Bodembehandeling en bodemgezondheid Pak óók de vroegleveringspremie Zaai Polykuhn voor de hele levering! 14 12e Zeeuws-Vlaamse Studiedag Terneuzen Verslag verzorgd door C.A.R. - Goes. GRONDBEWERKING BIJ EEN VERANDERENDE VRUCHTWISSELING Inleider Prof. Ir. H. KUIPERS. DROF. Kuipers begon zijn inleiding met te stellen, dat grondbewerking een begrip is, waaraan van oudsher veel waarde wordt toegekend. Uit oude rots tekeningen blijkt dat het ploegen vroeger zelfs als een soort vruchtbaarheidssymbool werd gezien. Grondbewerking beïnvloedt zowel de natuurkundige, scheikundige, als de biologische processen in de grond. Toch moeten wij de invloed van de grondbewerking niet overschatten. Telkens moet men zich bij de grondbewerking kritisch afvragen wat men er mee wil bereiken. Doordat het momenteel mogelijk is om plantengroei ook chemisch te bestrijden, komt er weer vrijheid om bepaalde grondbewerkingen even tueel weg te laten. Het elk jaar omploegen wordt door de mogelijkheden van chemische bestrijding in principe minder noodzakelijk. Grondbewerking is primair een teeltmaatregel met het doel het telen van gewassen te bevorderen. Niet alleen moet de De grondmishandeling door het ontsmetten met DD moet men bepaald niet onderschatten. groei mogelijk zijn, maar om bepaalde werkzaamhe den aan de gewassen uit te voeren, zijn vaak grond bewerkingen nodig. Vooral bij de teelt van suikerbie ten en aardappelen speelt dit laatste een voorname rol. Bij de bieten gaat het er om, de kleine plantjes regelmatig in evenwijdige rijen op het land te krij gen. Daarvoor is een gelijkmatig vlak en ondiep zaai- bed nodig. Op ongelijker land zou in principe wel groei mogelijk zijn. maar de teelt als zodanig is niet uitvoerbaar. De aardappelteelt vraagt ruggen op on derling gelijke afstand en zonder kluiten. J)E grondbewerking als teeltmaatregel is dan ook duidelijk gericht op een bepaald gewas en 'heeft tot doel het land losser of soms ook vaster te maken, gelijkmatiger of ongelijkmatiger. Het losser maken van de grond middels grondbewerking wordt volgens de heer Kuipers nog weieens overschat. Elke grond bewerking heeft namelijk een gecombineerd effekt. Enerzi'ds maakt het werktuig de grond losser, ander zijds rijdt de trekker de grond weer vaster. Bij ploe gen met twee trekkers voor elkaar kan de invloed van de trekkers weieens groter zijn dan die van de ploeg. Wintervoorploegen onder normale omstandig heden tot 20 a 25 cm diep, maakt de grond 68 cm hoger. Gedurende de winter verdwijnt de helft van deze verhoging, dus in het voorjaar vóór de grondbewerking is er van de verhoging nog 3 a 4 cm over. Na het kunstmeststrooien en zaaibed maken 'heeft de grond meestal weer dezelfde dichtheid als voor het ploegen of is van de aanvankelijke verho ging nog maximaal 1 cm over. Bij de teelt van aard appelen en bieten is het echter technisch te moeilijk om dit vastrijden in het voorjaar geheel te voorko men. Op de proeven, die hiermee wel zijn opgezet, is dit tot nu toe niet gelukt. Wel zal men in de praktijk het aantal voorjaarsbewerkingen zoveel als mogelijk moeten beperken. De heer Kuipers vond het in dit verband aantrekkelijk, als de grondsoort dit toelaat, de bemesting met fosfaat en kali reeds in het najaar te geven. Verder meende 'hij, dat men in de toekomst in het voorjaar moet streven naar het in één werk- gang zaaiklaar maken en zaaien. Ook bij aardappe len zag hij als ideaal in één werkgang van het onbe werkte land over tot de afgewerkte ruggen. Na de oogst van bijvoorbeeld bieten is het land meestal zo danig verreden, dat een bewerking met de ploeg niet gemist kan worden. Na aardappelen zou wellicht (althans op niet slempgevoelige grond) alleen een bewerking met een vaste tandcultivator voldoende kunnen zijn. Dit laatste zou tevens het opslagpro bleem belangrijk kunnen beperken. OPREKER waarschuwde voor het te diep wegploe- v gen van fijn uitgezeefde of kapot gereden grond. Te diep weggeploegd is de kans op doorvriezing ge ringer en ontstaat spoedig een storende laag. Omdat de grondbewerking sterk gericht is op de teelt van de gewassen, houdt een veranderende «vruchtwisse- ling in principe ook een veranderende grondbewer king in. Bij de teelt van bijvoorbeeld granen is het mogelijk om het aantal grondbewerkingen tot een minimum te beperken en bijvoorbeeld ook het ploegen weg te laten. Bij de teelt van aardappelen en bieten is dit in verband met de voor deze gewassen noodzakelijke teeltmaatregelen nog niet mogelijk. Wel moeten vol gens spreker de mogelijkheden van een strokenzaai- bed (alleen bewerken waar wordt gezaaid) voor bij voorbeeld bietén en mais, eens nader worden onder zocht. In de toekomst is meer studie en onderzoek nodig over de invloed van de grondbewerkingen op de natuurkundige eigenschappen van de grond. De heer Kuipers besloot zijn betoog met te stellen dat we gezien het grote belang van tijd en wijze van de verschillende bewerkingen eigenlijk moeten komen tot meer gerichte grondbewerkingsadviezen. PLANTENZIEKTENKUNDIGE ASPEKTEN VAN DE VRUCHTWISSELING Inleider Ir. M. HEUVER, Rijkslandbouwconsulent voor Plantenziekten. UET blijkt, aldus Ir. M. Heuver, dat de verande- ringen in het bouwplan zich in Zeeuws-Vlaan- deren geleidelijk voltrekken. De oppervlakte granen schommelt reeds jaren rond de 4045 van het akkerbouwareaal, suikerbieten namen de laatste ja ren duidelijk toe in oppervlakte. Bij de „kleine" ge wassen is er van vlas en erwten weinig overgeble ven, waar tegenover staat dat de oppervlakte uien en stambonen eerder groter dan kleiner wordt en koolzaad hier en daar weer een vaste plaats heeft gekregen. In grote trekken kan men bij beschouwin gen over de vruchtwisseling uitgaan van bieten en aardappelen met granen als noodzakelijke aanvul ling. Aardappelen leveren in Zeeuws-Vlaanderen weinig moeilijkheden op. Met uitzondering van en kele incidentele gevallen zal men ook aan de eis van 1 op 4 ruimschoots kunnen voldoen. Op korte termijn zullen résistente rassen of grondontsmetting nog niet van betekenis zijn. Wat de bieten betreft was Ir. Heuver minder gerust. De oppervlakte breidde zich uit van 13 in 1963 tot 19 in 1967, terwijl in 1969 en 1970 de 20 zelfs werd overschreden. En dit, terwijl de uitslagen van het grondonderzoek bepaald geen gunstig beeld ge ven wat betreft het bietencystenaaltje. Bepaald bedenkelijk achtte de spreker het dat de animo voor grondonderzoek op bietencystenaaltjes zo sterk afneemt. Het aantal monsters dat de laatste jaren genomen werd, spreekt hier duidelijke taal. (1966/67: bijna. 1400 monsters, 1969/70: 34 monsters!) Ook wanneer men hierin de nu afgeschafte subsidie regeling betrekt blijft deze afname in een gebied waar gemiddeld 1 op 5 bieten geteeld worden, een griezelige zaak Hier komt nog bij dat koolzaad het uitzieken van de grond tegengaat. EEN grondbehandeling met DD zal wellicht enige vernauwing mogelijk maken, maar het is de vraag of toepassing van DD alleen voor dit onderdeel van het bouwplan, ekonomisch verantwoord is. Wel iswaar geeft DD vaak bij bieten, ook los gezien van de aaltjesdoding, een opbrengstverhogend effekt, maar de bezwaren verbonden aan deze grondmishan deling bekeken uit het oogpunt van de struktuur moet men bepaald niet onderschatten. Iets anders zou de zaak al komen te liggen, als door DD tegelijk ook stengelaaltje, dat de kroef in uien veroorzaakt, grondig werd aangepakt, maar juist op dit punt val len de resultaten nog al eens tegen. Granen zijn arbeidstechnisch bezien, aantrekkelijk. Bodemziekten als voetziekten en graancystenaaltjes leggen hier een zekere beperking op. Dit geldt vooral voor de „legeringsvoetziekte" die met name nog in de hand wordt gewerkt door de grote plaats die de wintertarwe hierbij inneemt. Bij meer dan 40 graan zal men er niet aan kunnen ontkomen een zomer graan op te nemen, waarbij men haver zelfs als een gezondmaker kan beschouwen. De bezwaren verbon den aan de legering kunnen door COC min of meer worden opgeheven. Ook CCC kan echter nadelen meebrengen, aangezien mogelijk meer meeldauw op treedt en naar duidelijk bleek, afrijpingsziekten in de hand worden gewerkt. Opgemerkt kan nog wor den dat de toepassing van chemische bestrijdingsmid delen tegen genoemde schimmelziekten, voIod in on derzoek is. Vooralsnog blijkt het zaak o.a. door het goed onderbrengen van stoppelresten na graan en het niet te vroeg zaaien van wintertarwe de kans op optreden van legeringsvoetziekte zoveel mogelijk te verkleinen. Dit optreden is overigens sterk afhanke lijk van de weersomstandigheden, over 'het algemeen zal zacht en regenrijk weer, zowel in het najaar als in de winter en het voorjaar het optreden in de hand werken. Laat zaaien is dan zeker niet altijd afdoen de. Graszaad als hoofdgewas of gras voor groenbe- mesting bevordert het optreden van legeringsvoet ziekte niet. EEN laatste punt dat Ir. Heuver behandelde was de consequentie die het toepassen van de vele chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw mo gelijk mee zouden kunnen brengen voor de gezond heidstoestand van onze bodem. De invloed van de behandelingen uitgevoerd tegen insekten, schimmels en onkruiden, zijn en worden terdege nagegaan. Zij blijken maar zeer oppervlakkig en dan nog slechts tijdelijk in te grijpen in het micro-leven in de grond. Bij de behandeling met DD tegen aaltjes is de in greep iets sterker, maar toch ook weer slechts van tijdelijke aard. In dit verband mag nog wel eens be klemtoond worden, dat persistente gechloreerde kool waterstoffen, zoals dieldrin, in de landbouw niet meer gebruikt worden. Ir. Heuver vond het bepaald bedenkelijk dat de ani mo voor grondonderzoek op bietencystenaaltjes zo sterk afneemt. Links: door aaltjes aangetaste biet, rechts: gezonde biet. Samenvattend stelde Ir. Heuver vast, zich aanslui tend bij de voorgaande sprekers, dat een goede wa terhuishouding, een juiste voorziening met organi sche stof en een doelmatige bewerking van de bodem de basis vormen voor een gezond gewas. De bezwaren verbonden aan een nauwe vruchtwisseling worden hierdoor echter slechts gedeeltelijk ondervangen. Al leen door het daarnaast volgen van bepaalde spel regels zal men ook op lange termijn de grond gezond kunnen houden. En dit laatste is noodzakelijk om te komen tot een ekonomisch gezonde bedrijfsvoering.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 14