POLYRAVE suikerbiet SF" Langs de melkweg Toepassing van melk- controle en K.l. per gebied in Noord-Brabant Kr-. (XXXV) De gebruikstoestand van melkmachine-installaties HET. lijkt ons nuttig de belangrijkste bevindingen van minder werk méér rendement 15 Er zijn van streek tot streek grote verschillen in de deelname aan de melkcontrole. Het voert te ver om op de oorzaken hiervan in te gaan. Wel valt het op, dat in gebieden, waar de fok- en controleverenigin gen ruime subsidies ten deel vallen de deelname vaak het grootst is. In verschillende k.i.verenigingen zou F. KUIJPERS.een beter foktechnisch beleid ge- Consulentschapvoerd kunnen worden als de melk- Rund- controle meer algemeen was. De veehouderij geregistreerde veestapel wordt ook en Akkerbouw groter als in de fokverenigingen Eindhoven alle vaarskalveren op tijd geschetst worden. De k.i. wordt in verschil lende streken algemeen toegepast. Wel is er een teruggang in deel name waar te nemen. Hierover in onderstaand artikel. Laat ons eens zien hoe het staat met de deelname aan k.i. en melkcontrole in de verschillende gebie den van Brabant. In 1968 is per gemeente nagegaan hoe de situatie was. Toentertijd» was 51,9 van de koeien in onze provincie onder controle, in 1969 liep dit terug tot 50,3 en in 1970 was er een toename tot 50,9 We gaan er daarom vanuit, dat er thans geen we zenlijke verschillen met de situatie van 1968 bestaan. DE DEELNAME AAN MELKCONTROLE IN HET ROODBONTE GEBIED |\E voornaamste instrumenten in de rundveefokke- rij zijn t a. melkcontrole b. afstammingsregistratie; c. kunstmatige inseminatie. Door registratie en melkcontrole worden de af stamming en de prestaties van de dieren vastgelegd en door het gebruik van K.I. kan een snelle verbete ring van de prestaties bereikt worden. Het is bekend dat melkcontrole en k.f. elkaar nodig hebben. Wil de k.i. vereniging een goed gebruik van haar stieren maken, dan is daarvoor nodig, dat een belangrijk deel van de koeien onder controle is, liefst deel. Hoe groter de deelname aan de melkcontrole is, des te betrouwbaarder, des te efficiënter en des te goedkoper kan de k.i. vereniging haar fokbeleid uit voeren. Indien bijvoorbeeld van een stier in de proefpe riode te weinig dochters geregistreerd zijn kan later zijn vererving niet voldoende betrouwbaar nagegaan worden. Wanneer de vererving dan goed lijkt wordt' zo'n stier ingeschakeld als fokstier. Als jaren later blijkt, dat de stier toch minder goed fokt is dit een tegenvaller die veel geld kost. Gebied Land van Cu ijk Bond Veghel Peelland De Kempen Midden-Brabant gecontroleerde koeien 48 44 42 60 59 De Langstraat 54 Dongen-Oosterhout 70 Gilze 70 Alphen 55 Etten-Wagenberg 40 Roosendaal 46 Wouw 48 Tussen de gebieden bestaan grote verschillen. De Kempen en Midden-Brabant onderscheiden zich gun stig. In de Kempen vallen Eersel, Hoogeloon en Wes terhoven op door de grote deelname. Hetzelfde geldt voor de Mierden, Hilvarenbeek, Moergestel en Uden- hout. Met uitzondering van Wanroy kenmerkt de Peel zich van noord tot zuid door een mindere deelname. De laatste tijd is hier echter een kentering waar te nemen. Behalve in de streek rond Cuijk is in het Land van Cuijk de deelname zeer matig. Was vroeger bij veel mensen dan toch de' handel het motief om aan melkcontrole te doen? AFSTAMMINGSREGISTRATIE ONLANGS is voor het roodbonte gebied nagegaan van hoeveel koeien, die gecontroleerd worden, de afstamming bekend was. Bij de roodbonten in on ze provincie bleek dit voor deel het geval te zijn. Dit gold ook voor ieder van" de vijf regionale bonden. Er waren tussen de fokverenigingen echter grote ver schillen. In de fokverenigingen, waar alle vaarskal veren geschetst zullen worden, kwam men aan 90 Er waren ook verenigingen, waar minder dan 30 van de koeien van bekende afstamming was. Binnen het kader van de fok- $n controleverenigingen is er zodoende nog een flinke ruimte voor uitbreiding van de geregistreerde veestapel. Het tijdig laten schetsen van de kalveren is het fundament voor het verervings- onderzoek. Daarom is het billijk, dat de k.i. vereni gingen een belangrijk deel van de registratiekosten voor hun rekening nemen. DE DEELNAME AAN MELKCONTROLE IN HET ZWARTBONTE GEBIED Gebied gecontroleerde koeien Land van Heusden en Altena 47 Gunstig is de deelname in het gebied tussen Breda en Tilburg tot Raamsdonk toe. Zeer matig steken hier Sprang-Capelle en Kaatsheuvel tegen af, waar slechts 35 controlekoeien voorkomen. Het gebied ten Wes ten van Breda kenmerkt zich door een algemeen ge ringe deelname, alleen Oud-Gastel onderscheidt zich gunstig. DE DEELNAME AAN DE K.I. WE gaan uit van de situatie in 1968, toen 77 van alle koeien kunstmatig geïnsemineerd werd. In 1969 was er een teruggang met 3 a 4 7c, terwijl ook 1970 een teruggang te zien gaf. HET ROODBONTE GEBIED k.i. koeien 82 7c 90 7< 89 7c 73 7c 77 7c gebied Land van Cuijk Bond Veghel Peelland De Kempen Midden-Brabant In sommige streken kan gesproken worden van algemene deelname. Dit geldt bijv. voor het hele Peelgebied. Er zijn globaal drie gebieden waar de deelname minder groot is. Dit is het geval in het ge bied tussen Eindhoven en Den Bosch, waar nog en kele stierhouderijen betekenis hebben, in Oss en om geving en in het gebied langs de Belgische grens in de Kempen. K.I. IN HET ZWARTBONTE GEBIED DE deelname is hier wat geringer n.l. 71 7c tegen- ever 80 in het roodbonte gebied. De situatie in de verschillende k.i. verenigingen was als volgt: Land van Heusden en Altena 47 7 De Langstraat 68 7< Dongen-Oosterhout 88 7c Gilze 97 7, Alphen 80 7, Etten-Wagenberg 66 7 Roosendaal 78 7 Wouw 54 7c Tussen de verenigingen zijn de verschillen groot. Gilze en Dongen-Oosterhout kennen een vrijwel alge mene deelname. Anders dan in het roodbonte .gebied loopt de deelname aan melkcontrole en aan k.i. hier parallel. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes 0M de koeien vlot en volledig te kunnen melken moeten alle onderdelen van de melkmachine goed functioneren. Mits een goede uitvoering wordt toegepast van de handelingen bij het melken, worden de produktie en de uiergezondheid niet geschaad. Als gevolg van het dagelijks gebruik zijn verschillende onderdelen aan slijtage onderhevig. Bovendien is er op de onderdelen in meer of mindere mate kans op vervui ling door stof of melkresten. Dit is afhankelijk van de omgeving, waar de apparatuur is opgesteld en de nauw gezetheid van reiniging en onderhoud. Het gevolg kan zijn, dat sommige onderdelen niet goed meer functio neren. Soms is dit zichtbaar, doch er zijn ook gevallen, waar dit niet zonder meer met het oog is vast te stellen. Dit laatste betreft o.a. verstopping in de vacuümleiding, kranen, vervuiling of slijtage aan de vacuümpomp. Ook komt het voor, dat de capaciteit van de pomp niet in overeenstemming is met het aantal in gebruik zijnde apparaten. Bij een te geringe capaciteit daalt het vacuüm beneden de afgestelde hoogte tijdens het melken. Vooral voor uiergezondheid is dit een gevaar. Sinds enkele jaren is er meetapparatuur beschikbaar, waarmee de capaciteit en de werking van de installatie nauwkeurig kan worden vastgesteld. Deze controle-apparatuur is waardevol gebleken. In de afgelopen 3 jaren werden door ons op 238 bedrijven metingen uitgevoerd om de ge bruikstoestand vast te stellen. Deze metingen vonden plaats ten behoeve van onderwijs en demonstraties, doch voornamelijk op verzoek van de gebruikers. dit onderzoek kenbaar te maken: Vacuümmeters. Er werden in totaal 246 wijzer-vacuüm- meters met een kwikmeter gecontroleerd. De resultaten hiervan waren: afwijking 1968 1969 1970 0 t/m 1 cm KK goed 57 40 60 1 t/m 2»/2 cm KK voldoende 23 31 20 2 y2 t/m 5 cm KK onvoldoende 13 23 14 meer dan 5 cm KK onvoldoende 7 6 6 Regulateurs. Het percentage regulateurs dat een te grote afwijking te zien gaf en waar dus aanschaf van een nieuwe regulateur noodzakelijk was waren in deze jaren achtereenvolgens 49 35 en 23 Vacuümpompen. Van de 238 gemeten pompen was de capaciteit van deze vacuümpompen gerekend naar het aantal te gebruiken apparaten op veel bedrijven onvol doende. Deze percentages waren in deze jaren respec tievelijk 42 31 en 34 De pompen met onvoldoen-, de capaciteit kwamen overwegend voor op bedrijven, die overgegaan zijn van 1 naar 2 apparaten. Pulsators. In totaal werden 284 alternatief werkende pulsators gecontroleerd op mogelijk verschil in zuigslag- duur (onkantzuigen). 1968 1969 1970 afwijking 0— 5 62 74 84 afwijking 5—10 19 10 10 meer dan 10 19 16 6 Een verschil tot 5 geldt als goed. Voor het vaststellen van de kwaliteitsgrenzen zijn de landelijke normen gehanteerd. £)EZE cijfers zijn op het eerste gezicht verontrustend. Dit ongunstige~beeld is evenwel beslist geen af spiegeling van de gemiddelde gebruikstoestand van in stallaties in Zeeland. De metingen zijn namelijk niet op een stuksgewijs onderzoek gefundeerd. De meeste con troles werden namelijk uitgevoerd op verzoek en dit ge beurde in veeL gevallen vanuit een veronderstelling dat de installaties niet meer naar behoren functioneerde. Er is gebleken, dat de praktijk terecht veel waarde hecht aan deze metingen. De adviezen voor het vervan gen van bepaalde onderdelen werden als regel spoedig opgevolgd. Dit meten heeft reeds een vergaiande invloed uitge oefend op de onderhoudstoestand van melkmachines. De veehouders leggen bij aankoop meer nadruk op een goede gebruikswaarde, ondanks de hogere aanschaffings prijs. Ook de handel heeft dit onderkend en is zich hier meer op gaan instellen. QE installaties, die de laatste jaren zijn geleverd kunnen voor het gebruik, dat evenwel van merk tot merk iets varieert, op bepaalde onderdelen hoger worden genoteerd. Bij deze. installaties werden dan ook nagenoeg geen afwijkingen geconstateerd. Door gebruik is er evenwel steeds slijtage, terwijl ook andere afwijkingen kunnen ontstaan. Verreweg de mees te tekortkomingen kwamen dan ook voor bij oude instal laties. Naast deze metingen zijn er ook controles uitgevoerd door melkwinningsadviseurs/bedrijfsvoorlichters en ver tegenwoordigers van melkmachines. Hiervan zijn geen totale gegevens vastgelegd. Het periodiek vakkundig laten doormeten van de in stallaties is feitelijk noodzakelijk: Een goedi werkende installatie is een eerste voorwaar de voor de produktie, uiergezondheid en de kwaliteit van de melk. Een jaarlijkse controle d.m.v. deze meet apparatuur is beslist geen luxe.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 15