Zaaizaad voorziening van granen peulvruchten en vlas Brouwgerst 1970 en 1971 Nieuwe ontwikkelingen bij de teelt van vlas 8 Ir. C. J. VAN DEN BERGH, Afd. Zaaizaad en Pootgoed, CEBECO Rotterdam. Sedert de invoering van de Zaalzaad- en Plantgoedwet wordt getracht de zaaizaadpro- duktie van de granen zo goed mogelijk op de behoefte af te stemmen. Het is duidelijk dat dit nooit volledig zal slagen, omdat ook de produktie en afzet van zaaizaad onder worpen zijn aan een groot Santal onzekere factoren. Toch heeft de ervaring van drie jaar geleerd dat men hiermede op de goede weg is. Aan de kwekers is door de wet de ver plichting opgelegd om te zorgen voor vol doende zaaizaad van hun rassen. ZOMERGERST Er zijn op 't ogenblik besprekingen gaande om de brouw- gerstteelt aantrekkelijker te maken dan deze in de afgelopen jaren is geweest. Voor een hoogwaardig produkt, zoals brouw- gerst dat is in vergelijking tot voergerst, is het noodzakelijk dat de teler van zo'n produkt een prijs ontvangt waarin de meerwaarde duidelijk tot uitdrukking komt. Het is dan ook te hopen dat eventuele regelingen op het terrein van de brouw- gerst niet te lang op zich zullen laten wachten, zodat er bij de vaststelling van het bouwplan voor dit jaar nog rekening mee gehouden kan worden. Wat betreft de rassen kan gesteld worden dat de verschui vingen slechts langzaam verlopen. Het ras Cambrinus gaat elk jaar wat achteruit, Delisa krijgt een steeds groter aandeel en Zephyr is het laatste jaar iets teruggegaan. Van al deze rassen lijkt voldoende zaaizaad beschikbaar te zijn. Bij uitbreiding van het areaal (wat gezien het bovenstaande mogelijk lijkt) kan echter schaarste optreden. Te meer daar in de omliggende landen de opbrengsten en kwaliteiten van de gerst vaak nog In overle getracht gr zondehdat drang komt Bij peulv ning niet pl ternationaal waarvan he voren de b In dit arti voorjaarsuit sen wat na slechter zijn g lende rassen c Berac is nog i ZOMERT AR V De zaaizaai tief karakter ren. Een goed ge seizoen, tc gen. Er is zei: zaad. Door d( het late, koud zo beperkt d; Ook nu weer gezaaid zal w kan er schaar areaal niet ve blijven de consul door Ir. W. WILTEN, N.I.B.E.M.-TNO Rotterdam Zowel door de rassenkeuze als door de zorg vuldige wijze waarop de van de verbouwers ontvangen zomergerst tot brouwgerst wordt opgewerkt, is het zuidwestelijk kleigebied nog steeds hèt gebied in Nederland waar het zwaar tepunt van de brouwgerstproduktie ligt. De goede prijzen welke er dit jaar voor de brouwgerst gemaakt zijn, doen de belangstel ling voor de zomergerst weer stijgen ofschoon de wintertarwe voor dit gewas nog steeds de grote concurrent blijft. |N Nederland is in 1970 uitgezaaid een areaal van 96.000 ha waarmede de zomergerst veruit het belangrijkste zomergraan vormt. In het zuidwesten werd daarvan slechts '/u gedeelte uitgezaaid 17.000 ha). Tellen we daarbij het zomergerstareaal dat in de IJsselmeerpolders is uit gezaaid, en dat thans voornamelijk uit Delisa bestaat, dan is in 1970 een 23.000 ha brouwgerst uitgezaaid. Gerekend met een gemiddelde opbrengst van 3000 kg geschoonde brouwgerst per ha is 65.000 ton brouwgerst in Nederland aanwezig geweest. Normaliter, wordt gerekend op een oogst van 100.000 ton brouwgerst die als zodanig wordt afgezet. Het is dus duidelijk dat er dit jaar een aanzien lijk tekort aan brouwgerst is. Daarbij is de kwaliteit over het algemeen slecht gezien het bijzondere hoge eiwitgehalte. Het zal bekend zijn dat de brouwerijen als gistingsbedrijven bij voorkeur zetmeelrijke gerst aankopen, dus gerst met een laag eiwitgehalte. Het langjarige gemiddelde eiwitgehalte van de Nederlandse gerst be draagt 10,0%. Van oogst 1970 bedraagt dit 12,0%. De oorzaak daarvan moet gezocht worden in de langdurige droogteperiode van mei en juni waardoor de stikstof uit de grond in een laat stadium van ontwikkeling van het gewas werd opgenomen en zo grotendeels in de korrel is terechtgeko men. Bovendien werd bij de laatgezaaide gerst de opgenomen stikstof ver deelt over een aanzienlijk geringer aantal halmen doordat de uitstoeling door de droogte in aanzienlijke mate nadelig werd beïnvloed. HET bovenstaande kan geïllustreerd worden door de resultaten van enkele proefveldresultaten, tendele* van enkele jaren geleden. In on derstaande tabel is de invloed van de zaaitijd op korrelopbrengst, sortering en eiwitgehalte bij zomergerst gegeven. BALDER 1 II III IV V Zaaitijd 28/2 14/3 28/3 14/4 28/4 Korrelopbrengst 100 109 97 85 74 (relatief) 33,9 kg/are Eiwit d.s. 8,8 9,2 8,9 9,3 10,1 Sortering: I II 93,0 89,4 87,3 75,3 75,0 IV 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 Afval 2,8 6.4 7,6 14,4 14,8 Duidelijk zien we uit de resultaten van deze proef lager korrelopbrengst, een hoger eiwitgehalte en een gi wordt verkregen. Een zo vroeg mogelijke zaai verdiei |N de volgende tabel wordt gedemonstreerd op wt korrelopbrengst van de vroeggezaaide gerst brengsten van de laatgezaaide gerst zijn ontstaan. De zijn onvoldoende uitgestoeid en tonen een onvoldoent Consulent Handelsgewassen, Ir. J. C. FRIEDERICH, Wageningen. Verheugend is, dat zowel onze kwekers als onze telers en de vlasverwerkende industrie alle pogingen in het werk stellen om weer tot een rendabele teelt en verwerking van vlas te komen om straks weer met een linnenprodukt op de markt te kunnen komen, dat aan de moderne eisen van de consument voldoet. RASSENONDF.RZOEK Het abnormale droge weersverloop en de late uitzaai hebben in 1970 een zeer afwijkend beeld gegeven van het produktievermogen van het thans beschikbare vlas- rassensortiment. Wel is duidelijk naar voren gekomen, dat de rassen Hilda, Primo en de Ropta-selectie N 583 door hun makkelijke groei, het minst droogtegevoelig zijn geweest. Dit in tegenstelling met de langzaam groeiende rassen Fibra, Hera en Ropta N 27 (Natacha), die bijzonder veel last van de droogte gehad hebben en in 1970 dan ook teleurstellende opbrengsten gegeven hebben. Trouwens ook in de praktijk liggen de vezelopbrengsten met rond 900 kg vezel per ha ver onder het jaargemiddelde van 1350 kg vezel/ha, terwijl ook de kwaliteit (sterkte) van de vezel veel te wensen over liet. Bij de rassenkeuze kan men zich dan ook beter richten naar de gemiddelde ver- houdingscijfers over vele jaren opgenomen in de tabel op pag. 65 van de 46e Rassen- lijst 1971. Daarin komen Hilda, Primo en Reina naar voren door hun hoge stro-op brengst en Hera, Reina en Fibra door hun hoge lintgehalte en lintopbrengst. In de laatste jaren ziet men dan ook een duidelijke verschuiving van Wiera met 52 in 1968 naar 25 in 1970, terwijl Reina steeg van 40 naar 54 en Hera van ]/2 naar 8 Naast de opbrengst speelt ook de oogstzekerheid een voorname rol, die vooral bepaald wordt door stevigheid en resistentie tegen schimmelziekten. In tabel 1 zijn deze factoren samengevat in verhoudingscijfers op grond van de resultaten van de laatste jaren. Tabel 1. Factoren, die opbrengst en oogstzekerheid bepalen Stro-op- lintop- zaadop- lint- stevig- vatbaarheid brengst brengst brengst gehalte heid voor roest vlasbrand Reina Hera Fibra 101 99 97 102 104 101 100 112 92 101 105 105 7ó 1) 8 8* 0-') 0 1 7 2) 7,7 0,2

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 8