Land en tuinbouwlonen opnieuw met 1 procent omhoog De land- en tuinbouw en de extra uitkering van f400.- 3 Uit een nadere publikatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie per half september j.l. wederom is gestegen. Bedroeg dit cijfer per half augustus nog 133.5; half september was het gekomen op 134.6. Deze stijging houdt in, dat de limiet voor toepas sing van de indexeringsclausules, zoals deze werden opgenomen in de land- en tuinbouw c.a.o.'s 1970/71, voor de tweede maal is overschreden. Derhalve zullen de week- en uurlonen alsmede de tarieven en de vakantiebonwaarden met ingang van de eerste loonbetaling in de maand november opnieuw met 1 omhoog gaan. De Hoofdafdeling Soóiale Zaken van het Landbouw schap nam over deze kwestie reeds contact op met contractspartijen in de provincies. Over de nieuwe lonen kunnen nadere mededelingen worden tegemoet gezien in de bladen van de gewes telijke organisaties. Mocht het prijsindexcijfer gedurende het resteren de deel van het contractjaar, dat op 28 februari 1971 afloopt, met nogmaals 1.3 stijgen dan zal in de Hoofd afdeling Sociale Zaken een bespreking plaatsvinden over de alsdan te nemen maatregelen. Een procedure overigens welke in de lopende c.a.o.'s is vastgelegd. Wellicht ten overvloede zij erop ge wezen, dat de toepassing van de indexeringsclausules als zodanig niets te maken heeft met de 400,kwes tie waarover besprekingen gaande zijn tussen c.a.o.- partijen in de provincies. ZORGEN Er is intussen aanleiding zich zorgen te maken over de loon- en prijsontwikkeling. De inflatie woekert voort. De prijs- en loonspiraal zal door toepassing van de indexeringsclausules, die in vrijwel alle c.a.o's zijn opgenomen, een nieuwe im puls krijgen. Bovendien staan de loononderhandelingen 1971 voor de deur en bestaat het vooruitzicht dat de B.T.W.-ta rieven omhoog gaan, met mogelijke doorberekening in de pijzen via net z.g. afwentelingsproces. Al met al redenen om zich met de regering af te vragen of de voorwaarden vervuld zijn om artikel 10 van de Loonwet toe te passen. Dit artikel voorziet in de mo gelijkheid een loonpauze of loonstop af te kondigen. De realisering van een dergelijke maatregel even wel zal niet eenvoudig zijn. Met name de vakbewe ging voelt er niet voor terwijl in de kring van de industriële werkgevers twijfel bestaat over het nut van een dergelijke ingreep in de loonontwikkeling zo lang de spanning op de arbeidsmarkt voortduurt. Wij voor ons zouden toch een globale loonmaatregel willen bepleiten. Een maatregel die gericht zou moe ten zijn op handhaving in 1971 van het reële loonpeil dat dit jaar werd bereikt. Daar zullen wij de handen aan vol hebben. Dit uitgangspunt evenwel betekent dat de lonen volgend jaar toch omhoog zullen gaan en wel ter compensatie van de prijsstijgingen waar van het eind niet in zicht is. Het is overigens een goede zaak dat met het advies dat de S.E.R. de vorige week uitbracht, de weg voor een spoedig herstel van het centrale overleg werd geëffend. De Raad deed dit door zich uit te spreken voor een buitenwerking stellen van artikel 8 van de wet op de loonvorming dat een mogelijkheid biedt in indi viduele c.a.o.'s in te grijpen. Een mogelijkheid evenwel welke slechts in theorie heeft bestaan omdat er in de praktijk niets van terecht is gekomen. De vakbeweging kreeg dus haar zin. Maar ook de industriële werkgevers gingen niet met lege handen naar huis. Zij wisten te bedingen dat de Raad zich uit sprak voor de wenselijkheid dat bij het voor het vol gend jaar te voeren conjunctuurbeleid zal worden afgezien van een gedetailleerd ingrijpen in de prijs vorming op grond van artikel 2 van de Prijzenwet. VOORWAARDEN VOOR HERSTEL Twee belangrijke voorwaarden waaraan een moge lijk herstel van het centrale overleg op voorhand werd gebonden. De tijd zal evenwel moeten leren of de S.E.R. met haar standpunt terzake tot verstandige uitspraken is gekomen. Ook kan men in twijfel verkeren van het nut van een overleg op centraal niveau zolang niet vaststaat dat gemaakte afspraken kunnen worden nageleefd. Het fundamentele probleem waarmede wij momen teel worstelen is dat overeenstemming moet worden bereikt over een juiste verdeling tussen collectieve bestedingen enerzijds en particuliere bestedingen an derzijds. Onder collectieve bestedingen verstaan wij in dit verband de overheidsuitgaven en de kosten voor de sociale verzekeringen. Voor het maken van afspraken op dit terrein zijn twee partijen nodig, t.w. de overheid en het georgani seerde bedrijfsleven. Met name ook het bedrijfsleven zal zich aan gemaakte afspraken moeten kunnen hou den. Het is echter de vraag of het hiervoor nodige ge zag onder de gegeven omstandigheden aanwezig is. Aan deze voorwaarde immers wordt niet voldaan zolang de werkgevers bereid blijven aan allerlei niet gemotiveerde looneisen toe te geven en anderzijds de vakcentrales onvoldoende invloed hebben op de ge dragslijn van de bonden en de laatste op bun beurt niet het volle vertrouwen van de individuele leder; ge nieten. Er is momenteel sprake van een zekere gezagscrisis. Er is een desintegratie-proces in vrijwel a'le geledin gen van het bedrijfsleven aan de gang en waardoor met name extreme groeperingen een kans krijgen af spraken, die in een overigens goed bedoeld overleg tot stand zijn gekomen, in de war te sturen. Zolang in een dergelijke situatie geen verandering komt, bestaat aanleiding te betwijfelen of het komend centrale over leg een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren om de economische ontwikkeling in rustiger vaarwater te leiden. Blijkt dit niet mogelijk dan zal de wal het schip moeten keren, hetgeen op den duur een werkloosheid van ernstige omvang met zich zal brengen. N. A. V. Als bedrijfsomstandigheden dit enigszins toelaten adviseren ZLM en NCB in Zee land en Brabant om de extra uitkering; van 400 in 2 gedeelten te betalen en wel 200 zo spoedig mogelijk en 200 per 18 december a.s. Zoals u reeds uitvoerig in het artikel over de 400 uitkering in het ZLM land- en tuinbouwblad van 9 oktober hebt kunnen lezen hebben de C.B.T.B. en de 3 werknemersorganisaties geadviseerd de 400 extra uitkering per aanvullende C.A.O.-artikel dwin gend voor de gehele land- en tuinbouw voor te schrij ven. Tijdens de onderhandelingen in Zeeland en in Bra- bant hebben de vertegenwoordigers van NCB en ZLM zich geconformeerd aan het landelijk standpunt van de K.N.B.T.B. en het K.N.L.C. Zij achten het n.l. niet verantwoord dat wij de bedrijven, die dank zij de slechte fruit- en eierprijzen of dankzij de hoge stookolieprijzen (glastuinbouw) in financiële moeilijkheden verkeren, nog verplicht zou den belasten met een extra uitkering van 400, Overigens ontveinzen wij ons niet dat in 95 van de bedrijfstakken de 400 uitkering wordt ver strekt. Als land- en tuinbouw kunnen wij daar niet blind voor zijn, ook al zijn de bedrijfsuitkomsten in onze bedrijfstak op vele bedrijven niet zodanig dat deze de 400 uitkering zouden rechtvaardigen. Gezien de geschetste situatie adviseren wij onze akkerbouw- en gemengde bedrijven, voor zover hun personeel op c.a.o.-basis wordt beloond, nu zo spoedig mogelijk over te gaan tot de uitkering van 200, en het resterende bedrag van 200 per 18 december a.s. Voor de losse arbeiders adviseren wij een uitkering van 7,70 per gewerkte week in het contract jaar 1970—'71. Voor de tuinbouw c.a.o. willen wij alsnog proberen om met name voor de fruitteelt en de stooktuinbouw en eveneens voor de pluimveehouderij tot een wat soepeler regeling te komen. K. Wij kunnen in alle kranten lezen dat voor het jaar 1971 nog belangrijke prijsstijgingen worden verwacht. Volgens de voorzitter van één van onze vakvereni gingen ligt dat aan de regeringmaar wij dachten dat dit al te simpel is gesteld. De loonontwikkeling, dikwijls aangeduid als loon explosieheeft een zeer sterke invloed op de ont wikkeling van de arbeidsintensieve ondernemingen. De dienstensector is een sector van ondernemingen waai1 zulks in hevige mate tot uitdrukking komt. Het is in deze sector dat hoe langer hoe meer mensen „doe het zeivers" worden omdat de kosten het aan vaardbare of het mogelijke te boven gaan. Onder die omstandigheden worden sommige groe pen van bedrijven uit de markt geprijsd. Een voor beeld daarvan is b.v. het schildersbedrijf. Hoeveel mensen hebben niet het schilderen en behangen zelf ter hand genomen Er zijn echter werkzaamheden die feitelijk niet zelf hunnen worden verricht, dat zijn werkzaamheden die een ingewikkelde technische apparatuur en een grote vakkennis vereisen, en daar zal de prijsontwikkeling zich hevig doen gevoelen. Om een voorbeeld te geven. De uitkering van de 400,aan het ziekenhuispersoneel heeft tot gevolg dat de kosten per verpleegdag met ongeveer f 2, stijgen. Bij een gemiddelde van twee verpleegdagen per jaar per Nederlander betekent dit dat de ziekte kosten per Nederlander gemiddeld f 4,per jaar ho ger worden. De prognose is dan ook dat de ziektekosten-verze keringen die in 1970 hun premie met 12 a 14 moes ten verhogen, in 1971 gedwongen zulen zijn nogmaals een verhoging toe te passen en wel van 16 a 28 Dit laatste vloeit evenwel niet alleen uit de loon stijgingen voort. Prijsstijgingen zijn economisch gezien altijd een probleem en dit geldt zowel nationaal als internatio naal. Nationaal omdat de éne stijging de andere uitlokt, internationaal omdat de afzet bemoeilijkt wordt, de internationale handel andere bronnen zoekt aan te boren, en het verleden heeft geleerd dat een éénmaal verloren markt niet zomaar te heroveren is. In de private sector gaat het er vooral om of het produkt dat men vervaardigt de prijsbewegingen vol doende kan volgen en ook volgt. Voor onze agrarische sector geeft een onderzoek aangaande dit punt droevige resultaten. Onderstaand laten wij volgen de prijsindexcijfers van akkerbouw- en veehouderijprodukten voor de ja ren 1955 en 1964 tot en met 1969 en de maand januari 1970 en juni 1970 en ter vergelijking de indexcijfers van de lonen over dezelfde periode. Zoals bekend zijn- indexcijfers verhoudingscijfers die het prijsverloop in de betreffende sector weergeven. INDEXCIJFERS Akkerbouw Veehouderij Lonen produkten produkten 1955 86 101 l'JÖ 1964 102 110 212 1965 111 114 23' 1966 118 116 25- 1967 111 116 y 1968 101 118 2Q1 1969 x 119 N 145 125 323 Januari 1970 12 7 337 Juni 1970 onbekend 125 344 Het staatje spreekt duidelijke taal. Een verdergaan de commentaar lijkt ons op deze plaats overbodig. PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 3