstelling in grootte- klasse T3 O <u O -C T3 c 15—30 ha 2.1 m* 49 49 2 1,3 m 84 10 6 .0—40 ha 2,3 m 45 41 14 1,5 m 65 35 40—00 ha 2,7 m 38 38 24 1,9 m 52 7 41 60 ha c n groter 3,8 m 29 28 43 2,9 m 43 2 55 man. Oogst en transport van geoogste produkten naar opslagplaats moeten op elkaar zijn afgestemd. Tabel n. Bedrijfsgrootte en oppervlakte per man en het percentage van de betref fende werkzaamheden in loonwerk op de geënquêteerde bedrijven. oudere akkerbouwers jonge akkerbouwers gem. aantal gemiddeld percentage gem. aantal gemiddeld percentage ha's per loonwerk bij ha's per loonwerk bij c «*- c ,a> :E oj Grootte- -2 S S .S| £3 g S g klasse cq,ocaoce^c<j.ï3o.i/i.ï» c es-oes ooeo o, w +-» 1530 ha 20,7 10,1 80 82 50 5 65 23,3 18,4 92 86 60 7 67 3040 ha 36,1 15,7 80 63 53 4 75 34,2 22,3 87 68 62 6 40 40—60 ha 51,3 19,3 62 51 39 8 35 45,9 23,8 77 67 50 6 20 60 ha en groter 75,6 19,9 65 49 42 35 81,0 27,6 17 25 22 13 (Zie verder pag. 9)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 8