Contracteelt
van stamslabonen op
akkerbouwbedrijven
T. P. HIEL.
Bedrijfsvoorlichter,
C.A.R. - Goes
De teelt van stamslabonen vindt in
toenemende mate plaats op grotere
bedrijven waar op grote percelen
machinaal geplukt kan worden. Ook
in Zeeland wordt dit gewas reeds
twee jaar op zeer beperkte schaal
geteeld. Het areaal in Zeeland
neemt echter van jaar op jaar toe
en bedroeg in 1970 200 ha. Even
als bij alle andere gewassen stelt
dit gewas zijn teelttechnische eisen,
waaraan moet voldaan worden om
een goede kg-opbrengst en daar
door een rendabele teelt te verkrij
gen. In 1970 waren echter de weers
omstandigheden in het begin een
droogteperiode en daarna een pe
riode met zeer veel neerslag bij
zonder ongunstig, hetwelk veelal
lage opbrengsten tot gevolg had.
Bovendien bleek echter dat er ook
aan de verzorging nog wel eens wat
haperde waardoor de opbrengst
zeer sterk varieerde en daardoor
ook de rentabiliteit. Dit alles zal
in de komende jaren er toe leiden,
dat vooral de vakbekwame telers
op wier bedrijf de teelt van stam
slabonen om arbeidsorganisatori-
sche reden tot nu toe minder goed
pasten weer met de teelt zullen
doorgaan.
In onderstaand artikel volgt een
korte beschrijving van de belang
rijkste teelttechnische eisen van
stamslabonen.
GRONDSOORT
UOEWEL stamslabonen op alle grondsoorten ge
teeld kunnen worden is een gode vruchtbaar
heidstoestand noodzakelijk. Ook de structuur, de
vochthoudendheid en de ontwatering moeten in orde
zijn. Zavel- en lichtere kleigronden zijn dan ook het
meest geschikt. Op de gronden met meer dan 30
afslibbare delen verdienen de forsgroeiende rassen
de voorkeur. De grondbewerking moet gericht zijn
op het verkrijgen van een vlak fijn en voldoende be
zakt zaaihed. De vlakke ligging is noodzakelijk voor
het precisiezaaien en bijzonder belangrijk om bij het
machinaal oogsten de plukverliezen te beperken.
Voor het zaaien zal het rollen met een cambridgerol
vaak gewenst zijn f.v.m. 'het zaaien en het gunstig
beïnvloeden van het resultaat van de chemische on-
kruidbestrijding.
VRUCHTWISSELING EN BEMESTING
CTAMSLABONEN stellen geringe eisen aan de
vruchtwisseling mits de structuur in orde is.
Bieteland is als zodanig minder geschikt omdat de
structuur dikwijls te wensen overlaat doch in het
bijzonder doordat bieten „koud" land achterlaten,
hetwelk vaak tot een minder goede ontwikkeling van
het gewas leidt. De bemesting met stikstof is afhan
kelijk van grondsoort en ras en varieert van 80 tot
130 kg N/ha.
Bonen vragen speciaal in het jeugdst.adium veel
fosfaat. Daardoor reageren ze gunstig op een rijen-
bemesting. Bij een goede fosfaattoestand van de grond
is het advies 150 kg P2O5 per ha. De kalibehoefte van
bonen bedraagt bij een goede kalitoestand van de
grond 150 a 200 kg K2O per ha. In verband met de
chloorgevoeligheid verdient patentkali de voorkeur
boven chloorhoudende kalimeststoffen. Bovendien is
hierdoor ook de magnesium-voorziening veiliger ge
steld. Stamslabonen zijn echter gevoelig voor kiem-
beschadiging, waardoor ernstige groeiremming kan
optreden. Geeft de kunstmest daarom tijdig b.v. een
maand vóór het zaaien.
ZAAIEN EN ZAAIZAAD
UET zaaien geschiedt meestal door een loonwerker
met een precisiezaaimachine. De meest gewen
ste rijenafstand bedraagt 44 cm. De hoeveelheid zaai
zaad voor klei- en zavelgrond is afhankelijk van het
ras en de kwaliteit van het zaad. Het is zeer belang
rijk uit te gaan van gezond zaad met een hoge kiem-
kracht. Men dient hierbij te streven naar een plant-
getal van 30 a 35 planten per m'2, hetwelk bereikt kan
worden met 90 a 110 kg zaaizaad per ha. Tengevolge
van de hoge kiemtemperatuur van stamslabonen n.l.
10 a 15° C. verdient het ,aanbeveling pas omstreeks
half mei met zaaien te beginnen. Vroeger zaaien is
ongewenst mede vanwege de grote gevoeligheid met
stamslabonen voor nachtvorst. Tijdens een ernstige
droogteperiode is zaaien riskant i.v.m. op opkomst,
zeker in dien het zaaibed te diep is losgemaakt.
CHEMISCHE ONKRUIDBESTRIJDING
CTAMSLABONEN zijn aanzienlijk gevoeliger voor
de bodemherbiciden dan stambonen. Het middel
Ivorin verdient het meest aanbeveling in een dose
ring van 4Vfe tot 6 kg per ha. De hoeveelheid middel
hangt af van grondsoort en humusgehalte lichte
grond; lage dosering, zwaardere grond; hogere dose
ring Ook tussen de rassen bestaat er een duidelijk
verschil in gevoeligheid voor bodemherbiciden.
Bij machinaal schoffelen in de bonen moet men er
rekening mee houden dat het gewas oppervlakkig en
breed wortelt. Er kan dus vrij snel wortelbeschadi
ging optreden bij het schoffelen. Gronden rijk aan
zwarte nachtschade zijn minder geschikt voor de
teelt. Rijenbespuiting is tegenwoordig eveneens mo
gelijk.
46c RASSENLIJST
(|\E voornaamste aantasting waartegen een directe
bestrijding nodig is, is de bonenvlieg. Hiertegen
wordt het zaad, bij contractteelt, ontsmet afgeleverd,
zodat dit verder geen problemen oplevert. Tegen di
verse insectenaantastingen, zoals luizen en wantsen
kan soms een bespuiting nodig zijn. Speciaal luis kan
de peulopbrengst en -kwaliteit schadelijk beïnvloe
den. Met betrekking tot de gevoeligheid voor aantas
ting van de grauwe schimmel, welke rotte plekken
op de peulen kan veroorzaken, wil ik verwijzen naar
de beschrijving in de 46e rassenlijst, blz. 258. Het ras-
sensortiment en de rassenverschillen, zijn zeer groot.
Het is dan ook onmogelijk alle rassen in dit artikel
te bestrijden. Ik wil dan ook volstaan met een be
knopte omschrijving te geven van de eigenschappen
van de rassen die in Zeeland de laatste jaren geteeld
zijn. Voor een meer volledige beschrijving zij ver
wezen naar de 46e Rassenlijst voor Landbouwgewas
sen en/of naar het boekje „Teelt van stamslabonen"
hetwelk U franco ontvangt na overschrijving van
ƒ2,50 op postrekening 619524 van het Proefstation
voor de Groenteteelt in de Vollegrond te Alkmaar.
ZIEKTEN EN PLAGEN
IN de eerste plaats enkele opmerkingen over de
gevoeligheid van de rassen voor verschillende
ziekten en de rol die deze bij de teelt spelen.
Rolmozaïek, wordt veroorzaakt door een virus
(Phaseolus virus I), gaat over met het zaad en wordt
in het veld overgebracht door bladluizen. Bestrijding
van de luis met het oog op rolmozaïek heeft echter
geen zin. het is namelijk een non-persistent virus en
wordt bijzonder snel door de luis overgebracht. Ge
zond zaaizaad is hier dus een eerste eis. Dit geldt in
bijzondere mate voor Dubbele witte. De rassen Cen
trum, Prelubel, Prelude en*Probatine zijn matig ge
voelig. Corene en Dubresco zijn ongevoelig voor rol
mozaïek maar wel gevoelig voor zwarte vaatziekte
dat bij warm weer in juni en juli dus bij de in mei
en juni gezaaide bonen, nog wel eens optreedt. Bij
zaai als tweede gewas (julizaai) is de kans op zwarte
vaatziekte kleiner.
Cordon is zowel voor rolmozaïek als voor zwarte
vaatziekte ongevoelig.
Scherpmozaïek en topsterfte twee ziektebeelden
veroorzaakt door één virus (Phaseolus virus II). Dit
virus gaat niet met het zaad over maar wordt door
luizen overgebracht voornamelijk vanuit percelen
gladiolen in de omgeving. Luisbestrijding om de in
fectie tegen te gaan heeft geen zin, het is eveneens
een non-persistent virus. Het virus wordt dan snel
ler overgebracht dan dat de luis gedood wordt. De
meeste schade treedt op bij laat. gezaaide bonen.
Dubbele witte en Dubresco zijn bijzonder gevoelig
en geven in sommige jaren zelfs misoogsten. Prelu
bel, Prelude en Probatine wat minder maar toch nog
zeer gevoelig. Centrum is matig gevoelig. Bij Corene
en Cordon treft men zelden topsterfte aan maar kun
nen nog vrij sterk van scherpmozaïek te lijden heb
ben. Er is dus geen enkel ras ongevoelig. Men doet
er verstandig aan om met stamslabonen zo ver mo
gelijk van gladiolen vandaan te blijven.
Botrytis, ook wel de grauwe schimmel genoemd.
Komt vrij algemeen voor. Het kan vooral in een
zwaar gewas er. bij nat weer rotting, voornamelijk
aan de punt van de peul, veroorzaken. De Rassen
lijst noemt met name het ras Prelude als hiervoor
zeer gevoelig. Hetzelfde geldt voor Prelubel.
Vetvlekkenziekte. Eer. schimmelziekte die het blad
maar ook de peul aantast en dus niet alleen de op
brengst maar ook de kwaliteit van het geoogste pro-
dukt kan schaden. De aantasting begint vanuit het
zaaizaad. Als uitgegaan wordt van gezond zaaizaad
is een bestrijding spuiten met koper zelden
noodzakelijk. Prelubel en Prelude zijn gevoelig en
zullen vooral bij vochtig weer reeds vanaf kort na de
opkomst goed in de gaten gehouden moeten worden.
Cordon, Dubbele witte, Dubresco en Probatine zijn
practisch ongevoelig.
Vlekkenziekte. Een tweede schimmelziekte die even
eens zowel het blad als de peul beschadigt. Besmet
ting van het gewas vanuit het zaaizaad. Er kan tegen
worden gespoten met zineb.
Zeer gevoelig is Prelude, een bespuiting met een
mengsel van zineb koper (meteen ook tegen de
vetvlekkenziekte) kan bij dit gewas noodzakelijk
zijn. Centrum, Cordon. Dubbele witte en Probatine
zijn matig gevoelig. Corene, Dubresco en Prelubel
zijn vrijwel resistent.
Sclerotiënrot, ook wel schuimziekte of rattekeutel-
ziekte genoemd. Een schimmelziekte die de laatste
jaren in Drente in sterke mate voorkwam en daar
aanleiding gaf tot volslagen misgewassen. Deze aan
tasting kan optreden in tal van groentegewassen maar
ook in karwij, vlas, koolzaad, blauwmaanzaad en
landbouwstambonen. Geadviseerd wordt op percelen
waar men ook in Zeeland in genoemde gewassen
reeds moeilijkheden ondervond met de rattekeutel-
ziekte, geen stamslabonen te verbouwen, tenzij men
Cordon of Corene zou kunnen kiezen. Een hoge N-
gift (bladrijk gewas) werkt het optreden in de hand.
ENKELE RASSEN
Dubbele witte. Dit ras geeft voldoende en vrij ste
vig stro en is vroeg rijp, weinig gevoelig voor Ivorin.
Gevoelig voor de virusziekten (gladiolen!), vrij ge
voelig voor sclerotiënrot.
Centrum, Resulta, Rekord. Komen in groei veel
overeen met Dubbele witte, geven iets minder stro.
Vroegrijp. Zeer geschikt voor machinale pluk. Iets
gevoelig voor Ivorin. Gevoelig voor het virus uit
gladiolen.
Prelude. Dit ras geeft voldoende en goed stevig
stro, is bijzonder vroeg rijp en iets gevoelig voor
Ivorin. Gevoelig voor het virus uit gladiolen. Zeer
gevoelig voor vetvlekken- en vlekkenziekte, spuiten
met koper en zineb zal vaak noodzakelijk zijn. Niet
te telen op grond waar de rattekeutelziekte in andere
gewassen voorkomt. In een zwaer gewas treedt ge
makkelijk de grauwe schimmel op.
Prelubel. Dit ras komt in eigenschappen vrijwel
overeen met Prelude. Het is echter resistent tegen
vlekkenziekte, zineb kan dus achterwege blijven.
Wel koper spuiten. Niet telen op grond besmet met
rattekeutelziekte, ook gevoelig voor de grauwe
schimmel.
Corene. Geeft wat minder stro dan dubbele witte.
Strostevigheid goed. Is vroeg rijp. Gevoelig voor Ivo
rin. Matig geschikt voor machinale pluk. Weinig ge
voelig voor de diverse ziekten.
Dubresco. Geeft voldoende, vrij stevig st.ro, laat
rijp. Zeer gevoelig voor Ivorin zodat overwogen moet
worden zeker op lichte grond beneden 20 afsl.
kleurstoffen te gebruiken: DNOC voor opkomst
Ivosit na opkomst! Gevoelig tot zeer gevoelig voor
virusziekten. Beslist niet telen in de buurt van gla
diolen.
Cordon. Geeft veel en stevig stro. Zeer laat rijp,
weinig gevoelig voor Ivorin. Goed geschikt voor ma
chinale pluk. Gevoelig voor het virus uit gladiolen.
Een zinebbehandeling tegen vlekkenziekte kan ncdig
zijn. Weinig of niet gevoelig voor de rattekeutel
ziekte!
Probatine. Voldoende strorijk gewas, stevigheid als
van Dubbele witte. Vrij goed geschikt voor machinale
pluk. Zeer gevoelig voor Ivorin, aangeraden wordt
DNOC en Ivosit te gebruiken, zeker op lichte grcnd.
Gevoelig voor het virus uit gladiolen Niet telen
op grond waar in andere gewassen rattekeutelziekte
voorkomt.
OOGSTEN EN OPBRENGST.
IIET oogsten geschiedt met eenrijige en thans vaak
ook al met drierijige plukmachines. Voor een zo
goed mogelijk plukresultaat moet het perceel vlak
liggen en moeten de rijen recht zijn. Het maximaal
plukken vereist enig inzicht en de nodige ervaring.
Wanneer de afstelling van de machines goed is, kan
onder zeer uiteenlopende omstandigheden goed werk
geleverd worden. Met enig plukverlies dient men
echter altijd rekening te houden.
De opbrengst kan door allerlei oorzaken speciaal
door weersomstandigheden variëren van 6 tot 14
ton/ha. De gemiddelde opbrengst over een aantal ja
ren in Nederland bij contractteelt en machinaal pluk
ken bedraagt 10 ton per ha.
Afleveren. Het afleveren en verwerken van ma
chinaal geplukte bonen dient vlug te geschieden,
aangezien er zeer vlug broei optreedt, waardoor de
kwaliteit snel achteruit gaat.
Rentabiliteit. Bij de berekening van het saldo is
uitgegaan van een opbrengst van 10 ton/ha en is een
prijs aangenomen van 22 cent per kg. De bruto-op-
brengst bedraagt dan 2200,per ha. Voor de toe
gerekende kosten is aangenomen dat zaaien en spui
ten door de loonwerker worden uitgevoerd. De toe
gerekende kosten bestaan dan uit: bemesting, zaaien,
chemische onkruidbestrijding, ziektebestrijding, ha-
gelverzekering, sproeiloon en rente omlopend kapi
taal ten bedrage van 850,per ha. Het saldo be
draagt dan 2200,- 850,1350,per ha.
Voor het slagen van de teelt van stamslabonen is
een vruchtbare, niet „koude" grond met een goede
structuur en goede ontwateringstoestand belangrijk.
Vervolgens moet nauwkeurig gelet worden op een
goed vlak zaaibed, een juiste rassenkeuze, bemes
ting, onkruid- en ziektebestrijding. Hierdoor alleen
is het mogelijk om een goede kg-opbrengst te ver
krijgen. Het rendement van stamslabonen kan con
curreren met dat van graangewassen.
IQ