De teelt van biauw maanzaad IA/E kunnen de laatste jaren weer een toenemen- vv de belangstelling constateren voor de teelt van biauwmaanzaad. Als oorzaken hiervan kunnen worden genoemd: 1. Goede prijs van het zaad. 2. Meer rationele verzorgings- en oogstmethoden. 3. Behoefte aan andere gewassen in het bouwplan i.v.m. vruchtwisselingseisen door wegvalen Ivan gewassen die financieel weinig aantrekkelijk zijn. De oppervlakte biauwmaanzaad in Zeeland geeft het volgende beeld te zien: jaar 1950 1953 1955 1958 1960 1963 1966 1970 oppervl. 1951 118 1047 3527 1197 2 335 331 We zien dat de oppervlakte in de loop van 20 jaren aan sterke schommelingen onderhevig is geweest. De meer of minder grote belangstelling voor deze teelt vindt vooral zijn oorzaak in de prijs. Mogelijk dat in de jaren na 1960 de afnemende arbeidsbezetting op de bedrijven ook van invloed is geweest. Bovendien was tot voor kort de bestrijding van het onkruid met che mische middelen niet mogelijk. De teelt is altijd wat speculatief, zowel teelttechnisch als bedrijfsecono misch. BEDRIJFSECONOMISCHE ASPECTEN IVOOR middel van een saldoberekening is het mo- gelijk het financiële resultaat van dit gewas te vergelijken met andere gewassen die voor opname in het bouwplan in aanmerking komen. Saldo berekening Zaadopbrengst per ha 1200 kg Verkoopprijs 2,per kg netto Bruto geldopbrengst per ha Toegerekende kosten per ha Zaaizaad 2Vz kg Bemesting Spuiten (onkruid en ziektebestr. incl. middel) Machinaal dunnen (bietendunner) Maaidorsen van stam Overige kosten (rente -j- hagel- verzekering) Totaal 50. 160,- 190.- 40,- 160,- 70,— W. JANSE. C.A.R. - Goes Biauwmaanzaad geeft sterk wisselende zaadopbrengsten, vertoont sterk uiteen* lopende prijzen en wordt van jaar tot jaar in een variërende oppervlakte geteeld. 2400 670,— 670,— Saldo/ha 1730,— Dit saldo is in vergelijking met een aantal andere gewassen niet ongunstig. De zaadopbrengst van biauwmaanzaad vertoont vrij grote schommelingen. Bij een zaadopbrengst van 1000 kg wordt het saldo 1330,— en bij 1400 kg ƒ2130,per ha, uitgaande van dezelfde prijs per kg zaad en gelijkblijvende kos ten. GRONDSOORT EN VOORVRUCHT HIT gewas is geschikt voor verbouw op de goede klei- en zavelgronden. Op slempige gronden is de kans op een minder goede opkomst aanzienlijk groter. Een goede structuur is van groot belang. Daarom komt mindere kwaliteit bouwland niet in aanmerking. Daarnaast is het vanzelfsprekend dat bijvoorbeeld kapotgereden bietenland ook niet ge schikt is. Er bestaat geen uitgesproken voorkeur voor een bepaalde voorvrucht. Het land mag niet „ver vuild" zijn. Een voorvrucht die „schoon land" nalaat is wel van belang. Na bepaalde gewassen is de kans op thripsaantasting groter dan na aardappelen en bieten. GRONDBEWERKING, ZAAIZAAD EN ZAAIEN IVE grond bewerking voor het zaaien dient zoals "voor vlas, uien en bieten oppervlakkig te zijn. Vlakgeploegd land is gewenst om een gelijkma tig zaaibed te krijgen. Biauwmaanzaad is fijn zaad en voor een goede opkomst is een fijnkruimelig zaai bed met een vaste t>odem een eerste vereiste. Eén kilogram zaaizaad per ha zou al voldoende zijn. Die hoeveelheid is echter met veel zaaimaehines moeilijk te verdelen, zodat gerekend wordt op 2 a 3 kg per ha. Bij menging met dood zaad of een andere vulstof zou met 1 kg goed zaad kunnen worden volstaan, af hankelijk van de kwaliteit van het zaaibed. Gezaaid kan worden op een rijenafstand van 3040 cm. De zaaitijd is half maart tot half april. De vroegheid van de grond speelt hierbij een grote rol. In 1970 werden van eind aprilbegin mei gezaaide percelen goede opbrengsten verkregen. Biauwmaanzaad is wat opkomst betreft bijzonder gevoelig voor verslemping van de grond. Veel regen kort na het zaaien kan funest zijn. Overzaaien is dan soms nodig. RASSEN DE rassenlijst geeft maar van één ras een volledige beschrijving, namelijk Marianne. Er is dus vrij wel geen keuze. Genoemd ras heeft echter wel bewe zen te voldoen aan verschillende eisen die aan dit gewas moeten worden gesteld. Het is een vroeg rij pend, zeer goed opbrengend ras. Vrij kort en stevig stro, soms late bloeiers die laatafrijpende zaaddozen leveren. BEMESTING DE kali- en fosfaatbehoefte is niet hoog en kan ge lijk aan granen worden gesteld. De stikstofbe mesting is 500 kg kas/ha, 'afhankelijk van kwali teit grond en voorvrucht. De indruk bestaat dat een late stikstofgift in de vorm van kalksalpeter, 7 dagen voor begin bloei, een gunstige invloed heeft op de zaadopbrengst. VERZORGING DEZE bestaat naast onkruid- en ziektebestrijding uit het dunnen om het gewenste plantenaantal te verkrijgen. Met het middel Asulox werden bij de onkruidbestrijding goede resultaten bereikt. Dit mid del kan zowel direct na het zaaien als 10 dagen na opkomst worden aangewend tegen ll/z liter/ha. Op lichte tot zeer lichte grond tegen 6V2 liter/ha. Op proeven is gebleken dat de kans op opbrengstderving bij een bespuiting kort na het zaaien groter is dan bij bespuiting 10 dagen na opkomst. De ervaringen tot op heden met Asulox opgedaan wijzen erop dat meidesoorten niet bestreden worden, terwijl zwarte nachtschade en herderstasje vooral niet te groot mo gen zijn. Daar waar veel melde-achtigen zoals ganze- voeten voorkomen mag men dus niet te hoge ver wachtingen hebben van een chemische bestrijding met Asulox. Indien er veel onkruid in het gewas voorkomt, zal een mechanische bestrijding of verwij deren van het onkruid in handwerk nodig zijn, zeker als men van plan is het gewas van stam te oogsten. De standdichtheid van biauwmaanzaad wordt wel uitgedrukt in het aantal planten per m-. Vroegere publikaties geven 3040 planten/m- aan. Volgens enkele oriënterende proeven en praktijkervaringen is de indruk verkregen dat voor het ras Marianne, dat nogal „fijn" groeit 6080 planten/m- het gun stigst is. Om dit te bereiken zouden er bij een rijen afstand van 40 cm ongeveer 2530 planten per m' moeten staan. Bij een rijenafstand van 20 cm, 12-15 plantén per m'. Uit het oogpunt van een goede ver deling en een sneller „dicht groeien" van het gewas lijkt een nauwere rijenafstand 20 cm) wel aan trekkelijker dan 40 cm. Het dunnen met een bieten- dunmachine zal dan waarschijnlijk minder goed uit voerbaar zijn. Hiermee zijn tot nu toe geen ervarin gen opgedaan. Het inschakelen van de bietendunma- chine om te komen tot het gewenste aantal planten is wel één van de beste methoden. Bij een volle stand is het ook wel mogelijk om met een schoffelmachine dwars op de rijen te dunnen. DLAUWMAANZAAD wordt dikwijls gebruikt voor dekvrucht. Bij gebruik van Asulox is onder teelt van klaver en veldbeemd niet mogelijk. Bij een bespuiting kort na het zaaien blijkt het telen van karwij en roodzwenk wel mogelijk te zijn, mits deze dan na opkomst van het biauwmaanzaad gezaaid worden. Tegen de tijd dat het gewas boven komt is geregel de controle op het vóórkomen van vroege akker- thrips noodzakelijk. De indruk bestaat dat het gewas al beschadigd wordt voordat het boven staat. Een sterk door de thrips beschadigd gewas komt slecht aan de groei. Dit speelt vooral indien de grond ook nog verslempt is. Tijdig spuiten met 1.6 liter Para- thion 25 rJ is dan noodzakelijk: vooral bij schraal weer veel water gebruiken. Ook de zwarte bonenluis kan veel schade veroor zaken. Een tijdige bestrijding met een systemisch middel is daarom aan te bevelen. De verdorringsziekte wordt veroorzaakt door oen schimmel die zowel kiemplanten als andere planten kan aantasten. De aantasting van kiemplanten is tegen te gaan door het zaaizaad te ontsmetten met thiram tegen 6 gram/kg zaad. OOGSTEN HE oogsttijd valt meestal in de tweede helft van augustus. Door de schaarste aan arbeid wordt gezocht naar een eenvoudige oogstmethodc. Dit is het oogsten van stam met de maaidorser. Verschillende telers passen deze methode al enkele jaren met suc ces toe. Het gewas dient op stam te blijven staan tot het zaad voldoende rijp is. Dit brengt wel wat meer risico mee bij ongunstig weer. De goede stevigheid van het ras Marianne maakt dat een dergelijke oogst- methode wel verantwoord is. Verder is het van belang dat het gewas geen hoog opgroeiend onkruid bevat Vooral bessen van zwarte nachtschade kunnen het zaad sterk verontreinigen. Gewaakt moet worden tegen dorsbeschadiging. Kleurbederf en olieverlies zijn daarvan het gevolg, daarnaast wordt het zaad ranzig Na het maaidorsen moet het zaad. indien nodig, zo snel mogelijk geschoond en gedroogd worden. Broei moet ten alle tijde worden voorkomen, daar dit kwaliteitsverlies tot gevolg heeft. Ook bij verdere bewaring dient achteruitgang van de kwaliteit zoveel mogelijk beperkt te worden. Daarom is opslag in een droge en goed geventileerde ruimte nodig. Volgens de keuringsnormen mag het maximale vochtgehalte 11 9r bedragen. OPBRENGST UOOR de saldobegroting is uitgegaan van een op- brengst van 1200 kg zaad per ha. Dit is echter een gemiddelde, want de opbrengst loopt uiteen van 700—2200 kg/ha. De weersomstandigheden tijdens de bloeiperiode zijn van groot belang op de zaadopbrengst. Gunstig zijn droog, redelijk warm en zonnig weer. De laatste twee jaren waren de weersomstandigheden tijdens de bloeiperiode gunstig. DE VOORJAARSBEMESTING staat zo voor de deur. Een vroege fosfaatbemesting bevordert de wor telontwikkeling. Met de kaligift dient men voorzich tig te zijn op die percelen die voor beweiding bestemd zijn en dient terdege rekening te worden gehouden met de kali uit stal- en drijfmest. Denk ook om de magnesiumbemesting van zandgrasland. Een goede gift is 200300 kg kieseriet per ha. EEN VROEGE STIKSTOFBEMESTING op graszaad voor zaadwinning heeft het vordeel dat het gewas van het vroege begin af door kan groeien, hetgeen leidt tot een hogere zaadopbrengst. Vooral bij rood zwenk- en veldbeemdgras is een vroege aanwending van belang. Elke kans die u van nu af aan heeft moet u aangrijpen om de bemesting te geven. ZIJN DE OMSTANDIGHEDEN OM over het land te rijden in de tweede helft van februari gunstig, dan kunt u gerust de bemesting voor aardappelen en bie ten reeds uitstrooien. Vooral op lichte grond, waar ge makkelijk zoutschade optreedt, is dat zeker de moeite waard dit vroeg te doen. Bovendien geeft vroeg strooien een gunstige werkverdeling omdat dan niet alles in de drukke voor jaarsperiode valt. IN EEN AANTAL GEVALLEN is afgelopen herfst geen duistbestrijding in wintertarwe meer uitgevoerd. Komt in hel voorjaar kleine duist voor. die niet groter is dan 2 a 3 blaadjes, dan kan deze nog worden be streden door een bespuiting met Eptapur Speciaal op kleigronden boven 30% afslibbaar of met Gesaran op kleigronden beneden 40 afslibbaar. Naast duist worden ook tweezaadlobbige onkruiden bestreden. EEN TIJDIGE BEMESTING geldt niet alleen voor graszaad, maar bij geschikt weer, gebruik makend van een nachtvorst, kunt u ook reeds de bemesting uit strooien voor wintertarwe, aardappelen en suiker bieten. Uit verschillende proevoi en uit praktijkerva ringen blijkt toch wel dat een zware bemesting vlak voor het poten of zaaien vaak nadelig is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 19