De vollegrondsgroenteteelt
in Brabant
HET volgende staatje geeft een overzicht waartegen
de middelen werkzaam zijn, hoe lang de wachttijd
is en de gewenste bodemtemperatuur.
9
A. J. v. OIJEN
Consulentschap voor de Tuinbouw
's-Hertogenbosch
De productie van vollegronds-
groentegewassen is in Brabant vrij
belangrijk. De tuinbouwgewassen
worden op verschillende bedrijfs-
typen geteeld. Stijgende kosten en
toenemende concurrentie eisen een
goed overwogen teeltplan. Voort
zetting van de op gang zijnde specia
lisatie is een uiterste noodzaak.
Tradities moeten worden doorbro
ken en plaats maken voor een mo
derne aanpak. Het bedrijf moet zo
veel mogelijk éénkavel bedrijf zijn.
De presentatie van het produkt ver
dient de grootst mogelijke aandacht.
f)E vollegrondsgroenteteelt neemt in de Brabant-
se tuinbouw een belangrijke plaats in. In 1969
bedroeg de oppervlakte 11.800 ha inclusief de aard
beienteelt. Het landelijke areaal bedroeg daarentegen
42.500 ha. Uit deze gegevens blijkt dus dat Brabant
30 van het totale areaal voor zijn rekening neemt.
Van dit areaal wordt een belangrijk gedeelte op kon-
trakt geteeld. De rest van de produktie vindt deels
plaats op gespecialiseerde vollegrondsbedrijven van
215 ha, op de intensieve glasbedrijven met volle-
grond en voor een deel op de gemengde land- en
tuinbouwbedrijven van 510 ha.
BEDRUFSTYPEN
WE zien dus dat de vollegrondsgroenteteelt op ver-
schillende bedrijfstypen wordt beoefend. In
deze bedrijfstypen zien we bovendien grote variaties
o.a. in oppervlakte en teeltplan. Vanaf lVz20 ha
komen in vrijwel elke grootte, bedrijven voor. Het
teeltplan loopt vaak van bedrijf tot bedrijf uiteen.
Dit alles is echter ook wel verklaarbaar. Elk bedrijf
zit praktisch met andere omstandigheden. Verschil
len doen zich voor o.m. in:
a. bedrijfsomvang
b. kwaliteits en geaardheid van de grond
c. rentabiliteit van de teelten
d. arbeidsbehoefte
e. mogelijkheden van mechaniseren
f. gebruik van chemische middelen
g. kapitaal
h. afzetmogelijkheden - afzetmoeilijkheden.
BEDRIJF MOET
100 PRODUKTIEWAARDIG ZIJN
OTEEDS is getracht het bedrijf naar eigen moge-
lijkheden aan te passen. Bovendien liet de veel
heid in gewassen toe dat er voor elk bedrijfstype nog
wel een bepaald teeltplan te creëren was. Doch mede
door de steeds stijgende kosten en toenemende con
currentie vanuit een groot aantal Europese landen
wordt het moeilijker deze lijn voort te zetten. Con
cessies t.a.v. bovengenoemde punten kunnen prak
tisch niet meer worden aanvaard. Met andere woor
den het bedrijf moet voor 100 produktiewaardig
zijn. Meer dan ooit zullen de financiële mogelijkhe
den van een gewas aangepast moeten worden aan de
bedrij fsomvang
Naarmate een gewas een lager saldo geeft zal de op
pervlakte groter moeten zijn. Bovendien zal het hui
dige vollegrondsbedrijf zich zoveel mogelijk moeten
specialiseren. Alleen dan kan een hoge mechanisatie
graad worden behaald, hetgeen een harde noodzaak
is. Ongetwijfeld zal de bedrijfsgrootte van het volle-
grondsgroenteteeltbedrijf sterk blijven variëren en
afhankelijk zijn van het gewassenpakket en mecha-
nisatie-mogelijkheden. Met een voortdurende ver
groting van de bedrijven zal echter rekening moeten
worden gehouden. Toenemende mechanisatie leidt
steeds tot vergroting van de produktie-eenheden.
SPECIALISATIE
Het vollegrondsgroenteteeltbedrijf heeft zich in
Brabant steeds gekenmerkt door zijn grote verschei
denheid in gewassen. Tot nog voor enkele jaren ge
leden bestond een teeltplan uit 1015 verschillende
gewassen. Dit had tot gevolg dat er vaak hard tot
zeer hard moest worden gewerkt. Bovendien was het
een hels karwei, alle gewassen zodanig te verzorgen
dat ze ook nog geveild konden worden. Gelukkig is
momenteel binnen een aantal gevestigde vollegronds
bedrijven een sterke specialisatie merkbaar. Men ziet
de noodzaak in dat de bakens verzet moeten worden.
Het aantal gewassen binnen deze bedrijven is in vele
gevallen teruggebracht tot 4 a 5. Op dergelijke be
drijven krijgt de teler meer kennis van het produkt
en hij kan zijn teeltschema zodanig indelen dat een
gelijkmatiger arbeidspatroon wordt bereikt.
Telers die hun oude gewassenpakket handhaven
lopen vast. Hun bedrijfsvoering is gebaseerd op tra
ditie en niet op rentabiliteitsoverweging. Dergelijke
bedrijven hebben hoge arbeidskosten en kwalitatief
slechte produkten. Zij produceren belangrijk boven
de kostprijs. Afvloeiing van deze bedrijven is in deze
gevallen onoverkomelijk.
De koers die gevolgd dient te worden is echter
voor de meeste telers wel duidelijk. Het is daarom
te verwachten dat specialisatie en de nodige aanpas
singen zich in een snel tempo zullen voortzetten. De
vervanging van de dure handenarbeid door de ma
chine krijgt hierdoor zijn kans, hetgeen ongetwijfeld
mede een wapen zal zijn tegen de toenemende con
currentie.
VERKAVELING
De verkavelingstoestand is in een groot aantal ge
bieden van Brabant verre van ideaal. Groenteteelt
op percelen van b.v. 300 m lang en 25 m breed komt
nog steeds voor. De waterhuishouding is hierdoor
vaak nog gebrekkig. Bovendien bestaat een wat gro
ter tuinbouwbedrijf vaak uit 4 a 5 percelen. Van een
rationele bedrijfsvoering kan in dergelijke gevallen
geen sprake zijn.
Deze tekortkomingen zullen dus moeten worden
weggenomen. Het vollegrondsbedrijf moet, als het
enigszins mogelijk is, een éénkavelbedrijf zijn. Con
cessies in deze moeten tot het uiterste beperkt blij
ven. De steeds stijgende loönkosten eisen dat er geen
kostbare uren verloren gaan met transport over gro
te afstanden. Bovendien zijn voor het telen van tuin
bouwgewassen een aantal voorzieningen nodig zoals
drainage en beregening welke bij een versnippering
van de kavels onverantwoorde hoge kosten met zich
mede brengt. In al deze punten kan worden voorzien
indien het gebied in een ruilverkaveling is of wordt
opgenomen. Blijft men hiervan verstoken dan zal
men zelf de problemen moeten oplossen, hetgeen
geen eenvoudige zaak is.
PRESENTATIE VAN HET PRODUKT
De verzorging van de meeste tuinbouwprodukten
laat nog wel eens te wensen over. Toch zullen de
telers er zich van bewust moeten worden dat ook in
deze de bakens verzet moeten worden. De toenemen
de welvaart maakt de consument steeds meer keuze-
bewust. Het minder aantrekkelijke produkt zal plaats
maken voor het aantrekkelijke.
Een ander niet te verwaarlozen ontwikkeling is de
totstandkoming van de E.E.G.-markt. Ons produkt
zal moeten kunnen concurreren met dat van een
groot aantal andere landen. Noodzakelijk is dan ook
dat in de eerstkomende jaren meer dan ooit aan
dacht wordt besteed aan de presentatie van het pro
dukt. Gedacht wordt o.m. aan kleinverpakking van
b.v. spruiten, peen, witlof enz.
Invoering van eenmalige fust, waardoor meteen
het probleem van de „oude vuile" veilingkist is op
gelost. Dat hieraan vooraf moet gaan een produkt
van hoge kwaliteit spreekt bijna voor zichzelf.
(Vervolg van vorige pag.)
WELK MIDDEL IS HET JUISTE MIDDEL?
Om enig inzicht in de meest gebruikte middelen te
geven volgt hier een korte beschrijving.
Chloorpicrine een middel chat vroeger veel gebruikt
werd. Bij de komst van het middel methyl-bromide is
het echter belangrijk op de achtergrond geraakt. Dit
heeft twee oorzaken, n.l. 1. de lange wachttijd en 2. het
gevaar van schade zowel in als buiten de kas. Het mid
del werkt goed tegen schimmels maar de werking tegen
aaltjes is vaak te gering. Om de werking tegen aaltjes
wat te verbeteren wordt aan het middel E.D.B. toege
voegd.
Methyl-bromide een middel dat de laatste jaren veel
wordt gebruikt. Het kan op twee manieren worden toe
gepast n.l. door middel van busjes en door het toepassen
met slangen, de zogenaamde „verdampingsmethode". Al
hoewel in die praktijk vaak verschillen waargenomen
worden kon uit proeven deze verschillen niet worden
opgemaakt. Twee punten zijn bij de toepassing van
methyl-bromide uitermate belangrijk n.l. een goede af
dekking en een voldoende hoge bodemtemperatuur.
Over het begrip bodemtemperatuur heerst nogal eens
verwarring. In de praktijk is echter wel gebleken dat
niet alleen de bovenste centimeters meetellen, maar de
laag van 040 cm. Die is belangrijk om een goede ont
smetting te verkrijgen. Het middel werkt tegen aaltjes en
bodemschimmels.
Behalve bovengenoemde middelen kunnen we ook nog
gebruik maken van D.D. metam-natrium of E.D.B. Beide
zijn specifieke aaltjesmiddelen en zullen daarom niet zo
veelvuldig wordlen gebruikt. Een voordeel is dat men
ze zelf kan toepassen. D.D. heeft een bijzondere goede
kweekbestrijding, hetgeen echter voor kassen nauwe
lijks belangrijk is.
Metam-natrium (Vapam e.a.) een middel dat zowel
tegen aaltjes als tegen bodemschimmels werkt. De wer
king is echter belangrijk minder dan van de reeds eerder
genoemde middelen. Wel dient nog vermeld te worden
dat men na behandeling met metam-natrium een bij
zonder goed) gewas sla kan telen. Dit middel is op zijn
plaats als de aantasting bijzonder gering is b.v. 1015
Middel aaltjes schim- on- wachttijd tempe-
imels kruid ratuur
chloor pier,ine 36 w. 14° C
methylbromide -f 4- 1020 d. 10° C
D.D. kweek 2—6 w. 10° C
E.D.B. 2—6 w. 10° C
metam-natrium 25 w. 13° C
goede werking;
werking.
geen werking; matige
OP WELK TIJDSTIP MOET MEN EEN
ONTSMETTING TOEPASSEN?
Op deze vraag kan moeilijk met één antwoord worden
volstaan. Dit hangt n.l. sterk af van het teeltplan van
de betreffende tuinder. In het kort komt het hier op neer
dat de tuinders die een gewas in het najaar lang door-
telen en de grondtemperatuur niet meer voldoende hoog
zal zijn een ontsmetting in het voorjaar moeten uitvoe
ren. Dit brengt twee voordelen met zich mee. De bodem
temperatuur is in het voorjaar meestal beter op peil dan
in het najaar. Maar een andere belangrijke factor is dat
de oude wortelresten bijzonder goed zijn verteerd. Dit
resulteert in een betere werking van het ontsmettings
middel.
NA-ZORGEN NA EEN ONTSMETTING
Het belangrijkste facet hiervan is het doorspoelen. Dit
is nodig om de grond weer in de juiste structuur te bren
gen en eventuele schadelijke resten uit te spoelen. Voor
chloorpicrine moet men 4—6 uur doorspoelen, na methv
moet minstens 23 uur worden doorgespoeld. Bij st<>
men blijven geen schadelijke resten achter, hier is he
doorspoelen bedoeld voor het terugbrengen van de oude
structuur.