Veehouderij en hinderwet 26 Dr. J. Tesink, directeur van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland, stelde een nota samen over „De veehouder en de hinderwet". Hij verwerkte daarbij tevens gegevens die in de werk groep luchtverontreiniging van het Landbouwschap naar voren kwa men. Binnenkort kan een rapport van een werkgroep, ingesteld door de Direktie Veehouderij en Zuivel van het Ministerie van Landbouw, over de advisering rond de toepassing van de Hinderwet ten aanzien van deze problematiek worden ver wacht. Daarin zullen, naar valt te verwachten, richtlijnen voor pro vinciale- en gemeentebesturen wor den opgenomen omtrent het toe passen van de Hinderwet voor veehouderij- en veredelingsbedrij- ven en de overgangsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de gere zen problemen naar billijkheid te ondervangen. BI. DEDRIJVEN waar vee wordt gehouden en voor hal de gespecialiseerde bedrijven met grote aan tallen pluimvee, varkens, mestkalveren, nertsen, enz., kunnen indien geen voldoende maatregelen daarte gen genomen zijn, er oorzaak van zijn dat een zekere mate van stank verspreid wordt. In bepaalde geval len kan dit omwonenden aanleiding geven tot klach ten bij het gemeentebestuur. In hoeverre kan B. en W. nu tegen stankoverlast optreden? En wat kunnen de gevolgen daarvan zijn voor de betrokkene? IN de Hinderwet van 1953 is onder iheer vastge- legd dat het verboden is inrichtingen zonder vergunning op te richten, in werking te brengen, te houden, uit te breiden of te wijzigen. Bij algemene maatregel van Bestuur zijn in het z.g. „Hinderbe- sluit" aangegeven welke de inrichtingen zijn die hinderwetsplichtig zijn. Hieronder vallen bijvoor beeld inrichtingen met elektromotoren met een geza menlijk vermogen van meer dan 2 pk. (buiten beschouwing daarbij blijven elektromotoren met een vermogen van niet meer dan 0,3 pk en die als ventilatoren in gebruik zijn handgereedschap en kantoormachinemotoren. inrichtingen bestemd tot het bewaren, bewerken, verwerken of vernietigen van mest en meststof fen. In de praktijk is tot voor enige jaren aan het ver lenen van een hinderwetvergunning aan vee- en pluimvee houdende agrariërs door de ovenheid (in dit geval de gemeentebesturen) weinig aandacht ge schonken. Tot voor kort werden bouwvergunningen voor var kensstallen enz. verstrekt zonder dat er op gewezen werd dat in bepaalde gevallen ook een hinderwet vergunning vereist was. Ontbreekt n.l. een inrich ting tot het bewaren van mest en zijn evenmin elek- troventilatoren van elk meer dan 0,3 pk aanwezig dan heeft men geen hinderwetvergunning nodig. Met de enorme uitbreiding van de veredelings- landbouw enerzijds en het opdringen van de stede lijke bevolking naar het platteland anderzijds wor den de kansen op moeilijkheden voor boer en/of mester steeds groter. En daarbij de kans die hij loopt dat zijn bedrijf gesloten moet worden. Het is n.l. de ervaring dat bij klachten de maatregelen veel al in het nadeel van de betrokken agrariërs worden genomen. De mogelijkheid van het toekennen van een schadevergoeding bij bedrijfssluiting kent de Hinderwet n.l. (nog) niet. Een desbetreffende wets wijziging wordt wel voorbereid. Daarbij gaan de ge dachten uit naar een gelijksoortige schadevergoe dingsregeling als in de wet op de luchtverontreini ging is opgenomen. KRACHTENS art. 4 van de Hinderwet behoort het verlenen van een vergunning tot de be voegdheden van het College van B. en W. Weigering van de vergunning kan slechts plaats vinden indien van de inrichting (dan wel de uitbreiding of wijzi ging daarvan) hinder van ernstige aard zal worden ondervonden en daaraan redelijker wijze door het stellen van voorwaarden niet voldoende aan tege moet kan worden gekomen. De redenen van weige ring moeten in het desbetreffende besluit vermeld zijn. Tegen een afwijzende beschikking van B. en W. tot het niet verlenen van een vergunning, moet bin nen 20 dagen bij de Kroon beroep worden aangete kend. Op de verdere gang van zaken gaan wij deze keer niet verder in. Wel willen wij er in het kort op wijzen dat een eenmaal verleende Hinderwetvergunning (nog) niet kan worden ingetrokken. Wel kunnen alsnog nieuwe voorwaarden worden opgelegd (met eveneens weer de mogelijkheid van beroep). TENSLOTTE moeten die bedrijven met verede- lingslandbouw, die, het voorgaande in aanmer king nemende, onder de hinderwetsbepalingen zul len vallen en nu in hun naaste omgeving nog geen klachten omtrent stankhinder te verwachten heb ben, aangeraden worden bij hun gemeentebestuur een hinderwetsvergunning aan te vragen. Het beste kan dit naar onze mening geschieden zodra over „modelvoorwaarden", waartoe tussen de ministeries van Landbouw en Sociale Zaken het' overleg gaan de is, overeenstemming is bereikt. Dan beschikken de gemeentebesturen ook over richtlijnen en kan verwacht worden dat een meer gelijke beoordeling van de aanvragen zal plaats vinden. Wij komen op deze zaak nader terug, zodra om trent de voorwaarden nadere gegevens bekend zijn. SCHADEREGELING LUCHTVERONTREINIGING LAND- EN TUINBOUW HOECHST-PÉCHINEY Zoals bekend hebben Hoechst- Vlissingen N.V. en Péchiney Neder land N.V., beide gevestigd in het Industriegebied Vlissingen Oost, de georganiseerde landbouw vertegen woordigd door de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap en het Provinciaal Bestuur van de Provincie Zeeland in principe over eenstemming bereikt over een schade regeling luchtverontreiniging van deze industrieën, toegebracht aan land en/of tuinbouwgewassen en/of vee. Dit opdat in de sfeer van redelijk heid en goede trouw zo snel mogelijk hierop betrekking hebbende even tuele geschillen zo mogelijk langs niet processiële weg tot een oplossing ge bracht kunnen worden. Tevens wor den daardoor langdurende (en kost bare) processen voorkomen. Daartoe wordt een commissie ingesteld die tot taak heeft vast te stellen of er inder daad in de betrokken gevallen van industriële aansprakelijkheid voor schade sprake is. De industrieën zullen de uitspraken van de commissie als bindend aanvaarden en in staat stel len de werkzaamheden snel en voort varend te verrichten. Onderstaand geven wij nu reeds een overzicht van de belangrijkste punten uit deze overeenkomst, waar bij opgemerkt moet'worden dat de ondertekening daarvan nog moet plaats vinden. Overeengekomen wordt het volgen de: |N artikel 1 dat door een ieder die ten rechte of ten onrechte van mening is diat, als gevolg van door de industrieën veroorzaakte luchtverontreiniging schade aan zijn land- of tuinbouwgewassen dan wel vee is toegebracht, van deze overeenkomst kan worden ge bruik gemaakt. a. In geval van schade dit onverwijld bij de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap te Goes dient te worden gemeld, opdat er zo spoedig mogelijk gelegenheid zal zijn de oorzaak of oorzaken der scha de te onderzoeken. b. Indien de Raad van mening is dat een onderzoek naar de schade geen zin (meer) heeft wordt ddt zo spoedig •mogelijk aan de benadeelde bericht. Deze overeen komst blijft dan buiten toepassing. Wel behoudt bena deelde alle rechten om op andere wijze van de indus trieën schadeloosstelling te vorderen, indien hij meent dat daartoe aanleiding bestaat. c. Indien de Raad van mening is, dat een onderzoek naar de oorzaak of oorzaken der schade (nog) zin heeft, zal de Raad de benadeelde zo spoedig mogelijk een volmacht doen toekomen. Daarin zal de Raad door de benadeelde worden gemachtigd om namens hem/haar in het kader van deze overeenkomst op te treden en de betreffende schade, voorzover de be doelde commissie de industrieën daarvoor aanspra kelijk zal achten, af te handelen. De Raad draagt zorg, dat deze volmacht zo spoedig mogelijk rechts geldig ondertekend wordt teruggezonden, zodat in het belang van de benadeelde en de industrieën het onderzoek van de in dieze overeenkomst bedoelde commissies op zo kort mogelijke termijn een aanvang kan nemen. De Raad zal steeds onverwijld afschriften van door hem in dit verband ontvangen en verzonden correspondentie aan de industrieën zenden. |N artikel 2 dat partijen een commissie van deskundi gen instellen. Tot op het tijdstip vah de inbedrijL stelling van. één of meer fabrieken van Péchiney-Neder- land N.V. zal deze commissie uit 3 leden bestaan, waar van één aan te wiizen door Hoechst-VHssingen N.V., één door de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Land bouwschap, en één door Gedeputeerde Staten van Zee land. Bij de inbedrijfstelling van één of meer fabrieken van Péchiney-Nederland N.V. zal de comirrrissie met 2 leden worden uitgebreid, waarvan één lid aan te wijzen door Péchiney-Nederland N.V., en één lid door de Ge westelijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap. Bij belet of ontstentenis van een lid van deze commissie zal de partij, die het betreffende lid heeft aangewezen, omgaand zorgen voor een plaatsvervanger of opvofger. (Zie verder pag. 28)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 26