Langs de melkweg CEbetu suikerbieten Voederwinningsplan 1971 (XXXVI) Van veraf naar dichtbij 13 J. BOGERS, Consulentschap Rundveehouderij en Akkerbouw - Tilburg. De opbrengsten van het grasland en voedergewassen hebben grote invloed op het inkomen. Het is nu de tijd om na te gaan hoeveel ruw- voer van eigen bedrijf gewonnen kan worden en hoeveel eventueel aangekocht moet worden. De veebezetting per ha grasland wordt op verschillende bedrijven vrij dicht, zodat op deze bedrijven te weinig ruwvoer van eigen be drijf gewonnen kan worden. Door nu vast te stellen hoeveel ruwvoer men tekort zal komen voor de volgende stalperiode, kan men tijdig maatregelen nemen, zodat men geen te duur ruwvoer behoeft aan te kopen. HET GRASLAND De opbrengst van het grasland wordt door de stik stof gunstig beïnvloed, zodat men hiermee niet te zuinig moet zijn. Richtlijn voor de stikstofbemesting in het voorjaar is: Voor beweiden 400500 kg Kas per ha, volgende snede 300400 kg Voor maaien 500600 kg Kas per ha, volgende snede 500 kg Pas ingezaaide percelen geeft men een lagere stik stofbemesting, in verband met het gevaar voor ni traatvergiftiging. Bij een bemesting van 15 m-5 drijf - mest in het voorjaar en zomer kan van bovenstaande giften 100 kg Kas afgetrokken worden. De bemesting kan aanvangen rond 15 maart wanneer de grond en de weersomstandigheden dit toelaten. Wordt de stik stof in het voorjaar vrij laat verstrekt dan de giften voor beweiding iets verlagen. Bij deze stikstofgiften kan van de eerste shede reeds vrij veel gemaaid wor den. HET GEBRUIK VAN HET GRASLAND Een goed gebruik van het grasland geeft hoge op brengsten, terwijl een slecht gebruik lage opbreng sten geeft. Het graslandgebruik moet aangepast wor den aan de hoogte van de stikstofgift. Bij hogere stik stofgiften groeit het gras sneller, daarom moet ook vroeger ingeschaard worden en gemaaid worden. Het vee inscharen bij 'n lengte van het gras van 12-15 cm en maaien van de eerste snede voor het doorschieten tot voor de bloei. Latere sneden maaien voor het gras gaat legeren. Beweiding van te lang gras geeft verlaging van de melkproduktie. Bovendien gaat veel gras verloren door vertrappen, terwijl de nagroei van het gras slecht is en de zode in kwaliteit achteruit gaat. Ook te laat maaien geeft een slechte nagroei en een slech te zode en lagere kwaliteit ruwvoer. Aan het maaien van het grasland moet de nodige aandacht besteed worden. In het verleden is veel grasland vernield door te kort maaien. DE HOEVEELHEID WINTERVOER VAN HET GRASLAND De hoeveelheid wintervoer die gewonnen kan wor den van het grasland is afhankelijk van de veebezet ting, beweidingsmethode, bijvoeren en de hoogte van de stikstofgift. Bij een stikstofgift van 1.600 kg Kas per ha plus de stikstof uit organische bemesting, kan onder normale omstandigheden en goed grasland, het onderstaande percentage gemaaid worden voor win tervoer. Op een bedrijf met varkens of kippen kan minder Kas per ha gestrooid worden. Veebezetting Beweidingsmethode per ha Dag en nacht buiten 's Nachts op stal Aantal stuks bijvoeren grootvee weinig bijvoeren 2 kg krachtvoer 2.2 130 2.5 110 150 2.8 90 120 3.1 60 100 Bedrijven die de koeien 's nachts opstallen en bij voeren, besparen gras, bovendien is de opbrengst van het grasland hoger. Het gras wordt minder be vuild en vertrapt. Wanneer de koeien dag en nacht in het gras lopen en bijgevoerd worden, geeft dit minder besparing aan gras dan bij 's nachts opstal len, zodat hierbij minder gemaaid kan worden. Bij 2.2. stuks grootvee per ha behoeft men voor een betere voederwinning de koeien 's nachts niet op te stallen, omdat hier reeds voldoende ruwvoer gewon nen kan worden. BENODIGDE HOEVEELHEID RUWVOER VAN HET BOUWLAND OF AANKOOP Het percentage dat gemaaid kan worden van het grasland wordt sterk beïnvloed door de veebezetting per ha en door de beschikbare hoeveelheid winter voer zoals uit onderstaande tabel blijkt. De behoefte per stuks groot vee voor 10 kg droge stof en een produktie van 8 kg melk is uitgedrukt in oppervlakte snijmais die nodig is per ha beschik baar grasland. Veebezetting Beweidingsmethode per ha Dag en nacht buiten 's Nachts op stal stuks weinig bijvoeren grootvee bijvoeren 2 kg krachtvoer 2.2 voldoende voldoende 2.5 10 are snijmais voldoende 2.8 20 are snijmais 10 are snijmais 3.1 31 are snijmais 20 are snijmais Op beregeningsbedrijven is de opbrengst van het grasland hoger, en de behoefte aan ruwvoer van het bouwland lager, terwijl op bedrijven met droogtege- voelige grond, meer ruwvoer van het bouwland ge wonnen of aangekocht moet worden. Bedrijven die de koeien op stal houden en vers gras voeren en 2Vz kg krachtvoer bijvoeren, kunnen bij een veebe zetting van 2.8 stuks grootvee per ha voldoende ruw voer voor de winter van het grasland winnen. Bij deze methode zijn de verliezen lager dan bij bewei- ding. De snijmais kan ook geheel of gedeeltelijk vervan gen worden door andere voedermiddelen: uitgaande van de droge stof en de zetmeelwaarde 1.00 ha snijmais door 3.00 ha stoppelknollen; 1.00 ha snijmais door 2.00 ha suikerbieteloof vers; 1.00 ha snijmais door 3.50 ha suikerbieteloof kuil; 1.00 ha snijmais door 1.00 ha aardappelen; 1.00 ha snijmais door 0.80 ha voederbieten; 1.00 ha snijmais door 10.500 kg droge pulp; 1.00 ha snijmais door 80.000 kg erwtenloof; 1.00 ha snijmais door 18.000 kg hooi (2.5 ton droge stof meer) VOORBEELD VAN BEREKENEN Een bedrijf met 15.00 ha grasland met een veebe zetting van 2.8 stuks grootvee per ha en de koeien 's nachts op stal zal 1.50 ha snijmais moeten verbou wen om te komen tot 10 kg droge stof in het rantsoen, of: 1.00 ha stoppelknollen 1.17 ha snijmais; of: 1.00 ha suikerbieteloofkuil 1.22 ha snijmais. Op gemengde bedrijven kan meestal wel aan boven gestelde eisen voldaan worden, zódat hier de proble men voor de voederwinning niet groot zijn. Een goed gewas snijmais brengt per ha 3540 meer zet- meelwaarde op dan grasland, zodat het voor bepaal de bedrijven aantrekkelijk kan zijn om een gedeelte van het grasland te vervangen door snijmais. VOEDERWINNING DOOR DERDEN Weidebedrijven met een zware veebezetting per ha, zullen ruwvoer moeten aankopen van andere bedrij ven in de vorm van suikerbieteloof, snijmais, aard appelen enz. De voederwinning kan plaats hebben op akkerbouwbedrijven die niet te ver van de weide bedrijven af liggen, om hoge transportkosten te voorkomen. Als hoofdvoedergewas kunnen in aan merking komen: snijmais, aardappelen en grasland- produkten. Snijmais verdient de voorkeur op daar voor geschikte gronden boven aardappelen, omdat de teelt van snijmais belangrijk goedkoper is, min der arbeid vraagt en de bewaring eenvoudiger is. Bij gelijke opbrengsten is de zetmeelwaarde uit snijmais belangrijk goedkoper dan uit aardappelen. Grasland- produkten door derden geteeld worden vrij duur. Suikerbieteloof en stoppelknollen zijn goedkope pro- dukten. In bovengenoemde richtlijnen is uitgegaan van de 10 kg droge stof in het rantsoen uit ruwvoer. Voor een goede penswerking is het gewenst dat 7 kg droge stof uit het ruwvoer beschikbaar is, de rest kan dan aangevuld worden met krachtvoer. Wanneer de zetmeelwaarde uit ruwvoer bijna even duur wordt als die uit krachtvoer, dan moet men niet meer ruw voer aankopen dan nodig is. Zoals U ziet is het opstellen van een voederwin ningsplan en een goede uitvoering hiervan belang rijk, omdat dit van grote invloed kan zijn op Uw in komen. Wenst U nader ingelicht te worden over de voeder winning van eigen bedrijf en de teelt van ruwvoer door derden, wendt U zich dan tot Uw bedrijfsvoor- lichter. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes IN 1946 kwam in de Verenigde Staten van Amerika de film „Het hoe en waarom van de melkvor- ming" gereed. In deze film laat prof. W. E. Petersen proefnemingen zien die een indruk geven van de processen die zich in de koe afspelen bij de melk- vorming, de melkafgifte en het melken. Het jaren lange onderzoek dat hieraan voorafging in laborato ria en veestallen heeft veel klaarheid gebracht in het verloop van processen die eerder voor het grootste deel op veronderstellingen waren gebaseerd. Op we tenschappelijke basis is hiermee veel duidelijk ge maakt waarom de wijze van melken van grote bete kenis is voor de melkafgifte. Evenwel bleven er nog wel hiaten. Na 1950 werd het machinaal melken ook in ons land in toenemende mate van betekenis. Bij deze ontwikkelingen waren de theorieën van prof. Petersen waardevol om de gebruikers van de nood zakelijke andere benadering van het melken te over tuigen, daar machinaal melken een andere instelling vraagt dan handmelken. f\E uitwendige omstandigheden vertonen in ons land echter verschillen zoals het klimaat, bo dem, veerassen, e.d. Dit is tijdig onderkend. Er zijn systemen en werkmethoden toegepast die pasten in het schema van de ontwikkeling en die door middel van onderwijs en voorlichting naar de praktijk wer den gebracht. De voortschrijdende mechanisatie van de melkwinning stelt hogere eisen aan de apparatuur die geschikt moet zijn voor het handhaven van de melkproduktie en uiergezondheid. Daarnaast is er in de praktijk steeds een behoefte om de melkarbeid verder te verlichten en bovendien het aantal te mel ken koeien per uur te verhogen. Hiertoe kwamen doorloopsystemen bij het melken in gebruik; ook het niet meer namelken, andere werkmethoden en han delingen, melkleidingen e.d. kwamen in zwang en vinden in toenemende mate toepassing. Om deze vele mogelijkheden te benutten is veel onderzoek nodig en moet er een goede begeleiding zijn om teleurstel lingen en verlies te beperken. (SYIT is in ons land tijdig onderkend en er is dan V ook op het terrein van de melkwinning veel on derzoek verricht. Het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek (I.V.O.) te Zeist heeft ook op het gebied van de fysiologie van de melkvorming, melkafgifte en melkmethoden veel voor de praktijk waardevol onderzoek verricht. Het hoofd van deze afdeling, de heer ir. S. Brandsma, heeft in dit opzicht voor de Nederlandse melkveehouder veel tot stand weten te brengen. De betekenis ervan is groot als het in de praktijk kan worden benut. Daarom is uitdragen van verzamelde kennis nodig. De Zeeuwse Melkwinnings- Commissie tracht dit te bevorderen door het jaarlijks organiseren van een zestal gewestelijke voorlich tingsbijeenkomsten. Ook dit jaar staat dit op haar programma. VAN bijzonder belang dit jaar is daarom dat de heer is. S. Brandsma bereid is gevonden een in leiding op deze bijeenkomsten te verzorgen. Deze in leiding, die met dia's zal worden verduidelijkt, han delt over „Nieuwe inzichten op het gebied van de melkvorming en melkafgifte". Hierna is er gelegen heid voor discussie over het gehele terrein van melk winning en -hygiëne. Deze wetenschappelijke onder zoeker, die ook buiten onze landsgrenzen bekendheid geniet, beschikt ook over veel praktische ervaring. Deze bijeenkomsten zijn als volgt geprojecteerd: 15 februari te Zierikzee 13.45 uur 15 februari te Poortvliet 19.00 uur 23 februari te Middelburg 9.30 uur 23 februari te Goes 19.30 uur 24 februari te Axel 13.45 uur 24 februari te Oostburg 19.00 uur Nadere berichtgeving zal nog plaatsvinden via de Zuivelfabrieken. We zijn ervan overtuigd dat de be zoekers aan deze bijeenkomsten na afloop zullen zeg gen dat ze deze inleiding niet graag hadden gemist. Zeer hoge bietopbrengst en de hoogste suikeropbrengst 0

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 13