Teelt van voedergewassen op akkerbouwbedrjjven Aardappel, belangrijkste akkerbouwproduct 21 Ir. J. J.-v. LEEUWEN, Consulentschap Rundveehouderij en Akkerbouw - Eindhoven. Op de veehouderijbedrijven met een dich te veebezetting wordt het steeds moeilijker zelf voldoende ruwvoeder te winnen. Daar door is er vraag ontstaan naar ruwvoeder. Aan deze vraag kan tegemoet gekomen wor den door de teelt van voedergewassen op akkerbouwbedrijven. Als men echter met deze teelt wil beginnen dan zal men eerst goed moeten bedenken welke problemen er bij op kunnen treden en hoe men deze het beste kan oplossen. De volgende vragen komen daarbij naar voren: 1. Past dc teelt op het bedrijf 2. Welke gewassen komen in aanmerking 3. Hoe moet de afzet geregeld worden Op deze vragen wordt nader ingegaan in onderstaand artikel. De teelt van snijmais, gras en voeraardappelen als voedergewas voor intensieve veebedrijven kan in bepaalde omstandigheden perspectief voor akkerbouwbedrij ven bieden. OP WELKE BEDRIJVEN PAST DE TEELT VOEDERGEWASSEN leveren per ha een grote hoeveelheid waterrijk produkt. Het transport van de zetmeelwaarde in deze produkten is duur en daarom zal men deze gewassen alleen met voordeel kunnen telen als ze binnen een afstand van enkele kilometers afgezet kunnen worden. Liggen er geen intensieve veebedrijven dichtbij, dan wordt het pro dukt voor de veehouder te duur en kan deze beter een andere oplossing zoeken. De grond waarop ge teeld wordt moet dus dicht bij een intensief veebe drijf liggen. De teelt van voedergewassen biedt vooral perspec tief ter vervanging van granen. Daarnaast zijn er mogelijkheden op bedrijven die veel organische mest willen of moeten verwerken. ZUIVERE AKKERBOUWBEDRIJVEN AP de akkerbouwbedrijven wordt nog veel graan verbouwd. Deze graanteelt vraagt niet veel ar beid en brengt geen grote kosten met zich mee; de opbrengst is echter meestal ook maar matig. Wil men het bedrijfsresultaat verbeteren, dan zal men moeten zoeken naar gewassen die meer opbrengen. Hiervoor komen in de eerste plaats consumptie-aardappelen en suikerbieten in aanmerking. Vanwege de vruchtwis- selingseisen kan men met deze gewassen samen ech ter niet verder gaan dan de helft van de oppervlakte bouwland. De granen die geteeld worden op de an dere helft van het bouwland zou men op deze be drijven kunnen vervangen door voedergewassen. Als men echter bijvoorbeeld veel investeringen gedaan heeft voor deze graanteelt dan moet er rekening mee gehouden worden dat, als de granen vervangen wor den door voedergewassen, de investeringen voor de graanteelt minder rendabel worden. VEREDELINGSBEDRIJVEN MET BOUWLAND AP bedrijven die naast veel varkens of pluimvee nog bouwland hebben kan de teelt van voeder gewassen een oplossing betekenen voor het probleem van de verwerking van de mest. Op granen kan men niet veel organische mest gebruiken vanwege het legeringsgevaar. Veel organische mest op consumptie aardappelen en suikerbieten veroorzaakt een slech tere kwaliteit van het eindprodukt, al hoeft dat als er niet naar kwaliteit uitbetaald wordt geen onover komelijk bezwaar te zijn. Voedergewassen kunnen in het algemeen wel veel organische mest gebruiken. Naast bovengenoemde ligging van het bédrijf in de buurt van intensieve veebedrijven en de mogelijkhe den in het bouwplan spelen ook de specifieke be drijfsomstandigheden zoals de arbeidsbezetting, het machinepark etc. een rol. De invloed van deze fak- toren die van bedrijf tot bedrijf anders zijn kan de boer zelf het beste beoordelen. WELKE GEWASSEN KOMEN IN AANMERKING? AE van oudsher op de gemengde bedrijven tjeken- de voederbieten en voeraardappelen word:n steeds minder geteeld, ze zijn voor een groot deel vervangen door grasland. Die gewassen leverden wel een hoge opbrengst aan zetmeelwaarde maar pasten niet meer in de opzet van een gespecialiseerd veebe drijf. Ze zouden wel passen op een gespecialiseerd akkerbouwbedrijf. Om de teelt van die gewassen aantrekkelijk te maken zou de veehouder bereid moe ten zijn om er bij benadering eenzelfde prijs per ha voor te betalen als er betaald wordt voor consump tie-aardappelen en voor suikerbieten. Dit komt voor aardappelen neer op een bedrag van globaal 3000, per ha of 0,45 per kg Zw. Voor bieten op globaal 2600,of 0,33 per kg Zw. Omdat voederaardappelen en voederbieten moeten concurreren met consumptie-aardappelen en suiker bieten worden ze nogal duur. Daarbij komt nog dat deze gewassen geen ruimere vruchtwisseling geven en dat voederbieten veel werk vragen. Om deze re denen komen deze gewassen niet op de eerste plaats in aanmerking als voedergewas. Het gewas snijmais biedt meer ^rspectief. Dit ge was is veel goedkoper te telen en levert ongeveer eenzelfde opbrengst aan voederwaarde als een goed gewas voeraardappelen. Door het opnemen van snij mais in het bouwplan krijgt men een ruimere vrucht wisseling en kan men meer organische mest verwer ken. De teelt van snijmais vraagt niet veel arbeid als men chemische onkruidbestrijding toepast en de oogst laat uitvoeren in loonwerk. Een nadeel is dat snijmais niet zo gemakkelijk verhandelbaar is als bij voorbeeld vo-araardappelen en dat de teelt ervan niet algemeen bekend is. In bepaalde gevallen zcu men ook kunnen denken aan het telen van gras om dat als zodanig of als hooi of kuil te verkopen aan de veehouder. Dit is echter alleen van toepassing voor bedrijven die nog enig grasland hebben op grond die niet voor bouwland geschikt is of als men veel organische mest wil ver werken. (Zie verder pag. 22) Bij .het begin van de vergadering van het Produktschap voor aardappelen heeft de voorzitter Dr. C. H. J. van Beukering aandacht besteed aan de betekenis - van de aardappelproduktie en -afzet voor onze akkerbouw en onze economie in het algemeen. Aanleiding hiervoor was, dat de voorzitter de indruk had, dat de aardappelen niet die aandacht krijgen, die zij op grond van hun eco nomische betekenis verdienen. Van het areaal bouwland, 700.000 ha, wordt 158.000 ha of 23 beteeld met aardappelen. Van de totale kos ten, die aan alle akkerbouwprodukten wordt besteed, komt -/r> deel alleen voor rekening van de aardappelen. In dit opzicht is deze teelt belangrijker dan granen. Ook wanneer de teelt zich niet verder uitbreidt, zal door de inkrimping van het areaal akkerbouw, de invloed van de aardappelen op het inkomen nog groter worden. De produktie-waarde is op 650 miljoen gulden begroot en de afzetwaarde na be- en verwerking op 1,1 miljard gulden. In 1970 is voor 500 miljoen gulden aan aard appelen en aardappelprodukten geëxporteerd, dat is drie maal zoveel als in 1960. Het exportbedrag correspon deert met een waarde van 3000,per ha of met Va deel van de totale exportwaarde van in Nederland ver bouwde akkerbouwprodukten. Nederland is dan ook het grootste exportland van aardappelzetmeel- en derivaten, van consumptie- en pootaardappelen, terwijl het in 1970 ook de grootste ex porteur was van produkten als chips e.d. De uitvoer waarde van deze laatste produkten is in 10 jaar toege nomen van enkele miljoenen guldens tot 50 miljoen gul den. Uit deze cijfers blijkt hoezeer het akkerbouwbedrijf afhankelijk is van de uitkomsten van de aardappelteelt. i GEEN EEG-INTERVENTIE Na te zijn ingegaan op een aantal faktoren, die tot deze unieke positie van ons land heeft geleid, waar schuwde de voorzitter ervoor, dat dit geen aanleiding mag zijn de aktiviteiten te verslappen. Door concurren tieverstorende maatregelen trachten de andere EEG- landen hun eigen produktie en afzet van consumptie aardappelen kunstmatig te stimuleren. De uitwerking van deze maatregel, b.v. investeringssubsidies, mag niet worden onderschat, mede door de voorwaarden die aan het verlenen van deze subsidies zijn verbonden. Daarom is het belangrijker, dat er gemeenschappelijke regels worden gesteld en toegepast, waarbij subsidie- en steunmaatregelen, die een eerlijke concurrentie afbreuk doen, worden verboden, dan een gemeenschappelijk aardappelbeleid. Bij een eerlijke concurrentie met open grenzen zou de sanering van de EEG-aardappelteelt ge diend zijn. Volgens de voorzitter bestaan er goede redenen om aan te nemen, dat dit jaar uiteindelijk toch een ontwerp EEG-aardappelregeling zal verschijnen die een harmoni satie van de kwaliteitseisen voor het binnenland en voor export zal inhouden. De heer Van Beukering vertrouwde erop, dat men zal inzien, dat een gemeenschappelijk interventiebeleid on uitvoerbaar is en astronomische kosten zal meebrengen, terwijl een verdere sanering zal worden tegengehouden. IN EIGEN LAND Het aantal telers is in tien jaar tijd meer dan gehal veerd tot 83.500 in 1970. Het grootste deel hiervan teelt slechts voor eigen gebruik en naaste relaties. Rond 68 van de aardappelen wordt verbouwd op ruinu 10.000 be drijven met een gemiddelde oppervlakte aardappelen van IOV2 ha per bedrijf. Struktureel is de teelt bij ons dan ook veel beter dan b.v. in Engeland, waar de land- bouwstruktuur zoveel beter zou zijn, maar de bedrijven die voor de markt telen gemiddeld niet meer dan 5 ha aardappelen verbouwen. Bovendien is de gemiddelde oppervlakte per bedrijf daar de laatste jaren praktisch gelijk gebleven, terwijl bij ons de ontwikkeling naar gro tere oppervlakte-eenheden snel verloopt. Na nog gewezen te hebben op de momenteel veel te lage consumptie-aardappelprijzen, stelde de voorzitter nog niet optimistisch te zijn over de verdere vooruit zichten voor 1971, maar in een catastrofe zoals in 1968 nog niet te willen geloven. Een ander advies dan door gaan met een zo systematisch mogelijk gespreide afzet en wel het eerst van partijen met een riskante kwaliteit is in dit stadium niet te geven, volgens de heer Van Beukering.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 21