Hoe
zit
het nu
met
de
rooipremie
K. N. L. C.
Rijksstudietoelagen
Welke
bedrijfsbeëindigingsregelingen
zijn momenteel van kracht
Met de rooipremie is het
momenteel tamelijk ingewik
keld. In het kort geven we
daarom de belangrijkste pun
ten nog eens weer.
OUDE AANVRAGEN
Velen hebben vorig jaar nog volgens de normen
van de Nederlandse rooipremie aangevraagd a 2.000
per ha, zonder verhod tot herinplant. Deze telers heb
ben aansluitend hierop een rooibeschikking gekregen,
die 13 maanden geldig is als deze beschikking vóór
1 december 1969 werd verstrekt. Is na 1 december
1969 aangevraagd dan loopt de geldigheidsduur van
de rooibeschikking tot 31 december 1970.
Een paar eenvoudige voorbeelden kunnen dit ver
duidelijken.
Vermeldt de rooibeschikking als datum 4 november
1969, dan heeft men tot uiterlijk 4 december 1970 tijd
om te rooien. Is op 18 december 1969 aangevraagd, dan
is de rooibeschikking geldig tot uiterlijk 31 december
1970. Vergeet vooral niet tijdig, dus binnen de loop
tijd van de rooibesclukKing, op te geven dat er ge
rooid is. Doe dit eventueel bij aangetekend schrijven.
In principe wordt op 31 december 1970 achter alles
een punt gezet. Wie pas op 5 januari 1971 opgeeft dat
hij gerooid heeft, mag niet meer op uitbetaling van
de rooipremie rekenen.
DE E.E.G.-ROOIPREMIE
De E.E.G.-rooipremie, waarvoor thans aangevraagd
kan worden, is aanzienlijk ongunstiger dan de „oude"
Nederlandse rooiregeling.
a. Men komt alleen voor de E.E.G.-rooiregeling in
aanmerking als men zich verplicht niet te her
planten binnen een termijn van 5 jaar.
b. De premie bedraagt slechts minimaal 1810,per
ha. De helft van dit bedrag wordt direkt uit
betaald, de andere helft pas na 3 jaar.
De premie kan worden verstrekt voor appels, peren
en perziken, die vóór 1965 zijn geplant. De minimum
leeftijd van de bomen is dus gesteld op 5 jaar.
ENKELE BIJZONDERHEDEN
1. Als het over een aanplant van alleen appels of
alleen peren gaat, moet de aanvrage betrekking
hebben op één aaneengesloten oppervlakte van
minstens 25 are als het hoogstammen betreft, dan
wel minstens 15 are als het half stammen, struiken
of spillen betreft. De beplantingsdichtheid moet
zodanig zijn, dat er minstens 100 hoogstammen,
170 halfstammen of 340 laagstammen (struiken,
spillen) per ha staan.
2. Als de aanplant gemengd is, appels en peren door
elkaar, komt men reeds voor de premie in aanmer
king als er tenminste 25 hoog- of halfstammen,
dan wel 5U laagstammen (struiken, spillen) worden
gerooid. Hierbij geldt dus verder geen minimum
oppervlakte. De uit te keren rooipremie vindt
plaats op basis van 1810,per ha en wordt dan
berekend over de feitelijke oppervlakte.
3. Voor verspreide aanplantingen op hetzelfde bedrijf
of voor gemengde teelt, wordt de rooipremie slechts
verleend voor het rooien van tenminste 50 laag
stammen of 25 hoog- en halfstammen.
Voor de berekening van de rooipremie wordt dan
de oppervlakte als volgt bepaald: 100 m2 per hoog-
stam, 60 m2 per half stam en 30 m2 per laagstam.
4. De aanvrage voor toekenning van de rooipremie
moet vóór 1 maart 1971 worden ingediend bij de
Districtsbureauhouder.
HOGERE ROOIPREMIE
BIJ BEDRIJFSBEËINDIGING
Bij bedrijfsbeëindiging via het O.- en S.-Fonds
komt men bij rooien van de gehele opstand in aan
merking voor een rooipremie van in totaal 3.000,
per ha.
Bij de Nederlandse rooipremie werd of wordt door
het O.- en S.-Fonds 1000,per ha extra verstrekt.
Bij rooien met de E.E.G.-rooipremie bedraagt de
extra toelage 1200,per ha.
Deze extra premie wordt dus alleen gegeven bij
totale bedrijfsbeëindiging en niet als b.v. op een ge
mengd akkerbouw-fruitteeltbedrijf het fruitteelt-
gedeelte wordt gerooid. Ook niet bij bedrijfsover-
dracht van bijv. vader op zoon, waarbij de vader eerst
zijn boomgaard rooit en de grond daarna aan zijn
zoon overdoet.
A. v. O.
|\E rijksstudietoelagen gelden voor ouders van kinde-
ren die studeren bij het wetenschappelijk en het
hoger beroepsonderwijs. Hierbij wordt rekening gehou
den met de vraag of de behaalde studieresultaten vol
doende zijn. Zitten blijven levert bij het hoger beroeps
onderwijs b.v. als regel een afwijzend advies op voor
het in aanmerking komen voor een rijksstudietoelage.
Is de studieprestatie voldoende, dan is verder de finan
ciële draagkracht van de ouders of van de aanvrager
beslissend voor het al of niet toekennen van een aan
vrage voor een rijksstudietoelage. In het algemeen
wordt de toelage toegekend voor 40% als een renteloos
voorschot en voor 60% als beurs.
Bij het bepalen van de vraag of iemand voor een stu-
rietoelage in aanmerking komt speelt vooral een rooi of
de ouders of de aanvrager zelf de studie kan betalen,
dan wel steun nodig heeft. Afhankelijk van de aard van
de studie heeft de Minister voor het komende studiejaar
voor de studiekosten als norm genomen een bedrag van
4.750 voor uitwonende en 3.260 voor thuiswonende
studenten wetenschappelijk onderwijs en van 4.250
voor uitwonende en ƒ2.760 voor thuiswonende stude
renden bij het hoger beroepsonderwijs. Voor enkele op
leidingen worden deze bedragen verhoogd met enkele
honderden guldens. Uitgangspunt is nu, dat dit bedrag
moet worden opgebracht door de ouders, de student en
eventueel de rijksstudietoelage.
Is de bijdrage van de ouders of zijn de middelen van
de aanvrager (student) zodanig dat daarmee de studie
kosten worden gedekt, dan wordt geen rijksstudietoe
lage verstrekt. Hoe hoog de ouderlijke bijdrage kan zijn
wordt bepaald door van het belastbaar inkomen van de
ouders af te trekken de bedragen die zij geacht worden
nodig te hebben voor hun levensonderhoud (afhankelijk
van het inkomen van een bedrag van 8.500 tot
13.350), de standaardbedragen voor het levensonder
houd van de andere kinderen uit het gezin 1.150 per
kind) alsook de over het inkomen verschuldigde inkom
stenbelasting.
deze algemene regel bestaan allerlei uitzonderin
gen en verfijningen. Zo worden afwijzingen van
normbedragen toegepast voor jongere kinderen en voor
uitwonende kinderen. Bij de berekening worden aftrek
posten gehanteerd indien moeilijke gezinsomstandighe
den bestaan. Ook echter wordt de draagkracht van het
gezin verhoogd, door het vermogen van de ouders bo
ven 50.000 of 100.000.
De eigen middelen van de student (verdiensten,
vermogen) tellen zoals gezegd ook mee bij de be
paling of een rijksstudietoelage wordt verstrekt. Ook
geldt een speciale regeling voor gehuwde studenten.
We hebben hier slechts de grote lijn van de bereke
ning kunnen aangeven. Meer inlichtingen kunt U krij-
ge bij de Z.L.M. afd. Onderwijs, bij de school, hogeschool
of universiteit waar uw kind studeert, als ook bij het
Ministerie van O. en W. afd). rijksstudietoelagen, tel. 070
65.29.20.
J. R. WESERHUIS.
b. Beëindiging van een bedrijf op termijn in
een ruilverkaveling in voorbereiding.
Dit betekent dat een grondgebruiker die
ouder is dan 50 jaar zijn bedrijf nog enige
tijd kan blijven uitoefenen, alleen en uitslui
tend op de grond welke op het tijdstip van
de aanvraag tot zijn bedrijf behoorde. Hij
zal deze grond niet langer kunnen gebrui
ken dan tot maximaal 3 jaar na de stem
ming.
Stel een ruilverkaveling wordt gestemd in
oktober 1972. De beëindiger kan in dit ge
val de gronden blijven gebruiken tot roven-
oogst 1975.
Voorbeeld.
Iemand is 60 jaar, heeft 5 ha eigendom en
3 ha pacht. Hij ontvangt voor de eigendoms-
grond als beëindigingsvergoeding faktor 7
x 5 ha x 250,ƒ8.750,De eigenaar
verkoopt zijn eigendomsgrond van 3 ha
eveneens aan de S.B.L. De pachter ontvangt
dan over de pachtgrond eveneens 7 x 3 ha
x 250,5.250,Dit is in totaal
14.000,Hij verkoopt 5 ha eigendom aan
de S.B.L. voor 8.000,Hij ontvangt 5 x
8.000,40.000,In totaal ontvangt
hij dus een bedrag van 54.000,
De beëindiger op termijn pacht deze grond
van jaar tot jaar terug van de S.B.L. tot
maximaal 3 jaar na de stemming.
Wat ontvangt de beëindiger op termijn in
dien de eigenaar verpachter zijn grond niet
wil verkopen aan de S.BX.
Laten we weer uitgaan van iemand die 60
jaar is en 5 ha eigendom heeft en 3 ha pacht.
Verkoop S.B.L. 5 ha x 8.000,— 40.000,—
Beëindigingsvergoeding
5 ha x 250— x 7 8.750,—
Totaal ontvangsten 48.750,
Hij pacht nu zijn eigendomsrecht terug van
de S.B.L. voor de normale pachtprijs. Ter
wijl het pachtcontract met de eigenaar ver
pachter gehandhaafd blijft tot het tijdstip
dat hij definitief stopt, dus maximaal 3 jaar
na de stemming. De eigenaar verpachter zal
zich dan moeten verbinden deze grond te
verpachten aan een reeds bestaand bedrijf
voor minimaal de wettelijke termijn wan
neer de beëindiger op termijn de grond los
laat wederom maximaal 3 jaar na de stem
ming. Het kan tevens voorkomen dat een
eigenaar verpachter zelf landbouwer is. Hij
kan dan aan de direkteur van de Cultuur
technische Dienst verzoeken zijn eigendoms
recht bij zijn eigen bedrijf te voegen.
Waarom deze regeling
In de praktijk komt het herhaaldelijk voor,
dat vooral mensen, ouder dan 50 jaar, geen
passend werk- kunnen vinden. Deze beëindi
ging op termijn biedt hun de mogelijkheid
toch nog een aantal jaren zelfstandig te
blijven. Van het vrijkomend kapitaal door
verkoop en beëindigingsvergoeding kan men
behoorlijk rente-inkomen verkrijgen, terwijl
men op het bedrijf dat men terugpacht even
eens een inkomen kan verwerven.
Deze beide inkomsten samen kunnen er toe
bijdragen dat er nog een voldoende verteer
baar inkomen overblijft voor het gezin, tot
de persoon de 65-jarige leeftijd heeft be-
riekt.
Onttrekking aan de agrarische bestemming
van de gebouwen.
Ook bij deze regeling dienen de gebouwen
te worden onttrokken aan de agrarische be
stemming. In sommige gevallen kan onthef
fing door de direkteur van de Cultuurtech
nische Dienst worden verleend.
c. Ontmenging.
Ook in de ruilverkaveling in voorbereiding
bestaat de mogelijkheid voor ontmenging die
analoog is aan die bij de ruilverkavelingen
in uitvoering, -met dit verschil dat voor de
pachtgrond slechts een vergoeding wordt
verleend indien de eigenaar verpachter be
reid is de grond aan de S.B.L. te verkopen
DE MENSELIJKE KANT
VAN DE BEDRIJFSBEËINDIGING.
Wij weten van nabij dat sommige artikelen over
bedrijfsbeëindiging bij verschillende zelfstandige on
dernemers weerstanden oproepen. „Is er dan geen
menselijke kant aan deze zo ingrijpende zaak voor
een zelfstandige en zijn gezin", zo vraagt men ons
dikwijls. Wanneer wij ergens van overtuigd zijn, dan
is het dat wel; een bestaan, een beroep opgeven voor
een ander is moeilijk en ingrijpend.
Wanneer men echter door omstandigheden buiten
eigen schuld, in een situatie is komen te verkeren
dan is het ook zaak om te durven zeggen: „Ik stop
op tijd".
Wij ontmoeten teveel mensen, die indien zij enige
jaren eerder de voor hen zo grote stap hadden ge
daan, in veel minder grote moeilijkheden zouden zijn
komen te verkeren dan nu het geval is.
Nu zijn bij sommigen de zuur verdiende centjes zo
sterk verminderd of heeft men een dergelijke schul
denlast op zijn bedrijf, dat er niet meer uit is te ko
men. Wij menen dat het ook van die kant moet wor
den bezien Voor ons is dit tenminste ook een diep
menselijke kant.
J. M.
ALGEMENE VERGADERING O.B.W.M.
Op 21 augustus j.l. werd te Middelburg de jaarlijkse
Algemene Vergadering van Deelhebbers der Onder
linge Brandwaarborg Maatschappij voor de Provincie
Zeeland van 1829 gehouden. Daarin werd de rekening
over 1969 goedgekeurd. Uit het verslag over het boek
jaar, uitgebracht door de Directie, blijkt dat de toe
neming van het verwaarborgde kapitaal aan nieuwe
inschrijvingen en verhogingen Brandverzekering ruim
43 miljoen bedroeg. Hoewel de geleden brandschade
hoog was kon worden volstaan met een aan vorige
jaren gelijk zijnde omslag. Dit was eveneens het geval
met de Kas Stormschade.
De volgens rooster aan de beurt van aftreden zijnde
Commissaris der Maatschappij Mr J. van Aartsen
werd met algemene stemmen herkozen.
Een voorgestelde Statutenwijziging, inhoudende een
volledige modernisering der bepalingen en verzeke-
ringsvoorwaarden werd, geheel volgens het ter inzage
gelegen hebbende concept, aanvaard. Deze wijziging
zal volgens bestaande voorschriften notarieel worden
vastgelegd. Na herdruk zullen deze Statuten voor
Deelhebbers verkrijgbaar worden gesteld.