Studiedag SAMENWERKINGSVORMEN te Goes II III i lit"! De machinering als samei Samenwerking boer - loonwerker 12 OPENINGSWOORD I N zijn openingswoord stelde de voorzitter van de Federatie, de heer M. C. J. Kosten, dat we leven in de eeuw van de mechanisatie en de rationalisatie. Wij als werkers in de agrarische bedrijfstak zullen ons hiervan terdege bewust moeten zijn. De aanpak van het werk en de gehele produktie moet de efficiënt mogelijk plaats vinden. Onze maatschappij gaat in hoofdzaak van economische maatstaven uit; voor de on dernemer een keiharde werkelijkheid! Doorde nog steeds toenemende industrialisatie worden nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd, waardoor de vraag naar arbeidskrachten blijft stijgen. Tevens zien we, dat de vervanging van arbeid door kapitaal sterk groeit, ook in de landbouw. Enerzijds is dit mogelijk dank zij de snelie vooruitgang van de techniek, anderzijds is het helaas nodig, omdat de arbeid steeds duurder wordt door sterk stijgen de lonen. Deze ontwikkeling gaat nog steeds verder, wat tot uiting komt in grotere werktuigen. Capaciteit en prijs hiervan zijn in veel gevallen van dien aard, dat exploitatie op het indi viduele bedrijf niet meer rendabel is. Bovendien is de arbeidsbezetting op de bedrijven reeds te klein voor het bemannen van de machines in een bepaalde produktieketen. Zo ontstaan er samenwerkingsvormen, waarvan genoemd kunnen worden: a. met loonwerker b. met collega's (buren) c. met werktuigencoöperaties d. met machinering, etc. Bij de hier genoemde vormen is het hoofdkenmerk, dat iedereen baas blijft op eigen erf. CEN veel verder gaande vorm is de volledige integratie van een aantal bedrijven. Wel- licht biedt die financieel de beste perspectieven. De zelfstandigheid moet hier in meer of mindere mate prijs gegeven worden. Maar is het niet zo dat het begrip zelfstan digheid vandaag de dag op een eenmansbedrijf toch al een betrekkelijke zaak is? Het kan leerzaam en interessant zijn te vernemen, hoe in onze buurlanden over deze zaak wordt gedacht. Tenslotte produceren ook zij binnen de E.E.G., alhoewel de voor waarden op een aantal punten nog wel verschillend zijn. Bij het proces van schaalvergroting in de landbouw zien we een afnemend aantal be- drijfsgenoten. We kunnen deze schaalvergroting echter in alle geledingen van onze maat schappij waarnemen. Het is zaak, dat wij ons als totale agrarische bedrijfstak zo efficiënt mogelijk opstellen, hetgeen een gemeenschappelijke aanpak op alle fronten vraagt. Al leen dan kunnen we met minder mensen meer presteren. De Federatie van de Verenigingen voor Bedrijfs voorlichting Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland, Noord-Beveland, Walcheren en Oost en West Zuid-Beveland organiseerden op vrijdag 29 januari j.l. in samenwerking met het Consulentschap voor de Akkerbouw en Rundveehouderij te Goes een studiedag over „Samenwerkingsvormen". Aan het geen op deze dag door de verschillende sprekers naar voren werd gebracht is door medewerkers van het C.A.R. te Goes in de volgende samenvattingen zo be knopt mogelijk weergegeven. m HET is niet eenvoudig, aldus de heer J. Markusse, Econ. Soc. Voorlichter van de ZLM, een schets te geven van de te verwachten structuur van de land bouwbedrijven, vooral niet na de vele uitspraken die de laatste tijd zijn gedaan. Bij vele van deze uitspra ken is de realiteit zoek, omdat ze niet in een korte periode zijn te verwezenlijken. Toch zijn er ontwik kelingen aan de gang, waarvoor wij onze ogen niet mogen sluiten. Het Nationaal planbureau verwacht tot 1975 een loonstijging van gemiddeld 8% per jaar. Dit is ge lijkaan de stijging van de periode 19581970. Dit betekent, dat een werknemer die nu f 16.000, kost, in 1975 f 25.000,zal kosten. Het inkomen van een zelfstandige ondernemer zal daarop ook af gestemd dienen te worden. Deze prognose moet iedere ondernemer, maar ook de regering en de kamerleden, tot nadenken stemmen. In verband met de loonontwikkelingen en de kos tenstijgingen zal de groei van de bedrijven bevor derd moeten worden. Dit kan door oppervlaktever groting en door intensivering. IN 1968 waren er in ons land 165.000 bedrijven, waarvan het bedrijfshoofd land- of tuinbouwer was. Mei 1969 waren er 7400 of 4% bedrijven min der. In dat jaar kwam 25.000 a 30.000 ha vrij, dit is 1 van de oppervlakte cultuurgrond. Van deze oppervlakte werd ruim 10 aan de landbouw ont trokken. De gemiddelde bedrijfsvergroting in ge noemd jaar is dus per bedrijf Vr,-ha geweest. Natuur lijk zal de mogelijkheid voor de individuele bedrijven blijven, maar of dit nu de oplossing zal bieden voor de structuur van de gehele landbouw, is zeer de vraag. In de achter ons liggende jaren is het pachtareaal, exclusief de IJsselmeerpolder, teruggelopen. De las ten die op de grond drukken en de betrekkelijk lage pachtopbrengsten voor de verpachter, zijn de oorzaken van deze achteruitgang. Dit heeft tot gevolg, dat be drijfsvergroting vrijwel alleen met gekochte grond mogelijk zal zijn. Verschillende bedrijven hebben het om hun inko men te verhogen gezocht in een niet aan de grond gebonden produktietak. Wij zullen er echter reke ning mee dienen te houden, dat een explosieve uit breiding van de produktie marktverstorend kan wer ken. Evenals bij de intensieve gewassen moet pro- duktie-uitbreiding op de vraag afgestemd zijn! UOOR alle produktietakken geldt dat de eenheden die nu nog net groot genoeg zijn in de eerst vol gende jaren naar grotere eenheden uit zullen moeten groeien. Alleen de ondernemer die deze ontwikke ling vóór kan blijven, zal zich kunnen handhaven. In de achter ons liggende 10 jaar zijn de kosten op onze bedrijven met 50 en de opbrengsten met 35 gestegen. De sterkere stijging van de kosten zal op een aantal bedrijven af te remmen zijn door een be tere benutting van machines en trekkers. Een goede verkaveling werkt kostenverlagend. In de naaste toe komst zal men voor de grote machines goed ver kavelde grote percelen nodig hebben. Ruilverkave ling en vrijwillige ruiling van grond dient waar no-' dig en mogelijk uitgevoerd te worden. De prognose van het Nat. Planbureau dat tot 1975 jaarlijks een loonstijging van gemiddeld 8V6 per jaar verwacht kan worden, moet iedere ondernemer maar ook de regering en kamerleden tot nadenken stemmen AOK de machines worden steeds groter. Wie dacht er enige jaren terug aan maaidorsers van 20 voet, aan vierrijige aardappelrooiers en aan zesrijige bietenrooiers? Het zou wel een wonder zijn wanneer er in 1971 aan de vooruitgang in technisch opzicht een eind zou komen. Men zal het werk individueel arbeidsorganisatorisch niet meer rond kunnen zetten. Een vergroting van de nu levensvatbare bedrijven door samenwerking met machines en arbeid en kapi taal zal wellicht een oplossing zijn voor de eerstvol gende jaren. Samenwerkingsvormen zullen echter geen oplossing bieden voor bedrijven die reeds nu niet levensvatbaar meer zijn. IVX>R A. P. Th. Willems, bedrijfstakdeskundige "v akkerbouw te Emmeloord, werd de machinering als samenwerkingsvorm belicht. De machines en de kapaciteiten daarvan worden zo groot, dat de indivi duele boer ze als het ware niet meer kan aanschaf fen. In een gebied als de IJsselmeerpolders doet deze problematiek zich nog sterker gelden dan elders. Im mers op goed ontwaterde en ideaal verkavelde be drijven kan de mechanisatie technisch goed worden toegepast. In de bedrijfsgroottestructuur verandert echter weinig. Voor een goede benutting van de machines zal in de komende jaren meer samenwerking noodzakelijk zijn. Dit geldt ook voor het rondzetten van het werk op het individuele bedrijf. In de N.O.P. is de arbeids bezetting de laatste 5 jaar met 350 vaste arbeids krachten gedaald. De verwachting is, dat de arbeids lonen veel sterker zullen stijgen dan de overige pro- duktiefactoren. De vraag is dan ook: „Hoe kunnen we als gezamenlijke landbouw in een bepaald gebied een zo efficiënt mogelijke benutting krijgen van ar beid en machines?" De machinering is een vorm van samenwerking, die in West-Duitsland in 1958 tot ontwikkeling is ge bracht en daar een grote uitbreiding heeft gekregen. De ontwikkeling daarvan is in Duitsland door de overheid gestimuleerd. Het doel, de bevordering van de mechanisatie en de mogelijkheden voor de klei nere bedrijven mee te kunnen profiteren van de technische vooruitgang in de landbouw. WAT is een machinering? Het principe van de ma- chinering is te vergelijken met die, welke in dertijd door Raiffeisen als grondslag diende voor de Boerenleenbanken. De machinering is een bemidde lend orgaan. De leden van de ring moeten bereid zijn met machines bij collega-leden te werken of omge keerd werk door collega's te laten uitvoeren. Hier voor worden tarieven vastgesteld. Het doel van een machinering is een gezamenlijk en gericht mechanisatiebeleid te voeren en daardoor te bereiken, dat de mechanisatie zo goed mogelijk is afgestemd op de werkelijke behoefte. Op deze wijze MET de intrede van de mechanisatie in de land- bouw, zo stelde de héér W. van de Linde, secre taris BOVAL afdeling Zeeland, ontstond een nieuw beroep, namelijk dat van loonwerker. Dit begon bij de paardebinders en steeg naarmate de mechanisatie toenam. Niet in aantal, maar wel in omvang van deze loonbedrijven. Nieuwe ontwikkelingen waren vaak te danken aan de ervaringen die deze bedrijven op deden. De sterke toename van het loonwerk had voor de boer de volgende voordelen: geen hoge investeringen vluggere vernieuwing van de machines geen uitbreiding van de gebouwen voor werktui genberging. Volstaan kon worden met een werk plaats en eenvoudig gereedschap voor de basis inventaris deskundige uitvoering van werkzaamheden (o.a. spuiten) en geen zorg omtrent giftige middelen grotere beperking van betaald personeel volledige vrijheid van bedrijfskeuze en bedrijfs plan. Door de betere benutting van de machines komt de loonwerker vlugger aan vernieuwing van zijn inven taris toe.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 12