Wanneer eerste stikstof op grasland r Nu nog Thomasmeel strooien? Granen in 1971 normaal met stikstof bemesten PROEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ H. WIELING, Proefstation voor de Rundveehouderij. Voor het verkrijgen van veel en goed gras zal het grasland, evenals voorgaan de jaren, bemest worden met stikstof. De vraag waarvoor we nu staan is op welk tijdstip de eerste stikstof gestrooid moet worden en hoeveel stikstof we moeten strooien. Het streven zal zijn om zo vroeg mogelijk over weidegras te beschikken, terwijl men op veel bedrijven graag vroeg gras wil om te maaien voor ruwvoer. Dit laatste staat in verband met de arbeidsorganisatie rondom de voederwfnning en minstens zo belangrijk met het vroeg ter beschikking hebben van etgroen. Op bedrijven met zeer zware veebezettingen, waardoor weinig wordt gemaaid, gelden voor de voederwinning andere regels. -T het tijdstip waarop de eerste stikstof wordt gestrooid van invloed is op de opbrengst van de eerste snede wordt in de volgende tabel aangetoond. Invloed van het tijdstip van stikstofstrooien op de opbrengst van de eerste snede volgens gegevens van Dr. Ir. P. J. F. van Burg, Ir. D. Oostendorp en Tj. Boxem. Jaar 1960 80 kg N gestrooid op 24-2 5-3 15-3 8-4 op 28-4 gemaaid kg ds per ha 2150 2140 1960 1760 Jaar 1962 150 kg N gestrooid op 7-3 22-3 2-4 19-4 op 8-5 gemaaid kg ds per ha 2480 2340 2240 1520 Jaar 1964 70 kg N per ha gestrooid op 15-2 1-3 15-3 1-4 op 8-5 gemaaid kg ds per ha 1440 1610 1890 1580 Jaar 1969 70 Kg N per ha gestrooid op 4-3 18-3 1-4 15-4 op 6-5 gemaaid kg ds per ha 1560 2670 1900 2180 TIJDSTIP JYE eerste stikstof moet gestrooid worden als de grasgroei begint of er vlak voor, en wanneer de grond voldoende is opgedroogd en dus goed berijd baar is. We voegen daaraan toe dat met een redelijke zekerheid moet kunnen worden aangenomen dat de percelen beweid kunnen worden op het moment dat er weidegras beschikbaar is. De vraag is nu wanneer de grasgroei begint. Onderzoek van W. D. Jagtenberg Ing. (P.A.W.) heeft aangetoond, dat het begin van de grasgroei steeds samenvalt met een bepaalde waarde van de tempera- tuursom vanaf 1 januari. Het begrip temperatuursom vraagt om een nadere uitleg. Het is gerekend vanaf 1 januari de som van de gemiddelde etmaal- temperaturen die boven nul graden liggen. Ter verduidelijking het volgende: Het K.N.M.I. in De Bilt geeft dagelijks van een groot aarital weerstations de maximum- en minimumtemperatuur van 0 tot 24 uur op. Door deze twee tem peraturen te middelen, krijgen we de gemiddelde etmaaltemperatuur. De tem peratuursom wordt als volgt berekend, (voorbeeld). Datum Temperatuur in graden C. gemid- Tempera maximum minimum delde tuursom Blijkt de gemiddelde etmaaltemperatuur lager dan nul graden te zijn (1 en. 2 januari), dan wordt deze voor de temperatuursom niet meegerekend. Tot en met 4 januari is in ons voorbeeld de temperatuursom gestegen tot zeven graden. Uit genoemd onderzoek is gebleken, dat bij een waarde van de temperatuur som van ongeveer 200 graden de grasgroei begint op de vroegste percelen (bijv. goede klei- en zandgronden) en bij ongeveer 250 graden op de wat latere per celen. Op de natte en koude veen- en zandgronden begint de grasgroei bij een temperatuursom van omstreeks 300 graden. Zonder ons nu af te vragen wat de verklaring zou kunnen zijn van het ver band tussen begin grasgroei en de temperatuursom betekent dit dat we nu een goed kriterium hebben voor het schatten van de periode waarin de grasgroei zal beginnen. In de volgende tabel staan van een aantal weerstations (die voor onze gebie den van belang geacht kunnen worden) de temperatuursom zoals die op 8 februari j.l. was en indien beschikbaar ook de temperatuursom van 8 febr. 1970. Weerstation Valkenburg De Bilt Rotterdam Zierikzee Gilze-Rijen Temperatuursom (in graden Celsius) 8 febr. '70 8 febr. '71 77 108 95 148 142 173 151 152 Weerstation Volkel Vlissingen Eindhoven Zuid-Limburg Temperatuursom (in graden Celsius) 8 febr. '70 8 febr. '71 83 114 111 122 160 160 155 Het blijkt dat er nogal wat verschil tussen de jaren 1970 en 1971 bestaat. Was er in 1970 sprake van een uitgesproken laat voorjaar met voor vele gebieden de eerste week van april als beste periode voor de eerste stikstof; zoals het er nu voorstaat lijkt het voorjaar van 1971 veel vroeger te worden. Als het weer vanaf nu een normaal patroon zou volgen (d.w.z. volgens het gemiddelde van de laatste dertig jaren), dan schatten we, dat in de omgeving van de weersta tions waar de temperatuursom op 8 februari 150160 graden bedroeg, deze om streeks 1 maart tweehonderd graden zal bedragen. In de omgeving van weer stations met een temperatuursom op 8 februari van 120130 graden zal de tweehonderd graden omstreeks 10 maart worden bereikt. Een week tot tien dagen later zal de temperatuursom 250 graden bedragen. Er zij nogmaals met nadruk op gewezen dat dit een schatting is; het weer voor de eerstkomende weken is niet te voorspellen. Temperaturen ond'er of boven normaal kunnen grote fouten bij de schatting veroorzaken. Het voorjaar van het vorig jaar was daarvan een goed voorbeeld. Stikstofstrooien in de eerste helft van maart is, zo het nu lijkt, dus gunstig voor die p'arcelen die vroeg zullen worden geweid of gemaaid. Voor de overieg te maaien percelen (opbrengst 3000 a 4000 kg droge stof per ha) kan de stikstof wat later worden gegeven. Voor he{ verdere verloop van de temperatuur som kunt U zich richten tot de landbouwvoorlichtingsdienst in uw gebied. Deze wordt door het Proefstation voor de Rundveehouderij wekelijks op de hoogte gehouden. HOEVEELHEID De hoeveelheid te strooien stikstof is afhankelijk van de bedrijfsomstandig heden. Beschouw daaTom de onderstaande hoeveelheden per hektare als een globale richtlijn. e Intensieve bedrijven (300400 kg zuivere N ha/jaar) Te beweiden percelen Te maaien percelen kg N/ha 70—80 90—120 kg kas/ha 300—350 400—500 Extensieve bedrijven (150200 kg zuivere N ha/jaar) kg N/ha kg kas/ha 3545 150—200 6080 250350 1 januari —2 —10 —6 0 2 januari —1 2 —1,5 0 3 januari 6 0 3 3 4 januari 6 2 4 7 Tracht in de eerste snede groeitrappen aan te leggen om de voorziening van gced weidegras veilig te stellen. Hiervoor zijn een aantal mogelijkheden: stof of geef de stikstof op een wat later tijdstip. Weid enkele percelen voor met jongvee of schapen. yELE boeren hebben reeds in het najaar het Thomas- meel uitgestrooid. Zij konden hierbij profiteren van een zo gunstig mogelijke arbeidsverdeling en van de lagere prijs van deze meststof. Op andere bedrijven daarentegen, vooral op grasland, is men er echter niet toe gekomen deze uitstrooi tot uitvoering te brengen. Inmiddels staat het voorjaar voor de deur en men zal zich in sommige gevallen afvragen of een Thomasmeel- bemesting voor dit oogstjaar nog rendabel is. Dit omdat nog wel eens de mening heerst diat deze fosfaat- en kalk- meststof in de herfst of voorwinter moet worden' gege ven om er voor het volgend seizoen voldoende profijt van te trekken. Het Landbouwkundig bureau voor Thomasmeel te Wa- geningen wijst er met nadruk op, dat men thans nog heel goed Thomasmeel kan strooien. Uit talrijke proeven is gebleken dat het geen verschil maakt of men Thomas meel in de herfst, winter dan wel in het voorjaar uit strooit. Dit geldt speciaal voor die gronden, waarvan het fosfaatgehalte niet al te laag is. ^HOMASMEEL is gemakkelijk oplosbaar. In de grond zijn namelijk een aantal zwakke zuren ook de wortels scheiden deze o.a. af die het Thomasmeel- fosforzuur snel voor de plantenwortels beschikbaar ma ken. Het is van groot belang, zoals dit ook voor andere meststoffen geldt, het uitgestrooide Thomasmeel in te eggen. Hiermede bereikt men dat de plantenwortel on middellijk over het toegediend© fosfaat kan beschikken. Voor de opkomst en wortelvorming is dit van wezenlijk belang. Op grasland valt het belang van ineggen weg, daar de wortels van de verschillende grassen dicht aan de oppervlakte liggen en de Thomasmeeldeeltjes door de eggen gemakkelijk in de zode dringen. Er is geen enkele reden om te blijven vasthouden aan het denkbeeld dat alleen in de herfst en voorwinter ge strooid Thomasmeel gunstige resultaten zal hebben en dat het in maart te laat zal zijn Thomasmeel te strooien. Vele boeren weten dit uit ervaring! Aldus het Landbouw kundig bureau voor Thomasmeel. INSTITUUT VOOR BODEMVRUCHTBAARHEID HAREN (Gr.) ZOALS de toestand zich op dit ogenblik (begin februari) laat aanzien zijn er geen redenen om n afwijkend advies te geven voor de bemesting van anen met stikstof. Midden december zijn in de vvonr normale hoeveelheden stikstof in de grond <v<: i icn. Op grotere diepte (dieper dan 50 cm onder het maaiveld) waren deze hoeveelheden wat groter, mogelijk als gevolg van inspoeling van de stik stof in de nogal natte voorafgaande maanden septem ber en oktober. Tot dusverre is tijdens de winter (november t/m januari) de hoeveelheid neerslag over het gehele land vrij normaal geweest. Een toeglag of aftrek op de normale aan granen toe te dienen hoe veelheid stikstof zoals in voorgaande jaren wel werd aangeraden lijkt voor het komende jaar niet nodig'. Bij dit advies is aangenomen dat de hoeveelheid neerslag in de komende maanden normaal zal zijn. Indien dit niet het geval mocht zijn, zal zo nodig een correctie op het advies tijdig worden gegeven. Als naderhand uit de stand van het gewas mocht blijken dat de stikstofvoorziening niet voldoende is, dan kan bij het begin van het schieten nog een aan vullende bemesting van 40 kg stikstof per ha (ll/22 baal) over het gewas worden gegeven. Dreigt daaren tegen het gewas te zwaar te worden dan kan bij tarwe legering worden voorkomen door een bespuiting met chloormequat (vroeger CCC), voor wintertarwe 2 tot 2V2 liter/ha, voor zomertarwe 114 liter/ha, mits het gewas niet hoger is dan 35 centimeter. Op percelen die omstreeks 15 oktober van het vorige jaar met DD zijn ontsmet kan met 30 kg stik stof per ha minder worden volstaan dan normaal op deze percelen wordt' gegeven. Heeft de ontsmetting voor 15 september of na 15 november plaatsgehad dan. zal de besparing ca. 20 kg stikstof per ha bedragen. IS

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 18