amenwerkingsvorm
Integratie van vier landbouwbedrijven
van 48 ha in de N.O.P.
Samenwerkingsvormen in België en Frankrijk
13
wonden de investeringen beperkt en overmechanisa-
tie voorkomen. Men zou de machinering kunnen zien
als een georganiseerde en betaalde burenhulp.
Hoe werkt de machinering? Na een bezoek aan
Noord West-Duitsland werd in 1966 in de N.O.P. een
machinering opgericht met als juridische vorm de
Coöperatieve Vereniging. De vereniging bezit zelf
geen enkele machine. Individuele boeren, maar ook
combinaties die samenwerken, kunnen lid zijn. Er
zijn thans 90 leden.
IYE bedrijfsleider treedt op als bemiddelaar, In het
voorjaar moeten de leden opgeven, hoeveel en
welke voorjaarswerkzaamheden men wil laten uit
voeren, maar ook welke en hoeveel kapaciteit men
overheeft om bij anderen te werken. In een gezamen
lijke bespreking worden vraag en aanbod van het
werk besproken. Tijdens de werkzaamheden regelt
de bedrijfsleider de uitwisseling van machines en
arbeid. Voor elk seizoen wordt dit herhaald m.b.t. de
daarin voorkomende werkzaamheden. Niet alleen
voor de werkzaamheden met een bepaalde machine
of werktuig, doch ook voor een trekker-uur en het
uurloon van een arbeider. Van belang is, dat het lid
dat werk laat uitvoeren, zijn eigen arbeid en even
tueel eigen materiaal kan inzetten, waardoor het ta
rief uiteraard lager kan zijn.
De bedrijfsleider zorgt voor afrekening van de op
drachten via de Boerenleenbanken. Zes procent van
het bedrag wordt afgedragen aan de machinering. De
e
e
e
tl
k
k
Via de machinering tracht men in de N.O.P. arbeids
krachten en machines zo gunstig mogelijk te
benutten.
:- machinering is een samenwerking in groter verband,
waarbij men volledig zelfstandig blijft,
e Een groot voordeel van de machinering is de va-
n riatie in bedrijven: kleinere en grotere, akkerbouw
en gemengde bedrijven en in grondsoort; lichtere en
zwaardere grond. Dit laatste is uiteraard van belang
voor het aantal werkbare dagen voor de machines.
i- deze vorm van samenwerking staat of valt
met de mate, waarin bereidheid tot overleg
aanwezig is. Men moet rekening houden met de an-
der. Leden van de machinering moeten bereid zijn
n bij collega's te werken. Dat betekent, dat vaak ook
een man mee moet en dat past wel eens minder goed.
De boer moet er aan wennen, dat wat hij altijd zelf
gedaan heeft, nu eens door een ander wordt uitge
voerd.
k De machinering kan de problemen heus niet alleen
oplossen. Er zal samenwerking nodig zijn tussen ma-
is chinering, loonwerkers en wellicht ook de verwer-
kende bedrijven.
T\E heer A. Jansen, landbouwer te Emmeloord,
U vertelde zijn gehoor dat men in 1953 reeds be
gonnen was met samenwerking. Er werd gezamen
lijk een erwtemaaier aangeschaft, waarmee op één
zelfde trekker gemonteerd en door één en dezelfde
man bediend, alle erwten op de deelnemende vier
bedrijven werden gemaaid. Toen werd al besloten
om bij verdere aanschaf van machines dit ook in
gezamenlijk overleg en samenwerking te doen. Dit
heeft plaatsgehad in de periode 19531965. De heer
Jansen verheelde niet, dat het verrekenen nogal eens
problemen gaL
In 1965 heeft men alle aanwezige werktuigen inge
bracht in één inventaris voor de vier deelnemende
bedrijven. Doel was een optimale benutting van de
machines en daardoor besparing van kosten. De kos
tenbesparing t.o.v. eigen mechanisatie bedroeg 10.000
gulden per jaar per bedrijf.
In 1970 is besloten om van de vier samenwerkende
bedrijven één bedrijf te maken. Reeds in 1960 was
men al begonnen over een dergelijke samenwerking
te praten, mede onder invloed van publikaties van de
voorlichtingsdienst. Op 1 mei 1970 werd gestart met
één bedrijf van 190 ha. Het bouwplan voor 1971 gaat
er als volgt uitzien:
48 ha tarwe 36 ha pootaardapp. 28 ha uien
48 ha suikerbieten 12 ha cons, aardapp. 18 ha haver
Naast de vier samenwerkende boeren zijn er nog
zeven medewerkers beschikbaar. De aardappelen
worden niet meer op de eigen bedrijven gesorteerd
maar bij een verwerkend bedrijf in Emmeloord. In
de winterperiode werken ook vier van de zeven me
dewerkers op dit bedrijf. Dit is in onderling overleg
geregeld tot wederzijds genoegen. De drie overige
werknemers werken in de winter hoofdzakelijk aan
onderhoud van de werktuigen. Revisie wordt door
eigen mensen uitgevoerd.
|I\E inleider gaf daarna enige wenken aan zijn ge-
hoor.
Bij samenwerking moet men geleidelijk beginnen.
Men kan dan elkaar beter leren kennen.
Men moet zichzelf niet belangrijker achten dan
zijn collega.
De wil om samenwerken moet er echt wel zijn.
Als men tot een volledige samenvoeging van een aan
tal bedrijven wil komen moet men met de samen
werking toch stap voor stap en machine na machine
verder gaan. Aldus de raad van de heer A. Jansen.
Als deelnemer in de samenwerking is men een
een gedeelte van zijn vrijheid kwijt, dit kan men
als een nadeel aanmerken. Hiertegenover staat
het voordeel dat men wat het bedrijf betreft veel
minder problemen heeft bij ziekte en vakantie.
Veel overleg is nodig, uiterlijk de avond te voren
of eerder, dienen afspraken gemaakt te worden
betreffende de organisatie van het werk voor de
volgende dag.
Ten aanzien van het bouwplan deelde de inleider
nog mee dat er een omschakeling plaats heeft van
de pootaardappel- naar de consumptieaardappel
teelt. Vóór de integratie teelde elk bedrijf 3 ha
consumptieaardappelen. Nu kan er 12 ha op één
bedrijf geteeld worden. Ook de uien worden op
één bedrijf geteeld.
Door deze wijze van produceren kan er ook een
betere en doelmatigere bewaring van de produk-
ten plaatshebben, terwijl ook spreiding van de
verkoop beter toegepast kan worden.
(Zie verder pag. 19)
|VR. ir. L. Martens, verbonden aan de Rijksfacul-
teit der Landbouwwetenschappen te Gent, be
gon zijn inleiding met een korte schets van de hui
dige landbouwproblematiek. De noodzakelijke schaal
vergroting en de vervanging van arbeid door kapitaal
leidt tot een aantal problemen van economische, fi
nanciële en sociale aard die moeilijk door de indivi
duele boer kunnen worden opgevangen. Dit is de
oorzaak van een steeds groter wordende behoefte
aan samenwerking. De thans in België en Frankrijk
voorkomende vormen van samenwerking kunnen in
een drietal categorieën worden ingedeeld:
Samenwerking bij het gebruik van produktiemid-
delen.
Gemeenschappelijke exploitatie van bedrijfstak
ken (partiële fusies).
Volledige fusie van landbouwbedrijven.
Als voorbeelden van de eerste categorie noemde de
heer Martens burenhulp, samenwerking met een
loonwerker en bedrijfsverzorgingsdiensten. Deze laat
ste hebben de afgelopen 5 jaar in België een grote
vlucht genomen. In Vlaanderen zijn er reeds 200.
(Zie verder pag. 19)
In België en Frankrijk kent men naast gezamenlijk
gebruik van produktiemiddelen gemeenschappelijke
exploitatie van bedrijfstakken.
k AN de hand van enkele cijfers toonde de heer
Van de Linde duidelijk aan dat de benutting
van de machines op de loonwerkbedrijven veel hoger
is dan op de landbouwbedrijven. In het volgende
overzicht worden deze cijfers voor de twee groepen
van bedrijven per machine in ha's weergegeven:
maaidorsers
aardappelverzamelrooiers
bietenverzamelrooiers
landbouw
bedrijven
27
8
10
loon
bedrijven
88
40
45
De cijfers geven aan dat er op de landbouwbedrij
ven een duidelijke overmechanisatie aanwezig is, al
hoewel opgemerkt moet worden dat uit concurrentie-
overweging enerzijds en voldoende klantenservice
anderzijds ook de loonbedrijven gedwongen worden
tot overmechanisatie. Dit laatste leidt tot onnodig
duur loonwerk.
iyi. Mansholt, aldus de heer Van de Linde, streeft
om economische «n sociale redenen naar zeer
grote bedrijven. De praktijk gelooft dat de boeren
stand zich liever op het eenmansbedrijf wil handha
ven, dan in dienst te treden bij een ander. Het nood
gedwongen streven naar grotere eenheden leidt tot
samenwerking. Men onderscheidt daarbij: a) samen
werking tussen boeren onderling en b) samenwer
king met de loonwerker.
Als boeren elkaar over en weer helpen wordt het
beoogde doel, een sterke kostenverlaging, niet be
reikt. Men zal verder moeten gaan, veel verder. Dit
vereist de nodige investeringen en het prijsgeven van
het zelfstandig boer zijn. Zelfs de keuze van het
bouwplan moet aangepast worden aan de arbeids-
bezetting en de inventaris.
Samenwerking met een loonwerker heeft deze be
zwaren niet. De loonwerker zelf zit echter ook voor
zeer hoge kosten, met als gevolg een keihard beroep.
Een zeer goed samenspel van boer en loonwerker kan
aanleiding zijn tot beperking van de kosten, hetgeen
de boer. ook ten goede komt. Tot dit goede samenspel
behoort:
goede en tijdige afspraken, zo mogelijk voor meer
dere jaren
zorgen voor grote percelen
pool vorming bij verplichte termijnleveringen van
landbouwprodukten
gezamenlijk dragen van droogkosten van gemaai-
dorste produkten
normalisatie van rijenafstand
brede wendakkers
letten op gewassen van belendende percelen i.v.m.
spuiten.
IL is pool vorming voor bepaalde produkten nog
niet direct realiseerbaar, er zal toch gestreefd
moeten worden, aldus de heer Van de Linde, om ge
leidelijk tot een betere samenwerking te komen. Ook
de regering heeft hiervoor alle belangstelling en zal
dit ongetwijfeld willen bevorderen, zo nodig via het
beschikbaar stellen van subsidies uit het O. en S.-
fonds. Voorbeelden daarvan zijn de mais- en vlas
kernen.
Elke samenwerking tussen boeren onderling bete
kent vermindering van het loonwerk. Neemt deze
vorm sterk toe dan zou de uitholling van het loon
werk wel eens dermate schade aan de nu nog be
staande en goed geoutilleerde loonbedrijven kunnen
veroorzaken, dat verschillende loonwerkers gaan uit
zien naar andere bestaansmogelijkheden. Reeds nu
zien wij dat een aantal loonwerkers, en zeker niet de
slechtste, zich interesseren voor grondverzet, wegen-
en woningbouw en dat zelfs enkele van hen de agra
rische sector geheel de rug hebben toegekeerd. Een
dergelijke ontwikkeling kan funeste gevolgen heb
ben voor die boeren die om reden van erfopvolging,
pacht, etc. moeilijk aan onderlinge samenwerking
kunnen meedoen en daardoor op loonwerk aangewe
zen blijven. Men moet er voor waken het kind niet
met het badwater weg te werpen. Deze dag is belegd
om samen te werken en dan mogen, ja dan moeten,
aldus spreker, alle facetten onder ogen gezien wor
den.