Nieuwe overlegprocedure
landbouwprijzen 1971/72
vastgesteld
De land- en tuinbouw en de
extra-uitkering van f400,-
K.N.L.C. en K.N.B.T.B. geen
partij bij loonakkoord
4
WEDEROM VERTRAGING
BESLUITVORMING LANDBOUWPRIJZEN
KOMENDE JAAR
iJVE Raad van Ministers (Landbouw) heeft in zijn
jongste zitting op 28 en 29 september j.l. helaas
geen vooruitgang kunnen boeken op het terrein van
de nog steeds op het pogramma staande harmonisa
tie van het consumptiemelkbeleid in de E.E.G. Hier
mee zouden er voorwaarden voor een vrij verkeer
van consumptiemelk tussen de lidstaten zouden moe
ten worden geschapen. De oorzaak van deze stagnatie
in het overleg moet worden geweten aan de Franse
eis, waarbij dit vrije verkeer pas tot stand zou kun
nen komen, nadat voor de gehele Gemeenschap gel
dende uniforme voorschriften voor de kwaliteit en
de samenstelling van de melk alsmede voor het in
de handel brengen van drinkmelk zouden zijn vast
gesteld.
VERBETERING BESTAANDE REGLEMENTEN
IN een uitvoerige verklaring heeft de Franse mi-
nister van landbouw, de heer Duhamel, de aan
dacht van de Raad van Landbouwministers en van
de Europese Commissie gevraagd voor enkele naar
diens mening noodzakelijke verbeteringen in de be
staande reglementen voor varkensvlees, groenten en
fruit alsmede pluimvee en eieren.
Ten aanzien van de E.E.G.-verordening voor var
kensvlees bepleitte hij een versterking van het in-
terventiebeleid door middel van een sneller ingrij
pen in de markt op een enigszins hoger prijsniveau
en het voorzien in de mogelijkheid (naar analogie van
het interventiestelsel voor rundvlees) van regionale
interventie. Met dit versterkte interventiebeleid voor
varkensvlees beoogt de Franse minister van Landbouw
in de E.E.G. de cyclische prijsbeweging zoveel moge
lijk af te dempen en de produktie in de gehele Ge
meenschap te stabiliseren.
Voor wat de E.E.G.-verordening voor groenten en
fruit aangaat, bepleitte minister Duhamel: een ver
sterking van de E.E.G.-rooiactie door wijziging van
het systeem van premie-uitbetaling. De nu over een
aantal jaren verdeelde uitbetaling zou hij vervangen
willen zien door een uitkering ineens van de premie.
Daarbij een strikte toepassing van de gemeenschap
pelijke instrumenten vrijwaringsclausule, referen-
tieprijzen waarmede de gemeenschappelijke groen
ten- en fruitmarkt t.o.v. invoer uit derde landen wordt,
beschermd.
PLUIMVEEHOUDERIJPROBLEMATIEK
DETREFFENDE de pluimveehouderij-sector be-
pleitte de Franse landbouwminister een verbete
ring van het inzicht in de ontwikkeling van de pro
duktie. Dit zou kunnen worden bereikt door verbete
ring van de statistische rapportering van de inleg van
broedeieren voor zowel leg- als slachtdoeleinden. Een
en ander zou tot een betere aanpassing van de pro
duktie aan de afzetmogelijkheden in belangrijke mate
kunnen bijdragen. Tevens zouden op basis van beter
inzicht in de toekomstige ontwikkeling van de pro
duktie, ingeval van een dreigende crisissituatie, maat
regelen kunnen worden overwogen om deze te voor
komen. Voorts vroeg minister Duhamel aan de Euro
pese Commissie, de mogelijkheden na te gaan om in
een ernstige crisissituatie beperkte en tijdelijke steun
aan producentenverenigingen te verlenen voor de par
ticuliere opslag varT eieren en ei-produkten. Ook be
klemtoonde hij de noodzakelijkheid, dat de Commis
sie een studie van de problematiek maakt, die in de
pluimveehouderij van de Gemeenschap tengevolge
van vestiging van zeer grote produktie-eenheden kan
ontstaan. Tenslotte bepleitte hij vereenvoudiging van
de bestaande handelsnormen voor eieren en vol
tooiing van de harmonisatie van veterinaire-rechte-
lijke en sanitaire bepalingen, aangezien deze naar de
toestand van vandaag gerekend, nog een belemme
ring vormen voor een gezonde ontplooiing van het
handelsverkeer tussen de lidstaten.
PRIORITEIT VRAAGSTUK CONCURRENTIE
VERVALSENDE MAATREGELEN
IN de op de verklaring volgende discussie toonden
zowel de Europese Commissie als het meren
deel van de aanwezige ministers van landbouw zich
bereid, aandacht aan de door minister Duhamel naar
voren gebrachte punten te besteden, mits daarbij te
vens het onderwerp van de concurrentievervalsende
steunmaatregelen in de genoemde sectoren wordt be
trokken. Minister ir. J. P. Lardinois heeft daarbij met
name gewezen op het feit, dat crisessituaties in deze
sectoren in vele gevallen het gevolg zijn van het sti
muleren van de produktie door gerichte steunmaat
regelen. Allereerst moeten naar zijn stellige overtui
ging deze stimulansen worden weggenomen, alvorens
kan worden onderzocht, in hoeverre gevolgen van
crisessituaties kunnen worden verzacht. Met andere
woorden, aan het vraagstuk van de concurrentiever
valsende maatregelen dient de Raad, aldus minister
Lardinois, prioriteit te geven boven maatregelen,
waarmee crisesgevolgen kunnen worden verzacht.
VERKLARING MANSHOLT
IN een met betrekking tot het voor het komende
jaar vast te stellen markt- en prijsbeleid afge
legde verklaring, heeft de vice-voorzitter van de Euro
pese Commissie, dr. S. L. Mansholt, betoogd, dat het
voor de Commissie moeilijk is, op korte termijn hier
over voorstellen aan de Raad voor te leggen. De moei
lijkheden zijn drieledig:
naar het oordeel van de Europese Commissie ont
breekt het algemene kader, in de zin van Raadsbe
sluiten, m.b.t. het gemeenschappelijke sociale en
structurele beleid, waarbinnen het prijsbeleid voor
de landbouw moet worden geplaatst;
de Europese Commissie constateert op dit moment
de volgende tegenstrijdigheid van gezichtspunten.
Enerzijds is in alle lidstaten sprake van een sterke
industriële expansie, gepaard aan spanning op de
arbeidsmarkt en een zekere loon- en prijsinflatie,
die aanleiding zouden moeten geven tot aanpas
sing van het E.E.G.-prijsniveau. Anderzijds be
tekent verhoging van het E.E.G.-prijsniveau een
vergroting van de verschillen in prijspeil tussen
de E.E.G. en de landen die wensen toe te treden,
terwijl deze omstandigheden tevens terugkeer van
Franse landbouwprijzen tot het gemeenschappe
lijke prijsniveau zou bemoeilijken.
de Europese Commissie zou op de derde plaats
de situatie willen vermijden, dat zij opnieuw met
voorstellen komt, waarmede de Raad zich niet zal
kunnen verenigen.
PRIJSVOORSTELLEN NA UITVOERIG OVERLEG
MET het oog op deze moeilijkheden is in over-
eenstemming met de Europese Commissie door
de Raad van Landbouwministers besloten, dat dit
jaar aan de formulering van de nieuwe prijsvoorstel
len een uitvoerige overlegprocedure zal voorafgaan.
De heer Mansholt zal daartoe de lidstaten bezoeken
en ter plaatse in overleg treden met de verantwoor
delijke beroepskringen en de voor het landbouwbe
leid verantwoordelijke ministers.
Op grond van de ervaringen, die deze eerste over
legronde zal opleveren, zal de Europese Commissie,
in samenwerking met de Raad, de hoofdlijnen voor
het landbouwbeleid voor de komende tijd trachten
te formuleren. Op basis van deze beleidslijnen kun
nen dan vervolgens de prijsvoorstellen voor het jaar
1971/1972 door de Europese Commissie worden uit
gewerkt. Noodgedwongen betekent een en ander
uiteraard, dat er vertraging in de besluitvorming over
het beleid voor de landbouwprijzen voor het komende
jaar zal optreden.
Vier van de zes in de hoofdaf
deling Sociale Zaken, nl. de N. C.
B. T. B. en de drie Werknemers
organisaties, van de in het Land
bouwschap samenwerkende organi
saties zullen de bij de regionale
C.A.O.'s voor akker-, weidebouw
en veehouderij betrokken partijen
adviseren een uitkering van 400,-
in de C.A.O. op te nemen. Deze vier
organisaties kwamen dat met el
kaar overeen. Aan vaste arbeiders
van 23 jaar en ouder zou op 16 ok
tober en 18 december 1970 telkens
een bedrag van 200,moeten
worden uitgekeerd. Voor losse ar
beiders zou nog een nadere rege
ling getroffen dienen te worden.
Nu gebleken is dqt in de Hoofdaf
deling Sociale Zaken door een klei
ne meerderheid een loonakkoord is
gesloten, moet worden verwacht
dat de loonbesprekingen in de pro
vincies binnenkort op gang komen.
Over het resultaat van deze loon
besprekingen voor wat betreft Zee
land en Brabant zullen zo mag
worden aangenomen t.z.t. nadere
mededelingen in het ZLM Land- en
Tuinbouwblad gedaan worden. Over
de achtergronden van een en ander
geeft onderstaand artikel nadere
bijzonderheden.
iTIE kleinst mogelijke meerderheid van de in de
Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Land
bouwschap samenwerkende organisaties uit de N. C.
B. T. B. en de werknemersorganisaties, zijn tot over
eenstemming gekomen over een advies aan partijen
bij de c.a.o.'s voor de akker- en weidebouw en de
veehouderij inzake de extra uitkering van 400,
Geadviseerd wordt aan vaste arbeiders van 23 jaar
en ouder, die in overeenstemming met de c.a.o. wor
den beloond per 16 oktober en 18 december a.s. een
uitkering te verstrekken van telkens 200,-— bruto
en aan jeugdige vaste arbeiders per genoemde data
een uitkering van de navolgende percentages van
200,—
22
jaar
93
21
jaar
88
20
jaar
79
19
jaar
71
18
jaar
61
17
jaar
53
16
jaar
47
15
jaar
38
Ten ahnzien van de losse arbeiders, die in over
eenstemming met de c.a.o. worden beloond, wordt
aan partijen geadviseerd een nadere regeling over
een te komen. Tenslotte wordt geadviseerd het bo
venstaande in aanvullende c.a.o.'s vast te leggen.
K.N.L.C. EN K.N.B.T.B. GEEN PARTIJ
De vertegenwoordigers van het K.N.L.C. en de K. N.
B. T. B. hebben gemeend voor dit advies geen ver
antwoordelijkheid te kunnen dragen en hebben zich
hiervan dan ook gedistantieerd. Zij namen het stand
punt in dat gelet op zowel de grote loonkostenstij
ging die in de c.a.o.'s 1970/1971 reeds is gerealiseerd
t.w. circa 13% als op de rentabiliteit van vele agra
rische bedrijven er niet mee akkoord kon worden
gegaan, c.a.o.-partijen thans te adviseren dwingende
bepalingen inzake de uitkering ineens in de c.a.o.'s
op te nemen.
Anderzijds werd te kennen gegeven dat ook het
K.N.L.C. en de K.N.B.T.B. bereid waren te erkennen
dat in een groot deel van het bedrijfsleven een extra
uitkering is uitbetaald of toegezegd en dat dit gebeu
ren niet onopgemerkt aan de land- en tuinbouw
voorbij gaat.
Het was dan ook deze overweging welke de ver
tegenwoordigers van het K.N.L.C. en de K.N.B.TJB.
aanleiding gaven voor te stellen dat aan c.a.o.-par-
tijen een brief zou worden gezonden met de mede
deling dat de Hoofdafdeling er gelet op de ontwik
keling in een groot deel van het bedrijfsleven begrip
voor zou hebben indien de contractpartijen in de pro
vincies zouden besluiten de c.a.o.'s aan te vullen met
een „kan"-bepaling, waarin de individuele werk
gevers de bevoegdheid wordt gegeven aan werkne
mers, die in overeenstemming met de c.a.0. worden
beloond een uitkering te doen over 1970 van maxi
maal 400,bruto uit te betalen in twee termijnen
t.w. in oktober en december.
Voor de losse werknemer zou de uitkering bepaald
kunnen worden op een bedrag naar rato van de in
1970 gewebkte tijd. Aan jeugdige werknemers zou
maximaal 100,—. 200,of 300,bruto worden
uitgekeerd al naar gelang de leeftijd, daarbij wordt
gedacht aan de volgende leeftijdsgroepen: 15 t/m 18
jaar; 18 t/m 20 jaar; 20 t/m 23 jaar.
AFGEWEZEN
iIVIT voorstel werd door de werknemersleden van
de Hoofdafdeling van de hand gewezen. Het ad
viseren van een „kan"-bepaling werd door hen in
strijd geacht met de afspraak omtrent de samenwer
king in het Landbouwschap waarbij door de onder
nemers centrale leiding bij de loonvorming is toege
zegd. Ook. werd van werknemerskant gewezen naar
de procedure welke in 1969 is gevolgd bij de reali
sering van de 100,duurte-toeslag en waaromtrent
de Hoofdafdeling tot overeenstemming kwam over
de invoering van een „moef-bepaling. Een argumen
tatie welke door de vertegenwoordigers van het
K.N.L.C. en de K.N.B.T.B. werd afgewezen. Het ge
ven van leiding aan de loonvorming in de land- en
tuinbouw immers houdt niet in dat nooit een „kan"-
bepaling zou kunnen worden geadviseerd. Bovendien
gaat de verwijzing naar de gang van zaken bij de
realisering van de duurte-toeslag in 1969 niet op.
Deze toeslag immers was destijds door de S.E.R., met
instemming van de agrarische vertegenwoordigers in
dit orgaan geadviseerd.
De maatregel beoogde een gunstig klimaat te schep
pen voor een matiging van de looneisen in 1970.
Thans weten wij dat van deze loonmatiging niets te
recht is gekomen en bovendien dat de 400-kwestie
zijn ontstaan dankt aan een onverantwoord loon
akkoord dat in de Stichting van de Arbeid door de
industriële verbonden met de vakcentrales is geslo
ten en waarvan de landbouworganisaties en de mid
denstandsorganisaties zich hebben gedistantieerd. Bij
dit alles komt tenslotte nog dat met name de land-
arbeidersbonden zich in het geheel niets hebben aan
getrokken van het streven naar loonmatiging dat in
het S.E.R.-akkoord 1969 lag besloten.
N. A. V.