GRASZAAD TELEN VOOR
UW GRASZAADTEELT HEEFT RESULTAAT
ALS VAN DER HAVE ER ACHTER STAAT
Toenemende
afzetmogelijkheden
voor Nederlands graszaad
o t i e pt
i n i m
TELEFOON
01102-1441
10
C. KARSBERGEN
CEBECO - ROTTERDAM
IYIRECT na de 2e wereldoorlog heeft de graszaad-
teelt in Nederland een grote uitbreiding onder
gaan. -Het grootste teeltareaal dat bereikt werd, be
droeg ca. 14.000 ha. Daarna is het areaal geleidelijk
teruggelopen tot ca. 8.500 ha. Dit dieptepunt is intus
sen historie geworden, want er zit nu weer een stij
ging in de graszaadvermeerdering.
De oorzaken van de teruggang zijn vele geweest,
zoals o.a. het feit dat de produktie van veldbeemgras,
waarvan Nederland bijna 7.000 ha voor zijn rekening
nam, in de Verenigde Staten destijds de grootste af
nemers van veldbeemd aanzienlijk werd uitge
breid. Als logisch gevolg daarvan en de sterk ver
zwaarde eis in de U.S.A. ten aanzien van de bezetting
met tuintjesgras (een duidelijk protectionistische
maatregel) werd de afzetmogelijkheid drastisch be
perkt. waardoor aanpassing van het teeltareaal aan
de reële behoefte noodzakelijk was.
Ook het areaal roodzwenkgras, in 1966 nog bijna
3.000 ha, moest sterk worden gereduceerd. De aanlei
ding daartoe vormde o.a. de zware Deense concurren
tie, al was de kwaliteit van het Deense roodzwenk
gras verre inferieur aan die van de Nederlandse pro
duktie. Tegenover deze inkrimping stond weliswaar
een uitbreiding van de teelt van raaigrassen, maar
deze uitbreiding kon het areaelverlies veldbeemd/-
roodzwenk maar ten dele compenseren. Door invoe
ring van wettelijke bepalingen binnen de E.E.G. is
het traditionele afzetpatroon echter radicaal gewij
zigd.
IWVAR van de meeste grassen in de E.E.G. uitslui-
tend zaad van op de Rassenlijsten 'der betref
fende landen geplaatste rassen mag worden gebruikt
en de Nederlandse rassen in groten getale op deze
lijsten voorkomen, zijn er weer nieuwe afzetmogelijk
heden naar voren gekomen, die de teelt van graszaad
weer aantrekkelijk maken.
Weliswaar is Italië nog niet zó ver dat ook daar
deze bepaling geldt, maar binnen niet al te lange tijd
zal ook in Italië een Rassenlijst tot stand zijn gekomen.
Er zal dan stellig ook een deel van de Nederlandse
produktie op de Italiaanse markt verschijnen.
Wanneer wij nu onze blik buiten de E.E.G. richten,
dan zien wij ook daar in vele landen een toenemende
belangstelling voor zaad van beproefde, goedgekeur
de rassen.
Eigenlijk kan het ons alleen maar verbazen, dat
deze belangstelling er al niet veel eerder was, want
afgezien van de gazongrassen hoe belangrijk overi
gens ook zijn de grassen toch een produktiemiddel
waaraan men nauwelijks te hoge eisen kan stellen.
WANNEER wij hier spreken over belangstelling,
dan wordt hiermede tevens bedoeld de bereid
heid een hogere prijs voor het zaad van grasrassen
te betalen. Steeds duidelijker wordt toch het inzicht
dat het goedkope zaad van bladarme-, stengelrijke
en daarom veel zaad producerende planten, altijd nog
te duur betaald wordt.
Natuurlijk kan men zich na lezing van het hier vrij
optimistisch geschilderde beeld afvragen, waarom er
dan de al vaker in de landbouwpers gesignaleerde
pogingen in het werk gesteld worden om binnen de
E.E.G. een marktregeling tot stand te brengen, die de
graszaadteelt financieel moet beschermen. Welnu, het
antwoord kan kort zijn.
Het evenwicht tussen de prijzen van diverse land
bouwgewassen is n.l. verstoord, omdat een aantal er
van door marktordenende maatregelen een kunst
matig hoger prijsniveau hebben gekregen.
Wanneer nu het financieel rendement per ha van
het niét gesteunde graszaad vergeleken wordt met
dat van een gewas dat onder een marktregeling valt,
dan zal de vergelijking vanzelfsprekend in het nadeel
van het niet gesteunde artikel uitvallen tenzij, zoals
het afgelopen seizoen het geval was, het prijsniveau
door oogstdepressies elders of andere oorzaken aan
zienlijk is gestegen.
DOEN zich echter geen bijzondere omstandigheden
voor, dan zal in landen buiten de E.E.G., die geen
kunstmatig hoge prijzen voor granen kennen, de gras
zaadteelt in verhouding tot de teelt van granen eerder
door de producenten lonend geacht worden dan in de
E.E.G. Deze omstandigheid is er de oorzaak van dat
de zaadproductie van Nederlandse rassen voor een
groot deel in die landen wordt ondergebracht. De erva
ringen zijn kwantitatief en kwalitatief gezien niet al
tijd even gunstig, waardoor het concurrentie-effect
sterk wordt afgezwakt en in toenemende mate ge
tracht wordt in eigen land tot produktie-uitbreiding
te komen.
Om dit te bereiken, hebben de contracterende fir
ma's hun voorwaarden nog eens grondig bezien in het
licht van de toekomstverwachting en deze zó aan
trekkelijk gesteld als maar enigszins verantwoord is.
Afgezien van dit alles kan gesteld worden dat de
perspectieven voor een lonende graszaadteelt, zelfs
zonder marktregeling, al aanzienlijk beter zijn dan
voorheen het geval was.
VAN DER HAVE