Nieuw fosfaatadvies Tijdstip voorjaarsbemesting KORTE WENKEN 11 J. KODDE, CAJR. - Goes MET ingang van 1 september 1970 heeft het Bedrijf slaboratorium te Oosterbeek een nieuwe onderzoekmethode ingevoerd voor de advisering van de fosfaat bemesting op kleigronden. Sinds 1958 heeft men voor bouwland en grasland gewerkt met het P-AL-getal. Bij de P-AiL-methode werd döor middel van een zwak zuur de voorraad) vrij gemakkelijk opneembaar fosfaat bepaald, die geleidelijk ter beschikking komt voor het gewas. Bij de nieuw ingevoerde methode gebruikt men water als extraktiemiddel. Vandaar de benaming Pw(water)-getal. Met het Pw-getal bepaalt men het direkt voor de plant opneembaar deel van het bodemfosfaat. Uit proefnemingen is gebleken, dat deze Pw-methode op bouwland een betere maatstaf is voor de fosfaatbehoefte van de plant dan het vroegere P-AL-getal. Voor graslandi blijft de P-AL-methode gehandhaafd. yOORAL op de kalkrijke kleigronden zal deze verandering tot gevolg hebben, dat een hogere fosfaatbemesting wordt geadviseerd dan in het verleden. Ook een 4-tal in 1970 in Zeeland genomen fosfaatproeven op aardappelen wezen in deze rich ting. Deze proeven zijn uitgevoerd door het Proefstation voor de Akkerbouw. De tabellen 1 en 2 geven een korte samenvatting van de resultaten. In het voorjaar van 1970 zijn hier zowel de P,AL- als de Pw-getallen bepaald. Tabel I Proef nr. pH-KCL CaCOs afslibbaar P-AL Pw-getal 1 7,38 9,7 29,2 27 10 2 7,29 11,0 37,7 31 7 3 7,42 8,4 30,0 37 15 4 7,32 1,8 23,0 25 25 Tabel II Proef nr. adviesgift volgens P-AL in kg P20s/ha adviesgift volgens Pw in kg P205/ha economisch optimale gift in kg P205/ha 1 110 200 200 2 90 200 480 3 90 160 140 4 110 120 140 De in tabel II genoemde economische optimale gift geeft aan tot welk niveau de kosten van het fosfaat nog door een meeropbrengst van het gewas werden vergoed. Op proef nr. 4 (een grond met 1,8 CaC03, is er geen verschil van betekenis tussen het advies volgens P-AL en dat volgens Pw. Op de andere 3 (kalkrijke) gronden heeft het Pw-getal een belangrijk hoger fosfaatadvies tot gevolg. Een verhoging die echter door een meeropbrengst van het gewas wordt terugbetaald. MAAST de bepalingsmethodiek is ook het adviesschema iets aangepast. Het oude advies gaf de gemiddeld gewenste fosfaathoeveelheid aan. Speciaal bij gewas sen met een hoge bruto-geldopbrengst per ha, zoals aardappelen, uien en bieten be tekenen enkele procenten opbrengstverlaging al een flink bedirag. Vandaar dat de adviezen voor deze „duurdere" gewassen iets zijn verhoogd om de opbrengst veilig te stellen. Het is niet mogelijk om de P-AL-cijfers van vroegere grondmonsters om te rekenen tot het nieuwe Pw-getal. 'Daarvoor zijn de variaties naar grondsoort e.d. te groot. Als zeer globale richtlijn kunnen we stellen dat op gronden met meer dan 2 koolzure kalk de bemesting van de gewassen uit de adviesgroepen 1 en 2 (dat zijn o.a. aardappelen, uien en bieten) 50 kg P2O5 per ha hoger komt dan de voorheen gead viseerde gift. Een verhoging, die gemiddeld ruimschoots door een meeropbrengst van de gewas sen zal worden vergoed. Voor de overige gewassen en de kalkarme gronden zullen deze veranderingen de hoogte van de geadviseerde giften niet ingrijpend wijzigen. K. MALCORPS, C.A.R. Goes Op middelzware kalkrijke gronden met een gering uitspoelingsgevaar verdient het aanbeveling de kunst mest een maand voor het zaaien of poten uit te strooien. Vooral voor bieten na half februari elke kans benutten om de kunstmest te ge ven. Voor bieten is deze vroege aanwending waarschijnlijk nog ze ker zo belangrijk als voor winter tarwe. Mocht het land vanwege de weersomstandigheden zo vroeg niet te berijden zijn dan de meststof toch over de ruwe ploegvoor toe dienen. In elk geval niet na de laat ste grondbewerking. Inwerken ver betert de opneembaarheid en ver laagt de kans op zoutschade. |VE ontwikkeling van de mengmeststoffen heeft tot gevolg gehad dat bepaalde meststoffen op andere tijdstippen worden aangewend dan vroeger het geval was. Toen strooide men meest enkelvoudige meststof fen rond de zaai- en planttijd. Daarna kwam er een periode waarin men de fosfaat- en kali-bemesting in het najaar gaf en de stikstof in het voorjaar. De laatste 10 jaar met de moderne mengmeststoffen wordt alles kort voor of bij de zaai gegeven. Nu blijkt echter dat dit ook bezwaren heeft. Vooral geldt dit voor de grote hoeveelheden die aangewend worden voor aardappe len, uien en bieten. De zoutconcentratie kan n.l. in de bovenste centi meter zo hoog oplopen dat groeiremming Optreedt. Bovendien wordt deze groeiremming nog versterkt door het gebruik van de bodemherbiciden. Verder is gebleken dat vooral 'het fosfaat dat vlak voor het zaaien of poten wordt gegeven meestal moeilijk op neembaar is voor jonge planten. am nader over het tijdstip van de voorjaarsaan wending geïnformeerd te zijn heeft men in Zee land een 3-jarig onderzoek uitgevoerd naar het meest juiste tijdstip van de voorjaarsbemesting. Van de zes aangelegde proeven lagen er 3 op dezelfde grondsoort te Zuidzande in Zw.-Vlaanderen. De reacties tussen de diverse objecten waren op deze vrij zware kalk rijke grond (slib 42 CaCO:t 12 P.A.L. 45-54) het groctst. De resultaten van deze objecten op het gewas suikerbieten, willen wij nader toelichten. Vergeleken werd o.a. Ie. alle N.P.K. vroeg aangewend d.w.z. 35 weken voor de zaai. 2e. alle N.P.K. bij de zaai 3e. alle P en K en N bij de zaai -F N bij het „opeenzetten". Dit laatste object komt in de praktijk ook vrij veel voor. Uit de opbr engste ij fers en ook uit de groeiverschil- len per object bleek dat niet de factor zoutschade, maar de ooneembaarheid van de meststoffen hier de voornaamste rol speelt. Vooral het fosfaat bleek in het geding te zijn. De bij de zaai toegediende mest stoffen kwamen onvoldoende ter beschikking yan de jonge kiemplant, ondanks het feit dat er na de zaai vrij veel neerslag viel. Vooral in het jeugdstadium van de plant geven de diverse aanwendingstijden grote groeiverschillen te zien. Uit een nader onderzoek in 1970 op een apart proefveld kwam ondermeer duide lijk naar voren dat de minder goede beschikbaarheid van bij het zaaien aangewend fosfaat de oorzaak was. §YE verschillende aanwendingstijden van het fos- faat gaven de volgende opbrengstcijfers. 170 N 60 P2O5 60 K2O vroeg aangewend 54130 kg/ha suikergehalte 15,6 170 N +60 K2O vroeg aangewend 60 P2O5, bij de zaai aangewend 50000 kg/ha suikergehalte 15,6 De resultaten van gemiddeld 3 jaarproeven uitge drukt in kg suiker/ha zijn als volgt: N trappen 133 180 220 alle NPK vroegaangewend alle NPK bij de zaai alle P K V2 N bij zaai N bij het opéénzetten 8709 9609 9339 8266 8227 8281 8313 8236 8736 Uit de proeven blijkt ook een bepaald stikstofeffect. Vergelijken we de verschillende N-hoeveelheden op de bieten dan valt direct op dat het effect van de hoge N-gift, wanneer deze vlak bij de zaai wordt gegeven, zeer gering is geweest. Alleen bij vroeg uit strooien is een behoorlijke N-gift rendabel geweest. De 220 N-gift bleek het wederom niet te halen, wat ook reeds lang bekend is. Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij, Zevenbergen DE LAATSTE TIJD worden meer geïmporteerde meststoffen aangeboden in een samenstelling die hier niet bekend is. Zo zijn er meststoffen waarin de stik stof voor een groot deel voorkomt als TJreum. Ureum wordt eerst omgezet in Ammoniak en daarna in Ni traat stikstof. De werking van een Ureummeststof is wisselend en het effect iets lager dan de stikstof uit Kalkammon- of Kalksalpeter. OM STRAKS VOOR FIJNE zaden een goed zaaibed te kunnen maken moet ongelijk geploegd land zo spoedig mogelijk worden gelijk getrokken. Dit egali seren kan het best gebeuren met een cultivator over bevroren grond. Om hierbij struktuurbederf tegen te gaan moet de grond voldoende droog zijn. Lichte zavel verdraagt deze bewerking niet omdat het land lang nat blijft en gemakkelijk gaat slempen. VAKANTIE IS WEL GOED maar te lang niets doen kan nadelig zijn. Er is ook nog werk genoeg, want op veel bedrijven moet er nog veel aan het machinepark gebeuren. Controleer van elke machine de belang rijkste onderdelen en vervang deze als ze zijn ver sleten. Zet alle machines, wagens en werktuigen start klaar, dus alles goed doorsmeren, olie verversen, mes sen en scharen slijpen enz. OP EEN AANTAL AKKERBOUWBEDRIJVEN zijn de fosfaat- en kalicijfers aan de lange kant en is een hoge bemesting, vooral voor aardappelen en uien nodig. Bij een Pw-getal van 11-20 moet op klei- en zandgrond 160180 kg P^Or, per ha worden gegeven. Bij een kali-getal van 11-13 geldt voor normale klei gronden een bemesting van 330 kg zuivere kali per ha. HET IS NU HOOG TIJD uw pootaardappelen in de bewaarplaats te controleren- op het voorkomen van een topspruit. Een topspruit houdt de ontwikkeling van andere kiemen tegen en geeft in het veld één- stengelige planten. Spruit zo nodig de kiemen af, houdt het pootgoed zo lang mogelijk koud en tracht daarna de ogen gelijktijdig tot kieming te krijgen. VOOR BEDRIJVEN DIE elk ja.ar meer don 20 ton los hooi winnen, heeft de aanleg van hooiventilatie grote voordelen. Er kan vroeger met maaien worden begonnen en de veldperiode met enkele dagen worden ingekort en broei wordt voorkomen. De verliezen wor den op deze manier tot een minimum beperkt. ANDERE VOORDELEN van hooiventilatie is dat door het vroege maaien men eerder ovej goed nagras beschikt voor het melkvee. Ook wordt het maaien over een langere termijn verdeeld waardoor de ar- beidspiek kleiner wordt. KOPZIEKTE EN KIESERIET Nog niet zo lang geleden vernamen wij van grasland- specialisten, dat kopziekte bij melkvee nu ook in Zwit serland voorkomt. Wie had dat ooit kunnen denken? Weidegronden zo rijk aan kruiden, die leveren toch mag nesium genoeg? Maar ja, graslandintensivering brengt voordeel. En dat meer stikstof meer gras dus ook meer melk oplevert, is even goedi bekend als hier. De enkele nadelen die inten sivering meebrengt, het wegvallen van de kruiden bij voorbeeld, neemt men er op de koop toe. De Zwitserse boer raden, als het gras minder magne sium bevat, de specialisten aan de graslandbemesting aan te vullen met kieseriet, een natuurlijk magnesium sulfaat, dat ook in ons land een bekende meststof is. Een algemeen advies er voor luidt: dat op kopziektege- vaarlijke grond een onderhoud&bemesting met 300 h 400 kg/ha wenselijk is. Een en ander vroeg in het voorjaar uit te strooien. Een raadgeving die voor de niet te zware graslandgrond de voorlichtingsdienst in ons land kan onderschrijven. ALS U IN HET VOORJAAR nog grasland wilt in zaaien, probeer dit dan zo vroeg mogelijk te doen. De slagingskans is dom het grootst en de opbrengst is hoger in het eerste jaar. Bedenk echter wel dat een goed zaaibed een eerste vereiste is voor een goede aanslag.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 11