solorave
Langs de melkweg
elk zaad
één kiem
één biet
Goede verzorging
van lammeren
wordt beloond
Onderhoud van de melkmachi
(XXXVII)
r
eenvoud is het kenmerk
van het ware,
ook in de bietenteelt
17
J. ZONDERLAND.
CA.R. - Goes.
||ET verschil tussen het aantal geboren en grootge
brachte lammeren bedraagt op veel schapenhou
derij-bedrijven meer dan 10 De rentabiliteit wordt
hierdoor nadelig beïnvloed.
Een aantal lammeren sterft tijdens de geboorte, een
ander deel sterft na de geboorte of wordt verstoten.
met drielingen of ooien met ontstoken uier of onvoldoen
de melkrijkheid zien we vaak dat enkele lammeren sterk
in groei achterblijven. Het grootbrengen van deze lamme
ren vraagt extra veel tijd. We moeten bij de selectie dan
ook rekening houden met uiergezondheid en melkrijkheid.
Voor de opfok van moederloze lammeren maken een
aantal schapenhouders reeds met sukses gebruik van de
z.g. „lambar". Hiermee is het mogelijk lammeren met
weinig arbeid rendabel op te fokken. Er zijn momenteel
diverse firma's die lambars en kunstmelk voor lammeren
in de handel brengen.
gIJ de kunstmatige opfok van lammeren moeten de
volgende punten in acht worden genomen:
1. De lammeren eerst biest geven.
2. De lammeren zo jong mogelijk aan de kunstspeen
wennen.
3. Kunstmelk nauwkeurig volgens de gebruiksaanwij
zing bereiden.
4. 2 x per dag verse melk verstrekken, hoeveelheid aan
passen aan behoefte.
7. Na de eerste week goed hooi, water en krachtvoer ter
beschikking stellen.
8. Zorgen dat de stal droog, schoon en tochtvrij is.
9. De lammeren kunnen na 56 weken gespeend wor
den en verder met ruw- en krachtvoer opgefokt of
gemest worden.
QE melkproduktie van de ooi daalt reeds na 4 5
weken. De voederbehoefte van de lammeren daar
entegen neemt sterk toe. Zolang er onvoldoende gras be
schikbaar is verdient het aanbeveling de lammeren bij
te voeren en krachtvoer te verstrekken i.p.v. de ooien
extra hard bij te voeren. De lammeren kunnen extra bij
gevoerd worden door gebruik van een lammervoerbak
(zie foto); de oude schapen kunnen niet bij het kracht
voer. Een andere methode is het maken van een opening
in de afrastering waardoor alleen de lammeren in een
aparte ruimte kunnen komen. Ze kunnen dan apart
krachtvoer opnemen of voor de schapen uit geweid wor
den en het beste gras benutten. Door de lammeren extra
bij te voeren kunnen de beste lammeren vroeg afgezet
worden tegen doorgaans de hoogste prijzen. Vooral bij
Door een optimale verzorging kunnen deze verliezen zo
laag mogelijk worden gehouden.
Een fokooi met een gezonde uier en een goede melk
rijkheid kan vlot twee lammeren grootbrengen. Bij ooien
5. Iedere dag de lambar reinigen en ontsmetten, de oudie zware bezetting is het van belang om vroeg af te
melk weggooien. zetten. 'De kosten van het extra krachtvoer voor de lam-
6. De melk mag afkoelen tot de temperatuur van de om- meren worden ruimschoots gecompenseerd door de ho-
geving, doch niet lager dan 810° C. gere opbrengsten.
J. H. LANTINGA
Consulentschap voor de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
Het onderhoud van de melkmachine vraagt dagelijks
de aandacht. Deze machine wordt twee keer per dag ge
bruikt. Een goed functioneren van de installatie is dian
ook onmisbaar. Een nauwgezet onderhoud is een voor
waarde voor een verantwoorde melkwinning.
Het vacuüm-aggregaat. Dit aggregaat moet doelmatig
zijn opgesteld. Een stoffige of vochtige omgeving is niet
geschikt. Stofvrij houden is nodig. Controleer regelmatig
de oliestand van de vacuümpomp. Ververs de olie bij
pompen met standsmering twee keer per jaar (begin
stal- en weidetijd). Gebruik uitsluitend de voorgeschre
ven olie in die juiste hoeveelheid. Open een kraan vóór
het afzetten van de motor. De drukverschillen in de
pomp worden dan weggenomen; de pomp en motor gaan
dan niet terugdraaien. Dit beperkt slijtage.
De capaciteit van motor en pomp moeten in overeen
stemming zijn met het aantal apparaten of melkstellen.
Waar een V-riem zorgt voor overbrenging naar de pomp
mag deze geen slip vertonen. Slip geeft kracht- en
vacuümverlies. Tijdig spannen is nodig.
Door het gebruik treedt in meer of mindere mate slij
tage op aan schoepen of zuigerveren waardoor de capa
citeit van de pomp terugloopt. Het laten doormeten van
de pomp is nuttig. Zonodig kunnen dan daarna voorzie
ningen worden getroffen. Bij melken met een vacuüm
pomp met een te lage capaciteit verloopt de melkwinning
onregelmatig en langzamer.
De regulateur. De klep van de regulateur moet nauw
keurig sluiten. Door slijtage of vervuiling ontstaat lek.
Bij lek daalt de capaciteit. Soms komt het voor dat een
vervuilde klep blijft hangen waardoor het vacuüm te
hoog oploopt. Periodiek schoonmaken van de klep is
nodig. Bij slijtage is aanschaf van een nieuwe regulateur
gewenst. Op sommige regulateurs zit een stofgaasje.
Verstopping van het gaasje belemmert de luchttoevoer;
dit moet worden voorkomen. Bij de veerregulateur moet
er op worden gelet dat de veer een goede spankracht
heeft. Gewichtsregulateurs zijn meer bedrijfszeker. Een
tril vrije opstelling is vereist voor een regelmatig vacuüm.
De vacuümmeter. De meter die de hoogte van het va
cuüm aangeeft berust gewoonlijk op het wijzerprincipe.
Door trillingen of stoten is het mogelijk dat de meter
niet meer goed functioneert en zo een verkeerd vacuüm
aangeeft. Het is daarom gewenst de nauwkeurigheid van
deze meter enkele keren per jaar te laten controleren.
Bij een goed werkende installatie loopt de wijzer bij het
aansluiten van een apparaat niet terug. Een trilvrije op
stelling is gewenst.
De vacuümleiding. Deze leiding is bij de installatie met
apparaten al naar omstandigheden en gebruik in meer of
mindere mate aan vervuiling onderhevig. Minstens één
keer per maand is grondig reinigen nodig. Bij deze reini
ging wordt vanaf de verst verwijderde kraan, gerekend
vanaf de pomp, water opgezogen. Na het ledigen van de
vochtvanger moet opnieuw worden doorgezogen met heet
sodawater en daarna nog eens met zuiver water. Er moet
op worden gelet dat bij het doorzuigen de vochtvanger
maar gedeeltelijk wordt gevuld; er mag geen water in
de pomp terechtkomen.
Na het doorzuigen laat men de gebruikte kraan enige
tijd open staan. Controleer vóór het doorzuigen of de
vochtvanger leeg is. Wanneer, hoe dan ook, melk in de
vacuümleiddng mocht zijn gekomen moet deze direct na
het melken worden doorgespoeld. Bij een leiding met
twee einden moet het doorzuigen van beide kanten ge
beuren. Periodiek reinigen voorkomt verstopping.
Hoekkranen. De kranen moeten minstens één keer per
jaar grondig worden schoongemaakt. Doorsteken met een
borsteltje en bij elke kraan water opzuigen geeft een
goede reiniging. Enkele ogenblikken lucht inlaten, waar
bij de installatie in werking is, heeft een goed effect. De
wrijfvlakken van de kraan, voorzien van een druppel
olie, maakt een soepel gebruik mogelijk. Controleer ook
de kranen op mogelijke lekken.
Aftapkranen met vochtdruppelaars. Aftapkranen moe
ten regelmatig worden geopend voor het laten weglopen
van eventueel aanwezig vocht. Deze kranen of de vocht
druppelaars moeten tijdig worden gereinigd. Vervuilde
druppelaars kunnen blijven vastzitten, terwijl bij een ver
vuilde zitting lek optreedt.
Pulsators. Zuigerpulsators moeten worden gesmeerd,
membraampulsators als regel niet. Het smeren moet ge
beuren met pulsatorolie en volgens de voorschriften van
het betreffende merk. Zuigers en membramen worden op
den duur poreus, dus lek. Zorg voor tijdige vervanging.
Op sommige pulsators zit een stofgaasje. Door dit
gaasje moet de buitenlucht wordlen aangevoerd voor de
persslag. Een vervuild gaasje laat onvoldoende lucht
door. Reinigen met bijvoorbeeld wasbenzine moet tijdig
gebeuren. Controleer regelmatig de openingen in de pul-
sator en verwijder eventueel aanwezig vuil.
Bij verstelbare pulsators is het nuttig deze enige minu
ten met een hoog aantal slagen te laten lopen. Hierdoor
worden eventuele verstoppingen beperkt. Bij alternatieve
pulsators kan de duur van de zuigslag verschillen ver
tonen en veroorzaakt dan onkant melken op de uier
helften. Periodiiek laten controleren van de duur van de
zuigslag is bij deze pulsators geen luxe. Houdt de pul-
sator droog; veeg ze af na het gebruik. Bewaar ze vorst-
vrij.
Melkmachines van het melkleidingtype. Bij deze appa
ratuur is er bovendien een mlelkleiding, waarin aansluit-
kranen voor de melkslang, alsmede een melkopvangge-
deelte. Bij een doelmatige mechanische reiniging wordt
de „melkweg" zuiver gehouden. Bij een goed onderhoud
zijn deze delen uitwendig niet verontreinigd. Voor het
oog is dit aantrekkelijk; speciaal voor het melkopvang-
gedeelte.
Bij dit type is de kans op verontreiniging van de va
cuümleiding veel geringer. Hier komen namelijk geen
melkdampen in de leiding; alleen de pulsatorlucht wordt
afgevoerd.
Tepelvoeringen en slangen. Tepelvoeringen moeten
tijdig worden vervangen. Gebeurt dit niet, dan schaadt
dit de kwaliteit van de melk en de melksnelheid. De ge
bruiksduur varieert normaal van 4 tot 5 maanden. Deze
tijd wordt mede bepaald door de manier van reiniging en
ontsmetting. De gebruiksduur wordt mede bepaald door
een beter of minder doelmatige reiniging. Vernieuw de
melkslangen één keer per jaar.
Een goede verzorging van de apparatuur bespaart kos
ten en geeft voldoening bij het gebruik.