LANDBOUWSCHAP
Somber nieuwjaar in Europa
EEG-bouwwerk ligt stil
VAN HET
Agrarische bedrijfstak
structueel in versneld
tempo versterken
LIOEWEL de problematiek van de diverse takken
van de land- en tuinbouw sterk verschillende
aspecten heeft, hebben alle boeren en tuinders ge
meen dat zij als zelfstandigen, in een keiharde econo
mische ontwikkeling tussen de wal en het schip drei
gen te vallen. Boeren en tuinders kunnen de gestegen
kosten niet in de prijzen doorberekenen. Ze hebben
geen indexclausules en ze hebben ook niet een zo
danige marktpositie dat ze zelf invloed op de prijzen
kunnen uitoefenen. Integendeel, het streven van de in
dividuele boeren en tuinders om door een hogere pro-
duktie per man de kostenstijging op te vangen ver
oorzaakt een in totaliteit stijgend aanbod, dat vaak
prijsbederf tot gevolg heeft. Bij de onderling over de
welvaartsverdeling touwtrekkende economische groot
machten, industrie en vakcentrales, blijkt helaas wei
nig bereidheid om rekening te houden met deze, ook
in sociale zin, zwakke positie van de land- en tuin
bouw! Aldus de voorzitter van het Landbouwschap
ïr. C. S. Knottnerus in zijn openingswoord bij de aan
vang van de openbare bestuursvergadering van het
Landbouwschap woensdag j.l. Dit nadat hij in het begin
van zijn openingswoord er op gewezen had dat de
Nederlandse land- en tuinbouw wederom aan het be
gin van een belangrijk jaar staat; een constatering
waarmee een voorzitter van het Landbouwschap, zo
zei ir. Knottnerus, elk jaar zijn nieuwjaarsrede begin
nen kon! Hij meende echter dat in 1971 héél belang
nieuwe jaar 1971 begonnen. Veel grote werken die
onderhanden zijn, zijn nagenoeg stil komen te liggen,
het klimaat is verkild en de stemming nogal somber.
De vorige jaarwisseling was in dit opzicht een betere.
Toen hadden we net de Haagse topconferentie van
EEG-regeringsleiders achter de rug en was er op
grond hiervan al spoedig een akkoord bereikt over de
verdere financiering van het EEG-landbouwbeleid.
De hoop die we toen koesterden dat er andere belang
rijke schreden vooruit zouden volgen werd lang niet
bewaarheid.
Nu moet de nieuwe lente wel een nieuw geluid
brengen, want anders blijft de EEG stil staan. En dat
betekent dan zeker achteruitgang en afbraak.
TOETREDING VAN ENGELAND ETC.
De onderhandelingen over de uitbreiding van de
Gemeenschap met het Verenigd Koninkrijk, de Ierse
Republiek, Denemarken en Noorwegen zijn inderdaad
op tijd begonnen. De Engelse onderhandelaars hebben
van het begin af duidelijk gemaakt welke problemen
hun na aan het hart lagen: de EEG-financieringsrege-
ling, Nieuwi-Zeelandse zuivel, West-Indische suiker.
Maar op het vlak van de landbouwmarktordening
leken ze zich verder wel realistisch op te stellen. In
principe werd men het eens over één algemene over
gangsperiode van vijf jaar. In Engeland werd een ge
deeltelijke vervanging van de overheidstoeslagen per
produkt door invoerheffingen en marktprijsverhogin
gen aangekondigd, een stap in de richting van het
EEG-systeem.
Maer ondertussen is men bij dit overleg op de harde
kern gestoten. Onder d.e Zes is Frankrijk niet bereid
om na vijf jaar Engeland nog een driejarige periode
toe te staan om financieel geheel mee te draaien. Daar
is nu bij gekomen dat de Engelsen wat hun uiteinde
lijke bijdrage aan de EEG-financiën betreft, nogal on
verwacht een tegenvoorstel hebben gedaan. Zij zeggen
ronduit veel minder te willen betalen dan waarop in
Brussel was gerekend. Het kan natuurlijk een onder
handelingsmanoeuvre zijn, maar het overleg heeft er
wel een gevoelige dreun mee gekregen.
rijke dingen zullen gebeuren of zullen moeten ge
beuren. Hij dacht daarbij aan de beslissingen die in
Brussel moeten worden genomen en ook aan de ge
volgen die de aanstaande verkiezingen op ons natio
nale landbouwbeleid zouden kunnen hebben.
SAMENWERKING
AFZETORGANISATIES NOODZAKELIJK
MAAR ook het bedrijfsleven zelf zal zich in 1971
sterk moeten inspannen, individueel en geza
menlijk. Nieuwe structuren beginnen zich af te teke
nen, maar ze zullen niet zonder pijn en moeite wor
den gerealiseerd, zo meende ir. Knottnerus. Ook in
1971 zullen weer duizenden bedrijfsgenoten vrijwil
lig, maar toch gedwongen door de economische ont
wikkelingen, hun bestaan buiten de land- en tuin
bouw gaan zoeken. Degenen die blijven, staan voor
de nauwelijks minder zware opgave hun bedrijven
voortdurend aan te passen, uit te breiden en belang
rijke investeringen te doen. Het grote risico, dat zij
als ondernemers op zidh nemen, eist eveneens nieu
we structuren bij de afzet van de produkten. Het
verheugt mij daarom, dat in 1970 de samenwerking
van de afzetorganisaties in een hogere versnelling is
gekomen!
In een overzicht behandelde ir. Knottnerus vervol
gens de gang van zaken in de diverse sectoren in de
agrarische sector waarbij hij op de vele moeilijkhe
den in het kort nader inging en in het algemeen de
situatie als zorgelijk bestempelde.
Naar aanleiding van de openbare discussies over
maatschappelijke vraagstukken, zoals bij de recente
debatten over lonen en prijzen, komt de positie van
de zelfstandigen onvoldoende tot zijn recht, zo zei
ir. Knottnerus. De aandacht van de grote industrie-
en en de werknemers die daarin werkzaam zijn, is
des te groter. Wanneer het in deze discussie over het
sociaal-economisch beleid gaat over de verdeling van
de nationale koek, dan mag men niet vergeten dat
vooral ook de agrarische bedrijfstak een belangrijke
bijdrage levert aan de welvaart. Nu is juist deze
bedrijfstak althans in onze Westerse wereld
gekenmerkt door het zgn. zelfstandige bedrijf. In dit
bedrijfstype, van relatief kleine omvang, vormen de
vakbekwaamheid, ijver en toewijding van de onder
nemers en hun medewerkers een waarborg voor het
vervullen van belangrijke funkties in onze gemeen
schap. Ik volsta nu met er op te wijzen dat onze be
drijfstak een groot overschot levert op de betalings
balans, dat, naast de dienstensektor, moet dienen om
het steeds groter wordend gat van de industriële sek-
tor te kunnen dichten. Men zal daarom bij de ver
deling van de nationale welvaart en bij het sociaal-
economisöh beleid terdege rekening moeten houden
met de positie van de zelfstandigen in de agrarische
De voortgang van het toetredingsoverleg heeft ook
te maken met het landbouwprijsbeleid. Dr. Mansholt
wijst er herhaaldelijk op hoever de Engelse bóeren-
prijzen, vooral voor akkerbouwprodukten en rund
vlees, achter liggen bij die van de EEG. En hij bena
drukt dat in 1973, aangenomen jaar van officiële toe
treding, de Tien, en niet meer de Zes, de EEG-richt-
prijzen vaststellen. Dus de EEG-prijzen nog maar een
paar jaar proberen bevroren te houden?
ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE
Wat ons vorig jaar ook hoop gaf was de duidelijke
aanzet die de Haagse Topkonferentie leek te hebben
gegeven tot het gelijkschakelen van de sociaal-econo
misch en de geldpolitiek in de EEG. Hoe nodig dat was,
hadden we toen net ondervonden: De éne, vrije EEG-
landbouwmarkt bleek zo maar opeens door munt
waardeveranderingen ontwricht te kunnen worden.
Maar het voornemen om in 1970 een plan voor zo'n
gelijktrekking van beleid vast te leggen kon niet wór
den uitgevoerd. Er is wel stug aan gewerkt, maar ook
hier zit men in het slop.
Er was, en is er nog, het meningsverschil over de
volgorde van de harmonisatie van het beleid. Aan de
ene kant staan Nederland en de Bondsrepubliek die
eerst het hele sociaal-economische beleid van de lid
staten willen gelijktrekken. De geld-unie is dan een
logisch sluitstuk van de hele ontwikkeling. Daar
tegenover staat Frankrijk dat zo gauw mogelijk de
EEG-muntwaerden vast aan elkaar wil klinken met
daarbij een stelsel van automatische hulp via een
reservefonds, de rest komt dan vanzelf wel. Bij de
Fransen speelt in het achterhoofd mee de wens om als
EEG op geldpolitiek gebied los te komen van de dol
lar. Bij de Duitsers en Nederlanders dat ze niet direkt
automatisch willen opdraaien voor de gevolgen van
economisch en financieel wanbeleid van de EEG-
■buren.
Dit meningsverschil is nu verscherpt doordat
Frankrijk weigert in te gaan op het plan van de part
ner-landen om nu al vast te leggen dat op een ge
geven moment als logisch gevolg van het harmoni
satieproces nationale bevoegdheden zullen worden
bedrijfstak die een integrerend deel uitmaakt van de
totale economie.
„ZELFSTANDIGE"
GROTE VERSCHILLEN TUSSEN DE GROEPEN
rkan de term „zelfstandigen" tot misverstand
aanleiding geven. Immers, de economische
marktpositie van verschillende groepen van zelfstan
digen is niet gelijk. Land- en tuinbouw als geheel
heeft te maken met een veel ongunstiger markt voor
zijn produkten, dan b.v. medische specialisten en ar
chitecten, die in tarieven de kostenstijgingen kunnen
doorberekenen. Ik wil aan de nuttigheid van de laat
steen overigens niets afdoen, doch constateer slechts
een verschil in economisch resultaat van 'het zelf
standig zijn. De zelfstandige ondernemers in het mid
den- en kleinbedrijf en in de land- en tuinbouw on
dergaan de inflatoire druk veel sterker, al hebben
ook middenstanders meestal meer mogelijkheden tot
prijsaanpassing. Vooral op fiscaal en sociaal gebied
hebben boeren en tuinders en middenstanders echter
de zelfde positie. Zij staan ook allen voor de nood
zaak hun bedrijven te vergroten en te moderniseren,
of de mogelijkheden tot bedrijfsbeëindiging te onder
zoeken. Die noodzaak zou trouwens ook al bestaan
zonder inflatoire druk, namelijk als gevolg van de
technische vooruitgang en de daarmee samenhan
gende voortdurende verschuiving van de optimale
produktieomvang per bedrijf. De inflatie verscfherpt
en versnelt de problemen als het ware, zonder dat
(Zie verder pag. 11)
overgedragen aan twee nieuwe EEG-instellingen op
dit terrein. De kunst is hier om een formule te vinden
om te starten. Frankrijk kan dan op de duur mis
schien zijn gaullistische verleden van zich af schud
den.
PRIJSBELEID 1971/72
En wat kunnen we nu eindelijk eens ten aanzien
van de prijzen verwachten? Er zijn twee informele
besprekingen tussen de landbouwministers en dr.
Mansholt geweest, waaromtrent men inderdaad het
stilzwijgen bewaart. We moeten het doen met ver
klaringen van de heer Mansholt voor de pers en met
vage geruchten. En die zijn niet bemoedigend. Begin
februari a.s. zal de EEG-Commissie met voorstellen
komen. Voorstellen, zo lazen we ergens die „erop
gericht zijn de weg voor te bereiden voor het ver
wezenlijken van een aantal grondbeginselen waarover
de ministers van landbouw het in hoge mate eens
zijn" Dr. Mansholt verheugt zich erover dat de
ministers hebben erkend dat er gekoppelde maatrege
len voor prijzen en sociale plus struktuurverbeterin-
gen moeten komen. Maar als we goed lezen, ook tus
sen de regels, wat hij over de onderwerpen van het
geheime beraad zegt, is er geen reden voor optimisme.
De verschillende opvattingen over mogelijke prijs
verhogingen zijn kennelijk blijven bestaan. Italië wil
niets bij de prijzen, wel alles op socio-struktureel ge
bied. Terwijl men verder misschien allemaal wel iets
voor vlees en melk wil doen, wil Frankrijk niet een
beetje verhoging voor akkerbouw (met name gerst),
die Duitsland en Nederland daarnaast wensen. En wat
de z.g. socio-strukturele maatregelen betreft, er zijn
er kennelijk een paar bij waarover ook duidelijk
meningsverschil bestaat. De laatste vondst van Mans
holt, de inkomenstoeslagen voor bepaalde groepen in
bepaalde ongunstig gelegen gebieden, blijken som
mige landen bepaald niet te lusten. Hetzelfde schijnt
het geval te zijn met de gerichte subsidiëring van be
drijven die rendabel te ontwikkelen zijn.
Ook hier dus voorlopig weinig uitzicht. Want wat
zouden de nieuwe voorstellen kunnen inhouden?
Vaag gestelde z.g. resoluties die de zaak verder ver
tragen? Of konkrete voorstellen van een moedige
Commissie, waarover dan de onenigheid in de Minis
terraad kan oplaaien? De Raad praat er pas begin
maart a.s. over. Dat is dicht bij 1 april, als het nieuwe
melkprijsjaar begint. Zal dan het bekende spelletje
van verlengingen weer beginnen?
Maar de landbouwministers zullen iets positiefs
moeten doen, zo niet in Brussel dan thuis. Wat inder
daad aftakeling van de EEG kan betekenen.
Wij zitten dan hier in verkiezingstijd. Om het land
bouwbeleid, nationaal en internationaal, zal men niet
heen kunnen.
STRUIKENKAMP