Welke
bedrijfsbeëindigingsregelingen
zijn momenteel van kracht?
6
Beroepsverandering en
beroepsbeëindiging
(Vervolg van vorige pag.)
Op welke gevallen kan dit betrekking heb
ben
Stel dat A 62 jaar is; hij heeft als eigendom
4 ha en in pacht 4 ha. Het is voor hem op
deze leeftijd niet meer mogelijk ander werk
te krijgen. Er komt te weinig uit zijn be
drijf om in de kosten van zijn levensonder
houd te voorzien. Hij verkoopt de grond aan
de S.B.L. Laten we aannemen voor ƒ8.000,-
per ha. Hij ontvangt hiervoor:
4 ha x 8.000,— 32.000,—.
Voor zijn eigendomsgrond ontvangt hij aan
vergoeding:
7 x 250,— x 4 ha 7.000,—
voor de pachtgrond eveneens
7 x 250,— 4 ha 7.000,—
Totaal te ontvangen vergoeding 14.000,
Hij ontvangt dus in totaal 46.000,ter
wijl hij tot zijn 65e jaar zijn eigendoms
grond, die hij verkocht heeft en terugpacht
van de S.B.L., kan blijven beboeren.
b. Ontmenging.
Iemand heeft 4 ha eigendomsgrond en 4 ha
pachtgrond. Hij wenst zich te gaan speciali
seren in niet aan de grond gebonden pro-
dukties, b.v. varkens, kippen, champignons,
nertsen of kassen.
d. Algehele beëindiging van iemand, wiens
bedrijf gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk
buiten het ruilverkavelingsblok is gelegen.
Vroeger was het zo dat, wanneer iemands
bedrijf gedeeltelijk in en gedeeltelijk buiten
een ruilverkavelingsblok was gelegen, ihij
slechts vergoeding ontving voor de grond
die in het blok lag. Dit leidde tot onbillijk
heden, naar onze mening. De nieuwe rege
ling is nu als volgt:
A heeft 4 ha eigendom in een ruilverkave
lingsblok en 4 ha pacht buiten een ruilver
kavelingsblok.
Hij ontvangt door verkoop eigendomsgrond
aan de S.B.L. 4 x ƒ8.000,— ƒ32.000,—.
Hij ontvangt verder voor zijn eigendoms
grond 10 x 250,x 4 10.000,
Hij ontvangt verder voor zijn pachtgrond
10 x 250,— x 4 10.000,—.
In totaal ontvangt hij dus ƒ52.000,
Hierbij is slechts één restrictie: de verwer
ving van de grond buiten het blok moet in
het belang zijn van de ruilverkaveling.
Opmerking: Alle hier genoemde pachtwaar
den en grondprijzen zijn voorbeelden. Zij
kunnen hoger of lager zijn, naar gelang de
kwaliteit van de grond.
C REGELING AFKOOP POTENTIËLE TOE
DELING S RECHTEN BIJ RUILVERKAVELIN
GEN IN VOORBEREIDING BIJVOORBEELD
KAPELLE-WEMELDINGE)
DEEDS jaren is er gepleit om in ruilverkave-
lingen in voorbereiding dezelfde faciliteiten
te verlenen als bij de ruilverkavelingen in uit
voering. Dat dit nu is gelukt, stemt ons tot te
vredenheid ware het niet dat voor pachtgrond
geen vergoeding wordt gegeven Dit zal niet
alleen een teleurstelling zijn voor de schrijver
van dit artikel, maar ook voor vele anderen en
met name de pachters of zij, die gedeeltelijk
Indien hij zijn grond af wil stoten ontvangt
hij:
verkoop grond aan de S.B.L.
4 ha x 8.000,— 32.000,—
vergoeding eigendomsgrond
6 x 250,— x 4 ha 6.000,—
vergoeding pachtgrond
6 x 250,— x 4 ha f 6.000,—
Totaal te ontvangen aan ver
koopsom en vergoeding ƒ44.000,
Men zal dan alleen nog grond mogen behou
den, die nodig is voor het plaatsen van de
benodigde hokken of kassen, waarbij van
zelfsprekend met uitbreidingsmogelijkheden
van deze hokken of kassen rekening gehou
den kan worden.
c. Gedeeltelijke beëindiging.
Stel dat iemand in een ruilverkavelingsblok
3 ha grond heeft en buiten de ruilverkave
ling 25 ha. Deze ruilverkaveling ligt op een
afstand van 8 km van zijn bedrijf. Hij vindt
het om wat voor reden dan ook wei
nig aantrekkelijk deze grond op zo verre af
stand van zijn bedrijf te blijven beboeren.
Hij ontvangt nu voor de grond, gelegen in
het ruilverkavelingsblok, ongeacht of het
eigendom of pacht is 6 x de pachtwaarde.
Dus 6 x 250,x 3 4.500,Daarnaast
dient hij zijn eigendomsgrond te verkopen
aan de S.B.L. voor bijvoorbeeld 3 x 8.000,-
ƒ24.000,—.
Ons inziens liggen hier mogelijkheden voor
bedrijven die in hun eigen omgeving gron
den op eigen initiatief bij kunnen kopen.
Bij de toekenning van deze vergoeding zal
gelet worden op:
a. de oppervlakte grond die wordt afge
stoten;
b. de afstand van deze grond tot het buiten
de ruilverkaveling gelegen bedrijf;
c. de aard en omvang van het overblijven
de bedrijf.
eigenaar en gedeeltelijk pachter zijn. Wij me
nen dan ook, dat er met klem op moet worden
aangedrongen dat deze regeling ook voor pach
ters dient te worden opengesteld Dit schijnt
juridisch een minder eenvoudige zaak te zijn.
Maar men maakt ons niet wijs, dat een werk
groep van goede juristen hiervoor geen bevre
digende oplossing zou weten te vinden We
wachten af
a. Algehele beëindiging van het bedrijf in een
ruilverkaveling in voorbereiding.
Voorbeelden:
A heeft een bedrijf van 8 ha, waarvan 5 ha
eigendom en 3 ha pacht. Hij wenst zijn be
drijf te beëindigen en heeft een leeftijd van
54 jaar. De 5 ha eigendomsgrond dient hij te
verkopen aan de S.B.L. Stel voor ƒ8.000,
Hij ontvangt 5 ha x 8.000,40.000,
vergoeding 10 x 5 ha x 250,- 12.500,
Totaal 52.500,—
Indien de eigenaar verpachter eveneens zijn
3 ha eigendomsgrond wil verkopen aan de
S.B.L. ontvangt de beëindiger bovendien 10
x 3 ha x ƒ250,— ƒ7.500,—.
Wil de eigenaar niet verkopen aan de S.B.L.,
doch deze grond verpachten aan een ander
levensvatbaar bedrijf, dan ontvangt de be-
eindiger deze 7.500,niet doch alleen het
eerdergenoemde bedrag. Wil de eigenaar
noch meewerken aan verpachten noch aan
verkopen, dan kan beëindiger zijn bedrijf
niet beëindigen met deze regeling.
Nu moeten we wel zeggen dat althans in
Zeeland de medewerking van de eigenaren
verpachters alle lof verdient, maar of iede
re eigenaar mede ten behoeve van zijn pach
ter bereid is zijn eigendomsgrond te verko
pen aan de S.B.L. menen wij sterk te be
twijfelen. Vandaar dat wij ook bij pacht-
overdracht de vergoeding toe zouden wil
len kennen aan de pachter. Let wel in de
In juni van dit jaar zijn de resultaten bekend
geworden van een onderzoek, dat het L.E.I. heeft
ingesteld naar de mate waarin in de periode
1963 tot 1968 beroepsverandering en bedrijfsbe
ëindiging door landbouwers in Zuid-Holland
hebben paats gehad. Tevens is nagegaan welke
gevolgen dit had voor de vermindering van het
aantal bedrijven en voor de verbetering van de
grootte van de bedrijven. Het is interessant van
de motieven kennis te nemen waarom deze boe
ren het bedrijf hebben beëindigd of van beroep
veranderd zijn.
OMVANG BEDRIJFSBEËINDIGING
EN BEROEPSOVERGANG
Om een indruk te krijgen van de omvang van
de bedrijfsbeëindiging en beroepsverandering
eerst een aantal cijfers. Momenteel bedraagt het
aantal akkerbouwers en veehouders in Zuid-
Holland nog ongeveer 75 van dat in 1947. In
de periode -van 1963 tot 1968 is 4,3 van het
aantal boeren van beroep veranderd. Door be
roepsbeëindiging (en dus ook bedrijfsbeëindi
ging) bleek 17,9 van het aantal landbouwers,
dat in 1963 aanwezig was, verdwenen te zijn.
Naar schatting zijn er van 1963 tot 1968 onge
veer 500 landbouwers van beroep veranderd. De
meeste van hen verlieten de landbouw. Onge
veer een vijfde slaagde er in om na beroepsver
andering zelfstandig te blijven. Bijna de helft
van de voormalige landbouwers is als werkne
mer buiten de landbouw terecht gekomen. Nog
geen 10 kwam echter in de fabriek terecht.
MOTIEVEN VAN BEROEPSVERANDERING
Wat zijn na de voornaamste motieven geweest
om van beroep te veranderen? Uit het onder
zoek is naar voren gekomen, hetgeen trouwens
ook uit andere onderzoekingen is gebleken, dat
meestal financiële en economische moeilijkhe
den met het bedrijf en gezondheidsredenen een
belangrijke rol hebben gespeeld om de land
bouw te verlaten. Het is wellicht zelfs zó, dat
slechte economische resultaten met het bedrijf
en een slechte gezondheidstoestand belangrijker
redenen zijn geweest de landbouw te verlaten
dan de aantrekkende krachten van buiten de
landbouw, zoals kortere werktijden, meer in
komen, en een ruim aanbod van niet-agrarische
arbeidsplaatsen e.d. Ook de betekenis van de be-
eindigingsregeling van het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds is nagegaan. In slechts 7 van
het aantal beroepsveranderingen werd gebruik
gemaakt van het O.- en S.-fonds. Dit aantal had
voornamelijk betrekking op bedrijfs- en beroeps-
beëindigers.
TOEKOMSTVERWACHTING
Indien men zich na het voorgaande wellicht
afvraagt, welke omvang de beroepsverandering
van agrariërs in de komende jaren zal hebben,
dan moet worden opgemerkt dat daarbij vele
faktoren een rol spelen. De voornaamste zijn
wel: hoe ontwikkelt zich het inkomen in de
landbouw in de komende tijd en hoe ontwikkelt
zich de werkgelegenheid buiten de landbouw.
En gevreesd moet helaas worden dat de finan
ciële situatie in de landbouw een sterkere in
vloed op de beroepsverandering van agrariërs
zal gaan uitoefenen dan de werkgelegenheid bui
ten de landbouw. En met nadruk wil ik er op
wijzen, dat het dan de NEGATIEVE oorzaken
zijn die de mensen dwingen hun bedrijf op te
geven.
Veel meer zouden het juist de positieve fak
toren van buiten de landbouw moeten zijn die
een aantrekkende werking moeten uitoefenen
op de mensen die de landbouw willen verlaten.
Het tegenovergestelde is vaak nog het geval en
worden de mensen daardoor weerhouden de
landbouw te verlaten.
Oefent met name het ontbreken van een rui
me en gevarieerde werkgelegenheid buiten de
landbouw juist niet een negatieve werking uit
op de beroepsverandering door agrariërs?
Indien men de beroepsverandering door agra
rische zelfstandigen wil bevorderen, dan zal er
voor een ruime, gevarieerde en aantrekkelijke
werkgelegenheid buiten de landbouw gezorgd
moeten worden.
En dan is het te hopen dat zal worden inge
zien dat een bevordering van beroepsverande
ring door agrariërs door middel van slechte be
drijfsuitkomsten, via lage prijzen, een onjuist en
onaantrekkelijk uitgangspunt is.
Ir. B. J. v. d. TOOM.
huidige regeling is dit niet het geval. Jon
ger dan 65 jaar is de faktor 10 x. Voor ieder
jaar dat men ouder is wordt de faktor met
1 punt verlaagd; bij 71 jaar en ouder krijgt
men de faktor 3.
(Zie verder volgende pag.)