officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
DANKDAG
zlm
VRIJDAG 20 NOVEMBER 1970
58e Jaargang - No. 3057
land
en tuinbouwblad
In dit nummer o.m.:
De tervisielegging
schatting waarde gronden
in een ruilverkaveling
Pagina 4
Uit de praktijk
Pagina 5
De overbruggingsrege
ling Pagina 6
Oplossing stankover
last varkens- en kippen-
bedrijven? Pagina 7
Het isoleren van vloe
ren in varkensstallen
Pagina 8
De voeding van melk
vee Pagina 9
Is al wat nieuw is beter
bij de rassenkeuze van
komkommers? Pagina 10
Rationalisatie rondom
het planten van glasaard
beien Pagina 11
Oogstraming akker
bouwgewassen Pagina 13
dankdag verschraalt in onze maatschappij
steeds meer. Vele moderne" broeders zien
het als het handhaven van een traditie, waarom zij
medelijdend glimlachen.- een traditie tot uitsterven ge
doemd. Misschien zoals de religie zelve! Zouden zij
niet weten dat zij zelve andere goden aanbidden?
Laten wij die dankdag dan mogen verdedigen, ook
onder bijvoorbeeld diegenen die het thans zo bitter
moeilijk hebben in onze kring, omdat hun bedrijf on
danks verhoogde inspanning onder hun handen ka
pot dreigt te gaan. Kunnen zij met oprechte dank in
het hart in die bijzondere dienst zitten? Met dank voor
de bijstandsregelingen, die hun de lippen net boven
water doen houden in de hun omringende welvaarts
staat Nederland?
Laten wij die dankdag ook mogen verdedigen tegen
hen, die het voor schijnheiligheid aanzien dat men voor
zichzelf „durft" te danken, terwijl anderen in de we
reld kreperen en die zweren bij begrippen als (al of
niet evangelische) solidariteit.
Er zijn nog vele categorieën mensen, die om andere
redenen dat idee van die dankdag afwijzen, maar ik
moet geen verhandeling schrijven, ik moet trachten U
kort aan te spreken.
IA/IJ bestaan het in deze „kritische" tijd, tegen de
trend van de ontevredenheid met vrijwel alles,
althans één moment van bewuste en beleden dank
baarheid te vragen op één van de 365 dagen van het
jaar. Dankbaarheid, die voort moet vloeien uit het ge
loof dat wij slechts de dingen kunnen doen of afdwin
gen met onze macht en niet meer. Daarom zei die
oude Israëliet, een tegenwoordig nauwelijks gekende
agrariër uit oeroude tijden, een man die men profeet
noemt, Habakuk: al zou de vijgeboom niet bloeien
en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn
en geen runderen in de stal, nochtans zal ik juichen
in de Heer, jubelen in de God van mijn heil".
Dit lijkt misschien op 't eerste gezicht en nota
bene van de zijde van een boer een onzinnige zaak.
Was die man. getikt? Neen, hij dacht verder en die
per dan wij dan doen. Het uitgangspunt is in werke
lijkheid zo eenvoudig, dat wij er in onze haastige le
vens blijkbaar gemakkelijk over heen zien. Het uit
gangspunt is immers dat wij niets in de wereld hebben
meegebracht; dat alles wat wij krijgen, genade is.
Daarom schrijven gelovige mensen dit woord met een
hoofdletter: Genade.
(HERDER, hiervoor, schreef ik, dat wij niet meer
L kunnen doen dan onze macht toelaat. Die gren
zen van de eigen macht, een verplichting zijn béste
kracht te geven, liggen voor ieder mens anders. Haast
ieder mens ziet ze ook anders. Maar wanneer het uit
gangspunt is dat wij zelf niets meegebracht hebben,
dan geloven we in een tijd dat we tot ons zelf ko
men, niet zo zeer in onze eigen macht, maar in de
macht der Genade,- die door ieder innerlijk op zijn
eigen manier vertaald, geduid, wordt en die kan toe
vallen op zo velerlei wijzen als gezondheid, zinvolle
arbeid, een goed gezin, vertrouwen en zoveel meer.
Wijzelf, onze maatschappijstructuur van vandaag, onze
opvattingen wensen daar aan toe te voegen: een goed
inkomen. Wij hebben niets te dikteren: niettegenstaan
de harttransplantatie zelfs niet over leven en dood,
niets over goede verhoudingen tussen ouders en kin
deren of bijv. niets over goede verhoudingen tussen
onze kinderen onderling.
\A/!J moeten wel met onze macht streven naar die
goede verhoudingen, wij moeten evenzeer stre
ven naar rechtvaardige verhoudingen in onze maat
schappij en naar een betere wereldsituatie. En zetten
wij ons daar toe voldoende in? Neen dan staan wij te
recht recht op die Dankdag, wanneer wij niets te eisen
hebben en alleen mede te werken. Gaat het alles bo
ven onze macht, luistert dan naar de dichter, die zei-
de:
Heer, als er dan geen zin'
is in ons werk gelegen,
leg Gij een zin daarin.
En verder:
Betrek ons eens vooral
op Hem die alle dingen
eenmaal nieuw maken zal,
dat wij in duizelingen
zien wat ons oog niet ziet.
En weten altijd meer,
dat onze arbeid niet
vergeefs is in den Heer.
Poortvliet, 14 november 1970 GEUZE.
LANDBOUWBEGROTING 1971 ZONDER HOOFDELIJKE STEMMNG DOOR TWEEDE KAMER AANVAARD!
De belangstelling van agrarische zijde voor de be
handeling van de landbouwbegroting in de Tweede
Kamer was deze keer groter dan in andere jaren.
Toen de kamer er woensdagavond om kwart voor ne
gen, een uur later dan eerst de bedoeling was, mee
begon, luisterden ongeveer zeventig bestuursleden
van gewestelijke landbouworganisaties van drieërlei
zuil mee. De meesten op de publieke tribune, anderen
in de handelingenkamer en in de „vierde afdeling",
waar voor gesloten tv-circuits was gezorgd. Door dez'e
aanwezigheid wenste men de belangstelling van agra
rische zijde voor deze begrotingsbehandeling te doen
blijken.
Tijdens de twee lange avondzittingen woensdag- en
donderdagavond werden in een door spreektijdbeper
king, enigszins gejaagd tempo de veel omvattende
vraagstukken van de land- en tuinbouw behandeld.
Twaalf vertegenwoordigers van 11 fracties kwamen
daarbij aan het woord en de minister antwoordde la
ter daarop.
Het werd de minister daarbij bepaald niet gemakke
lijk gemaakt. Er was veel gedrang rond de 3 inter
ruptie-microfoons. Voor de kamervoorzitter was dit
aanleiding de heren er op te wijzen dat het geen
kleine interrupties meer waren maar kleine redevoe
ringen. Door dit optreden van de kamerleden werd de
minister echter gedwongen op bepaalde punten scher
per te formuleren. Zo sprak de minister naar aanlei
ding van de voorstellen van het Landbouwschap om
de prijzen met 5 te verhogen eerst in termen van
„niet onredelijk" enz. De heren Vredeling, Tolman,
Zijlstra en Tuynman dwongen de minister zich duide
lijk uit te spreken waarna de belangrijke toezegging
van de minister kwam dat de Nederlandse regering
van mening is dat in de volgende ronde van het prijs
beleid in de EEG hoge prioriteit moet worden gegeven
aan de verbetering van het inkomen in de landbouw.
(Zie verder pag. 3)