P. J. Zuid - Geluid OPENHEID EN INSPRAAK ONTWII<I<ELINGSSAMENWERI< 22 NIG EN DE LANDBOUW jr i Jongerenaktiviteiten fVr U de jaarwisseling voor de deur staat en we even stil staan bij datgene wat in het afgelopen jaar gepasseerd is, moeten we concluderen dat de vele en vaak stormachtige ontwikkelingen in het jeugd- en jongerenwerk ook in 1970 het plattelandsjongerenwerk niet onberoerd hebben gelaten! Integendeel, juist op het platteland is men geconfronteerd met een veelheid van ontwikkelingen, die een heroriëntatie binnen onze afdelingen noodzakelijk maakten. Reeds in het verleden gesignaleerde punten, die voor het huidige plattelands jongerenwerk onontbeerlijk zijn, zoals samenwerkingsvraagstukken en strukturele aanpassingen, zullen van steeds meer belang blijken te worden. Mede naar aanleiding van deze zaken werden, in de laatste maanden van het afgelo-pen jaar, door het hoofdbestuur gesprekken gevoerd met de afdelingen, waarin deze onderwerpen uitvoerig ter sprake kwa men Uit deze en andere gesprekken is duidelijk gebleken, dat het plattelandsjongerenwerk in de voorgaande ja ren eveel toe heeft bijgedragen, dat de ontwikkelingen, welke zich elders voordeden, ook ten plattelande mei de nodige aandacht werden gevolgd. E willen onze aandacht nu eens richten op het voor ons liggende jaar. We komen dan tot de conclu sie dat alleen het signaleren van bepaalde ontwikkelingen, veranderingen niet voldoende is. Er zal meet dienen tc gebeuren. We honen dan ook, dat elk van U ervan overtuigd is, dat een gezamenlijke inzet van alle leden noodzake lijk zal zijn. Een gezamenlijke inzet die zich niet enkel beperkt tot een samen praten over, maar vooral tot een gezamenlijke stellingname of gezamenlijke aktie. Dit naar „buiten treden" is tot op heden een verwaar loosd facet geweest van ons jongerenwerk. In de voor ons liggende periode zullen we hieraan meer aandacht dienen te schenken. Wanneer we deze wens realiseren, dan krijgt ons werk meer gezicht, relief en karakter. De mogelijkheid ter realisering van dit alles zijn aanwezig. We denken hierbij vooral aan de opzet van stu die- en/oi interessegroepen binnen de afdalingen. Elke groep heef? „recht/plicht" tot het doen van gefundeer de er geargumenteerde uitspraken. Bundeling van al deze uitspraken op provinciaal- en/of landelijk niveau geven een uitspraak, gedaan op één van deze niveaus, de kracht, die zij op dit moment veelal missen, omdat men uitspraken doet, meestal gedwon gen moet doen, zonder de steun van zijn of haar achterban. Wij rekenen hierbij op de steun en de medewerking van ieder lid. Hij/zij neemt immers de centrale plaats ir binner ons werk! Ph. v. d. HOEK. Voorzitter P.J.Z. Onder redaktie van: H. A. HARDERWIJK IN samenwerking met de volkshogeschool Bergen hielden de plattelandsjongeren een studieweek end rond de problemen van de ontwikkelingssamen werking en de gevolgen daarvan voor de (Nederland se) landbouw. Aan het weekend namen, naast de leden van plattelandsjongerenorganisaties, ook agra rische studenten uit Ghana en Suriname deel, even als enkele andere geïnteresseerden. De verslagen van de drie diskussiegroepen over de landbouw, mentali teitsverandering en de situatie van de Derde Wereld, werden doorgesproken met de heren Coppens (N. O. V. I. B.) er. Cievering (Landbouwschap). Een samen vatting van de verslagen willen wij u niet onthou den: Landbouwproblemen in Nederland en E.E.G. Uitgangspunt: Voor bepaalde konkurrerende pro- dukten uit de ontwikkelingslanden, zoals granen, sui ker. oliën en vetten is, ondanks de huidige moeilijk heden in de landbouw, verlaging van de voorziénings- graad in de E.E.G. nodig. Andere produkten (niet kunkurrerende en met synthetische produkten kon kurrerende) zijn buiten beschouwing gelaten. Van wege het feit dat in de Derde Wereld ongeveer 70 van de bevolking werkzaam is in de landbouw, en invoer van buitenlandse deviezen voorlopig in het algemeen slechts moglijk is door uitvoer van land- bouwprodukten, zal de groei van de landbouwpro- duktie in de westerse landen moeten worden beperkt. ALGEMEEN a. Onttrekking van grond aan de produktie. Het totaal van het landbouwareaal in Nederland is ongeveer 2.5 miljoen ha. Per jaar nam dit on geveer met 3500 ha af door gebruik van grond voor niet-agrarische doeleinden (inklusief toevoe ging door inpoldering). Deze inkrimping zou moetn worden gestimuleerd, waarmee niet alléén moet worden gedacht aan agrarische kriteria. Ook met motieven als milieu beheer, landschapsverzorging, rekreatie, en het voorhanden zijn van alternatieve werkgelegen heid in de regio moet rekening worden gehouden. Voor inkrimping van het landbouwareaal in Ne derland kan gedacht worden aan verruiming van de normen genoemd in de ruilverkavelingswet van 5 tot b.v. 10 c/( Wellicht kan in dit verband ook de stichting Be heer Landbouwgronden worden ingeschakeld. Het uit de produktie nemen van landbouwgrond zal de agrarische produktie in zijn geheel beperken, maar het effekt zal niet evenredig zijn voor de afzonderlijke produkten. b. Prijsmaatregelen. Een differentiatie van de prijzen van de afzonder lijke produfcteft, of een prijsverlaging samengaand met een inkomenstoeslag zou overwogen dienen te worden. Dit komt echter neer op een „koude -- v»- sanering". Dit wordt niet sociaal verantwoord ge acht. De aanpassing van de produktie mag niet alleen ten koste gaan van de agrariërs. Gezocht zou moeten worden naar verruiming van de rege lingen van 'het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor dit doel. Via konkreet onderzoek voor bij voorbeeld 'n aantal produkten moet de realiseer baarheid van de aanbevelingen in het Indicative World Plan for Agricultural Development worden nagegaan, c. Landbouwonderwijs. Gestreefd moet worden naar een aanpassing van het landbouwonderwijs in de richting van meer algemeen onderwijs en opleidingen voor land schapsbeheer en rekreatie. Het aantal leerlingen dat op de landbouwscholen wordt toegelaten moet worden afgestemd op de toekomstige behoefte aan landbouwers. Via het onderwijs moeten jong en oud beïnvloed worden met het oog op de bereid heid tot beroepsverandering. d. Tolmuren. De tolmuren rond de gemeenschappelijke markt moeten geleidelijk worden afgebroken, met hand having van het preferentie-systeem voor geasso cieerde landen per produkt. 1. Suiker. eerste fase: toetreding van de E.E.G. tot de in ternationale suikerovereenkomst, voordat de uitbreiding van de E.E.G. tot stand komt. tweede fase: suikeroverschot niet dumpen op AFDELING WEST ZEEUWS-VLAANDEREN Op zaterdag 9 januari a.s. wordt een feestavond gegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der P.J.Z. Een ieder die vroeger lid of donateur is geweest wordt langs deze weg ook hartelijk voor deze avond uitgenodigd daar het voor ons onmoge lijk is dit alles uit te zoeken. De avond wordt gehouden in hotel „Du Commerce" te Oostburg. Aanvang 19.30 uur. Toegang uitsluitend voor leden (ex) en donateurs (ex.) HET BESTUUR. de wereldmarkt maar het overschot aan sui kerbieten bestemmen voor veevoer (direkt of via verhoging van het suikergehalte in pulp). (Onderzocht dient te worden wat hiervan de konsekwenties zijn voor konkurrerende vee- voerbestanddelen). derde fase: vermindering van de suikerbieten- produktie tot het streefcijfer van het I.W.P. (tot 72 van het binnenlandse verbruik in 1985). 2/3. Granen - oliën en vetten. Verwacht wordt, binnen korte tijd, een enorme overproduktie van granen binnen de E.G.G. Daarom is beperking zeer urgent. Voor Neder land ligt dit anders, omdat Nederland impor terend is. In dit geval wordt gepleit voor een nieuwe wereld graan-overeenkomst die goed funktioneert. Over oliën en vetten was de werkgroep weinig bekend. Wel kan worden opgemerkt dat de z.g. taptemelk en becel-aktie van de aktie „kosmo- politieke gezondheid" weinig zinvol is, omdat ihet melk en botergebruik nauwelijks invloed heeft op, de verhoging van het ergosterine-ge- halte in het lichaam, de veroorzaker van hart en vaatziekten. Het probleem is veel meer te rug te brengen op te weinig lichaamsbeweging, een ziekte van onze westerse samenleving. Een kosmopolitieke trimaktie is daarom zinvoller. De zuivelproduktie zal, als we de aanbevelin gen in het I.W.P. volgen, in de E.E.G. toch moe ten worden verlaagd. Het dient derhalve aan bevolen te worden om de volgende maatrege len te bestuderen: in hoeverre is een produktie- böheersing te bevorderen via a. het uit de produktie nemen van grond b. kontigentering samen met een stelsel van inkomenstoeslagen c. een kontraktenstelsel binnen een geïnte greerde produktiekolom. Voor wat betreft akute eiwittekorten moet een noodfonds in het leven worden gehouden. Slotopmerkingen: 1. Het I.W.P. zegt wel wat er moet gebeuren in de rijke landen, maar niet hóe. We hebben zelf ge tracht voor de suiker een weg aan te geven hoe we onze produktie kunnen verlagen. Voor de an dere eerder genoemde produkten zal hetzelfde die nen te gebeuren. 2. Algemeen gesteld: er zullen op korte termijn za kelijke studies gemaakt moeten worden, die tot doel hebben te bekijken hoe we tot een zelfvoor zieningsgraad kunnen komen, die het I.W.P. aan geeft. Nederland dient hiertoe een initiatief te nemen. MENTALITEITSVERANDERING Een mentaliteitsverandering in de rijke landen is nodig om tot een rechtvaardige wereldordening te komen. Dit zal niet lang meer op zich kunnen laten wachten, omdat de Derde Wereld niet eeuwig zal blijven vragen, de mensen zullen hun recht zonodig met geweld bevechten. Hoe moet nu die mentaliteitsverandering voltrok ken worden? Vrij algemeen kwam men tot de konklusie dat men vanuit zijn eigen situatie aan de hand van di rekt aansprekende zaken de mensen bewust moet maken van de onrechtvaardigheden in onze maat schappij. Mentaliteitsverandering moet aan de basis, bij alle mensen plaatsvinden. De besturen van de plattelandsjongerenorganisaties moeten: 1. via hun bestuurspositie aan hun leden veelzijdige, fundamentele informatie verschaffen over de pro blemen met betrekking tot ontwikkelingssamen werking; 2. Door het organiseren van studiebijeenkomsten, vooral op plaatselijk niveau, aansluitend op een in die plaats op dat moment aktuele zaken, hun leden bewust maken van de problemen van maat schappelijke rechtvaardigheid; 3. Die bijeenkomsten, om de informatie-overdracht beter en indringender te laten verlopen, organi seren op basis van kleine werkgroepen; 4. Zoveel mogelijk, zowel op plaatselijk, regionaal als landelijk niveau, kontakt leggen en samen werken met andere jongerengroepen, zoals wer kende jeugd, studenten en scholieren; (Wordt vervolgd.) -m s* jp

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 22