Waar is men aan toe in en om het Sloegebied Jubileum op het Boekhoudbureau 3 Luchtverontreiniging, schade hierdoor en de mogelijk heden tot schadevergoeding hiervoor waren de belang rijkste onderwerpen, die aan de orde kwamen op een door de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Land bouwschap georganiseerde bijeenkomst voor agrariërs uit de gebieden, die „onder de rook" liggen van Hoechst N.V. en Pechiney N.V. 'De druk bezochte vergadering stond onder leiding van de heer Ir. J. Prins, die in zijn openingswoord in het bij zonder verwelkomde de heer Ir. F. H. F. G. Spierings, Hoofd Afdeling onderzoek luchtverontreiniging van het Instituut voor plantenziektenkundig onderzoek te Wage- ningen, de heer Dr. J. Tesink, Directeur van de Stich ting Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland en de heer W. Goeman, secretaris van de Gewestelijke Raad. De heer Prins gaf een overzicht van hetgene dat de landbouworganisaties via het Landbouwschap in de af gelopen jaren op het terrein van de luchtverontreiniging en de gevolgen daarvan hebben gedaan en wat er intus sen in het belang van degenen, die met deze luchtver ontreiniging te maken krijgen of kunnen krijgen, kon wordien bereikt. In een vroeg stadium, namelijk eind 1969, heeft het Landbouwschap reeds een tweetal belangrijke zaken onderkend in het Sloegebied-, namelijk de kwestie van te verwachten schade en het creëren van een z.g. buffer zone. De normale gang van zaken bij schades van welke aard dan ook ,is terug te vinden in artikel 1401 van het Burgerlik Wetboek, waar gesproken wordt van de on rechtmatige daad. De procedure hierbij is vaak lang en met name waar het hier gaat om schadies, die een uiter mate deskundig onderzoek op wetenschappelijke basis vergen, zou dit voor de betrokken landbouwers bijzon der veel moeilijkheden hebben opgeleverd. Het Land bouwschap heeft, aldus de heer Prins, reeds direct inge zien, dat vooral op dit punt belangrijk werk voor de landbouw in dat gebied kon worden gedaan. Een en ander heeft dan ook geresulteerd in een overeenkomst met de beide eerder genoemde industrieën, waarbij ook het Pro vinciaal Bestuur van Zeeland is betrokken. Een tweede aspect, waar het Landbouwschap zich uitvoerig over heeft beraden, is de vraag of een z.g. bufferzone noodzakelijk is. Men kan namelijk ook te maken krijgen met schade van niet direct aan toonbare aard. Men denke hierbij aan bouwplanvereni ging of het niet of tegen lagere prijs verkoopbaar zijn van produkten uit de betreffende gebieden. Het „boeren" in deze gebieden kan op sociale gronden soms niet lan ger verantwoord zijn. Dit soort schade nu, wordt in deze overeenkomst niet of maar ten dele geregeld. Een en ander kan dus betekenen, dat de landbouw in de ruimste zin bedoeld binnen een straal van 5 km niet is uitgesloten, doch wel bepaalde teelten en bedrij ven niet mogelijk zijn. Herstructurering van dit gebied is dan ook dringend gewenst, aldus de heer Prins, die overigens kon mede delen, dat besprekingen van' de convenantspartners Pechiney en Hoechst, de ministeries van landbouw en ruimtelijke ordening en ook vertegenwoordigers van het Landbouwschap binnenkort mogen worden verwacht. De heer Goeman behandelde hierna de overeenkomst, tot stand gekomen tussen de N.V. Hoechst, Pechiney Nederland N.V., het Landbouwschap en de Provincie Zeeland, waarin een 13-tal artikelen aangeven, welke stappen degene, die schade heeft geconstateerd of meent te hebben ondervonden, dient te nemen. Schadegevallen dienen ten spoedigste te worden aan gemeld bij de Gewestelijke Raad van het Landbouw schap, welke dan direct overleg zal plegen met de hier voor in aanmerking komende diensten, namelijk de Rijks- landbouw- of Rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Wordt de schademelding dan in eerste aanleg door de deskundigen van deze dien sten als terecht beschouwd, dan kan betrokkene de Ge westelijke Raad machtigen om namens hem in het kader van de gesloten overeenkomst op te treden en de betref fende schade af te handelen. Een commissie van deskundigen, waarvan één be noemd is door de industrieën, één door de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap en één door Gedeputeerde Staten van Zeeland, respectievelijk de heren dr. Zahn, ir. Spierings en drs. Visser, zal dan de taak krijgen de scha de vast te stellen. Bij de inbedrijfstelling van één of meer fabrieken van Pechjney Nederland N.V. zal de commissie met 2 leden worden uitgebreid, namelijk één vertegenwoordiger van de industrie en één van de Gewestelijke Raad, namelijk de heer Dr. Tesink. De heer Goeman wees erop, dat bepaalde artikelen van de overeenkomst inhouden, dat de kosten van het onderzoek naar en het vaststellen van de schade, ten laste van de industrieën zullen komen. In dit geval moet dan vaststaan, dat de industrieën wettelijk aansprakelijk zijn voor de door luchtverontreiniging veroorzaakte schade. Een belangrijk punt, aldus de heer Goeman, uit de overeenkomst is voorts, dat vastgestelde schadebedragen uiterlijk twee «maanden na de vaststelling van de grootte der bedragen aan de benadeelde zal worden uitbetaald. De heer Ir. Spierings gaf vervolgens aan de hand van een aantal dia's een overzicht van de gevolgen en de uiterlijke kenmerken van schade door luchtverontreini ging in het geval van de industrieën uit het Sloegebied dus fluor en zwavel. Met name blijken tulpen en gladio len, en van deze laatste vooral het ras „Sneeuwprinses' bijzonder gevoelig voor fluorinwerking te zijn. Voor de akkerbouwgewassen zijn er tot dusverre weinig concrete gegevens beschikbaar, die aantonen, dat men bijzonder ongerust zou moeten zijn. De heer Tesink toonde eveneens aan de hand van een aantal dia's dat fluor vooral het skelet en het gebit bij runderen aantast en dit laatste leidt tot minder goed herkauwen, hetgeen dan weer de algehele conditie be ïnvloedt. Het vlees van door fluor aangetaste runderen blijft meestal voor consumptie geschikt, terwijl ook de melk van deze dieren consumabel is. De onderzoekingen met betrekking tot de uitstoot van Hoechst, aldus de heer Tesink, tonen tot dusverre aan, dat de gevolgen der luchtverontreiniging een groot ge deelte van het jaar meevallen. Echter in de maanden november tot januari zijn de uitkomsten, mede door het dan voorkomende weertype, veel ongunstiger. Een ge lukkige omstandigheid hierbij is, dat dan weinig dieren buiten zijn. Er is ook geconstateerd, dat de fluorinwer king bij jonge dieren ernstiger verschijnselen teweeg brengt dan bij volwassen en oudere dieren. Na de uiteenzettingen van bovengenoemde deskun digen bleken er nog vele vragen te bestaan bij de aan wezigen, die op duidelijke wijze konden worden beant woord. Hieruit bleek, dat het aantal meetpunten tot vast stelling van de hoeveelheid fluor en andere gassen door de deskundigen op dit «moment voldoende wordt geacht De voorzitter, de heer Prins, zei in zijn slotwoord, dat verwacht mag worden, dat alle gronden binnen de nieu we Sloeweg binnen 2 jaar door het rijk zullen zijn aan gekocht. De voorzitter dankte de sprekers voor hun toelichting en sprak de hoop uit, dat de thans gesloten overeen komst zijn nut zal hebben voor degenen, die met de luchtverontreiniging te maken hebben of zullen krijgen, doch tevens dat het aantal gevallen, waarmede de Ge westelijke Raad van het Landbouwschap te maken zal krijgen, gering zal blijven. De omzetbelasting blijft ons bezig houden. Nadat er wijzigingen zijn gekomen in de wettelijke bepalin gen, komen de moeilijkheden bij de uitvoering altijd weer te voorschijn. De wijzigingen die per 1 januari in werking traden betroffen ook) de landbouw. In de eerste plaats werd het algemeen tarief met 2 verhoogd en werden de voornaamste landbouw- en veeteeltprodukten met een ongewijzigd percentage van 4 belast, maar de problemen worden er daarom niet minder op. Die problemen betroffen vooral de agrarische loon werkers en hun tarieven. Agrarische loonwerkers was een bepaald maat schappelijk begrip, maar beslist geen juridisch scherp omlijnd beroep, zoals bijvoorbeeld het beroep arts, want dat is iemand die een bepaald medisch examen heeft afgelegd. Deze moeilijkheden besprekende op een van de In specties van Invoerrechten en Accijnzen hebben wij als definitie van een agrarisch loonwerker gegeven „iemand die een bepaald werk ten behoeve van het agrarisch produktieproces in opdracht van een land bouwer uitvoert". De vraag werd n.l. gesteld: „Is iemand die een tractor repareert voor een landbouwer een agrarisch loonwerker?" Ons antwoord was: „Neen", want dan wordt geen deel van het agrarisch produktieproces uitgevoerd. Het lijkt een academische vraag: „Wat is een agrarisch loonwerker?", maar dat bleek in de praktijk anders. De vraag moest worden beantwoord of een aan nemer van wegenbouw, die met een bulldozer enz. een boomgaard rooit, kon volstaan met belastinghef fing van 4 als agrarisch loonwerker,, dan wel 14 als aannemer van wegenbouw. De bietenvervoerderwegtransporteur, die wij enige weken terug ten tonele voerden, zitten in hetzelfde vlak. Een percentage van 4% of 14 is wel een zeer praktische vraag. Het probleem is in zoverre opgelost, dat de gang bare opvatting op dit moment overeenkomt met onze hierboven weergegeven opvatting. Indien „agrarisch loonwerk" wordt verricht, al is dit door iemand die zulks niet normaal als zijn beroep uitoefent, kan dit functioneel worden beoordeeld en is het percentage van heffing 4 Dit is een uitleg die naar wij menen onze instem ming kan hebben. Het gaat er niet in de eerste plaats om wie het werk heeft verricht, maar welk werk ver richt is. Een praktische oplossing dus. PAAUWE. Op 4 maart a.s. is het 25 jaar geleden dat de heer A. J. Foudraine in dienst kwam van het Boekhoud bureau van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. Op dat ogenblik droeg dit nog de naam Boekhoudbureau voor Zeeland, want de integratie van het Boekhoud bureau in de weer pas na de oorlog verrezen Z.L.M. was nog niet helemaal afgewerkt. Voor de heer Foudraine betekende zijn indienst- treden bij het Boekhoudbureau wel de afsluiting van de oorlogsperiode. Hij behoorde tot de leeftijdsgroep die in die tijd tewerk werden gesteld over onze ooste lijke grenzen, een zaak waar de heer Foudraine niet veel mee ophad. Hij wist het zover te brengen, dat hij kon uitwijken naar Zwitserland en later naar Frankrijk. Uiteraard volgde ov een en ander ook nog militaire dienst. De overgang van deze staat des levens naar het werk op een boekhoudbureau zal zeker groot geweest zijn. Aan aanpassingsvermogen ontbrak het echter niet en zo zijn dan nu 25 jaar vol gemaakt. De naam Foudraine wijst op Franse afkomst. Als een kenmerk van onze Franse vrienden beschouwt men wel eens dat ze nogal wat druk zijn in hun ge baren en hun mimiek. Of dit juist is kunnen wij in het midden laten. De heer Foudraine heeft deze karaktertrek zeker niet. Hij bezit een grote mate van zelfbeheersing, er gaat een zekere rust van hem uit. Wel voelt hij zich aan getrokken tot de taal en de cultuur van het land waar in ieder geval zijn naam Q.an doet denken en dat men wel „ieders tweede vaderland" heeft genoemd. Op ons kantoor heeft de heer Foudraine de meeste jaren gewerkt in de binnendienst. In de laatste tijd gaat echter de buitendienst meer van zij-a tijd vragen. Het zijn vooral de Walcherse cliënten die hem daarbij ontmoeten. Voor de boekhouding maar vooral voor de mens achter de boekhouding heeft hij altijd wel aandacht gehad. Binne-h het bureau is hij een zeer gewaardeerde medewerker en collega. Wij willen hem ook op deze plaats voor al het werk en alle vriendschap hartelijk danken, hem, zijn vrouw en zijn 2 kinderen met dat jubileum van harte felicite ren en de wens uitspreken dat hij in de komende jaren in goede gezondheid zijn werk op ons kantoor zal kunnen verrichten. Boekhoudbureau Z.L.M.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 3