Langs de melkweg Bieten rooien zonder verliezen Nu de bietenoogst langzamerhand in volle gang komt is het goed nog eens op het zojuist mogelijk af stellen van de rooimachines te wijzen. H. de Boer van de N.O.P. landbouwvoorlichting schreef onlangs in een artikel dat een slecht afgestelde maohine veel rooi- en/of kop verlies tot gevolg kan hebben en gaf hierover de volgende wenken. (XXVII) Belangrijke toename van het aantal melkkoeltanks 9 DE BIETENLICHTER Evenals de afstelling van het kopapparaat is ook de afstelling van de bietenlichter van groot belang. Teveel puntverlies of breuk van de bieten kunnen tot grote verliezen aanleiding geven. Allereerst is de rooidiepte van belang. Steeds geldt dat zo ondiep mogelijk moet worden gerooid. Bij diep rooien is de kans op extra tarra groter. Onder alle omstandigheden moet de rooidiepte zodanig zijn dat zo weinig mogelijk puntverlies optreedt. Met de huidige machines is dit meestal wel mogelijk. Bij de roterende lichter van Vicon is de afstelling be trekkelijk eenvoudig. De draaiende vleugels slaan de bieten los, waarbij de snelheid nog gewijzigd kan worden. Daarna worden de bieten door de rooischaar gerooid, die verstelbaar is wat diepte betreft. Bij de tweerijige uitvoering is de afstand tussen de draaiende vleugel- sohijven verstelbaar. zoals bij Engelse machines soms het geval is, is ook ver stelling mogelijk. De wielen kunnen dan meer of minder dwars op de rijrichting worden gesteld. DE SPORING VAN DE MACHINE Wanneer goed werk geleverd moet worden is het van groot belang dat de machine steeds recht achter de trek ker loopt. Hiervoor zijn in de diverse instruktieboekjes aanwijzingen gegeven. Met name bij de zwaardere machines en die met op gebouwde voorraadbak komt het desondanks nog voor dat de machine van voren iets naar het gewas gericht is tijdens het rooien. Mogelijk kan door het verstellen van één van de wielen de machine weer in het goede spoor worden gebracht. Meestal zal dan het landwiel iets naar buiten gezet moeten worden. Verder moet er op worden HET KOPAPPARAAT Bij de één- en tweerijige rooiers vindt het koppen plaats door een taster met kopmes. De hoogte en soms óók de stand van het mes zijn verstelbaar om onder alle omstandigheden goed kopwerk te kunnen krijgen. De tasters worden aangedreven door de aftakas (indi- rekt) of door één van de loopwielen van de rooimachine. Het is gebleken dat met beide manieren van aandrijving goed kopwerk mogelijk is. Voor een goede werking van het kopapparaat is het noodzakelijk dat de taster steeds de juiste voorloop heeft. Dit wil zeggen diat de omtreksnelheid van de taster gro ter moet zijn dan de snelheid waarmee de machine over het land rijdt. Wanneer de snelheid van de taster te klein is, worden de bieten, door het betrekkelijk grote gewicht van het kopapparaat voorover gedrukt, waarbij de biet scheef wordt gekopt. Dit geeft natuurlijk biet- verlies en koptarra. Wanneer de taster te snel draait gaan de getande platen van de taster de kop inzagen waardoor de biet te diep wordt gekopt. Het is meestal beter dat de taster iets te snel draait dan te langzaam. Het gevaar is echter aan wezig dat bij een te snel draaiende taster de kopdiepte onregelmatig wordt, omdat dit inzagen meestal ongelijk matig gebeurt. In veel gevallen zijn variatiemogelijkheden aanwezig om de overbrenging van de taster te wijzigen. Zoek hier bij steeds de gunstige overbrenging in een bepaalde ver snelling van de trekker. Daarbij kan men ook nog he-: motortoerental van de trekker variëren. Naast de taster- snelheid en mesdiepte kan soms ook het mes naar voren of naar achteren worden geplaatst. Wanneer dikke bie ten moeten worden gerooid kan het mes beter iets naar achteren worden geplaatst. De Duitse machines maken in het algemeen gebruik van schaarlichters. Meestal zijn deze lichters in de breedte verstelbaar om bij dikke en dunnere bieten een zo goed mogelijke afstelling mogelijk te maken. Soms kan ook de achterkant van de scharen lager worden ge steld. Wanneer veel puntverlies optreedt kan dit soms een verbetering betekenen. Let er op dat de sporing en breedteafstelling van de machines zodanig zijn dat de ropischaren of wielen steeds recht voor de rij komen. De zelfzoekende scharen zijn in dit opzicht een verbete ring. Wanneer de rooier is uitgerust met Oppelwielen, gelet dat de machine vrij van de grond loopt (b.v. zeef- rad), omdat ook daardoor „dwingen" van de machine veroorzaakt kan worden. Hoewel in het voorgaande niet alle facetten van de afstelling ter sprake zijn gekomen, menen we toch enige belangrijke punten aan de orde te hebben gesteld. Wan neer door onjuiste afstellingen te diep of te onregel matig wordt gekopt en wanneer puntverlies optreedt kan dit enige tonnen per ha gaan kosten. Het is dan ook alleszins de moeite waard hieraan voldoende aandacht te besteden. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes In het begin van deze serie is aandacht' besteed) aan de melkkoeltanks op de boerderij. Hierin werd o.a. de fabricage, werking, typen en betekenis van deze appa ratuur toegelicht. De grote belangstelling, die er is voor boerderijtanks noopt tot het vermelden van de inmiddels geplaatste aantallen. Per 1 oktober 1969 waren er in Zeeland op 3 bedrij ven melkkoeltanks in gebruik; n.l. 2 in West en 1 in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Voornamelijk door het project met doorgetrokken koellijn op Walcheren heeft de diepkoe- ling van boerderijmelk in Zeeland een snelle uitbreiding gevonden. De snelle ontwikkeling blijkt uit onderstaand overzicht 1 okt. 1969 1 okt. 1970 Walcheren West Zeeuws-Vlaanderen Oost Zeeuws-Vlaanderen overige gebieden Zeeland totaal 56 6 2 64 De tanks komen vooral voor op de bedrijven met gro tere eenheden melkvee. Op deze bedrijven met melk koeltanks bedraagt de jaarlijkse hoeveelheid af te leve ren melk rond 7 miljoen kg. Dit is 9 van de huidige jaarleverantie van de Zeeuwse boerderijmelk aan de zui velfabrieken. Naast de genoemde 64 stuks komen er nog 11 bij. Voor nog 8 bedrijven op Walcheren en 3 in West Zeeuws-Vlaanderen zijn er tanks besteld. Aan het eind van dit jaar wordt dan reeds ruim 10 van de Zeeuwse boerderijmelk diepgekoeld. Dit is in een jaar een snelle ontwikkeling. Het staat wel vast, dat deze groei zich waarschijnlijk iets vertraagd voort zet. In West Zeeuws-Vlaanderen zijn 5 melkveehouders die spoedig tot aankoop van een tank zullen overgaan. Ook op SchouwenJDuiveland zijn een tiental veehouders sterk geïnteresseerd in deze apparatuur en worden de mogelijkheden bestudeerd om de uitvoering van het tank- melken in samenwerking met de C.M.M.C. te verwezen- lijk.en De merken van de geplaatste en inmiddels gekochte tanks zijn als volgt: Zero 31 Meuller 34 Packo 5 Vanandel 2 Alfa Laval 3 Totaal 75 Ondanks dat de kosten van aanpassing in het alge meen eerder tegen dan mee vallen, zijn voor zover ons bekend alle gebruikers zeer tevreden met deze appara tuur. Voorts menen we nog onder de aandacht te moeten brengen, dat voor het vaststellen van de hoeveelheid melk 2 systemen worden gebruikt. Bij de Coöperatieve Melkin richting te Middelburg wordt de hoeveelheid melk vast gesteld met een volumemeter, die geplaatst is bij de melk- pomp voor het opzuigen van de melk. Bij de leden van de Coöperatieve Zuivelfabriek te IJzendijke zijn de melkkoeltanks geijkt door het IJkwezen. Hierdoor kan met een meetlat en een bijbehorende tabel de hoeveel heid melk in liters vastgesteld worden. De normale uitgeluchte melk heeft bii een tempera tuur van 20D C een dichtheid (s.g.) van 1,031. Bij cuep gekoelde melk, die normaal een temperatuur van 41 O heeft is de dichtheid hoger. Bij het opzuigen en roeien ontstaat er luchtinslag, waardoor de dichtheid (s.g.) ^"eer lager uitkomt. In ons land is het voorschrift, dat de hoeveelheid melk in kg wordt opgegeven. Met een vastgestelde om rekeningsfactor worden de kilo's berekend. Dit geldt voor beide systemen. Het vaststellen van de hoeveelheid melk is aan nauwkeurige voorschriften gebonden. Beide systemen hebben hun bruikbaarheid bewezen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 9