BIJVOEDING VAN DE BIGGEN Het castreren van beerbiggen BESTUURSVERGADERING PRODUKTSCHAP VOOR ZUIVEL 10 GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN IN NOORD-BRABANT AM een optimale groei van de biggen tijdens de opfokperiode te bereiken, is het noodzakelijk, dat deze zonder stoornissen verloopt. Eén van de belangrijkste oorzaken van groeivertra ging is wel het optreden van diarrhee. Een zeer vaak voorkomende darmstoornis is de diarrhee tussen de 2e4e week, ook wel „witte diarrhee" genoemd. De mest is hierbij wit tot geel en meestal brijachtig, zo dat men hoopjes te dunne mest verspreid in het hok vindt. De biggen maken in eerste instantie geen zie ke indruk. Wanneer echter de diarrhee te lang duurt, tréedt een achteruitgang in de voedingstoestand op. Hierdoor kan men ondermeer zeer onregelmatige to men krijgen. De oorzaak van het optreden van deze vorm van diarrhee is niet geheel duidelijk. In ieder geval spe len smetstoffen hierbij geen of slechts een sekundaire rol. Vérmoedelijk is het een samenspel van verschil lende faktoren, dat voor een en ander verantwoor delijk is. ÜNKELE faktoren, die hierbij genoemd kunnen worden, zijn: 1. Het berig worden van de zeug, waardoor de sa menstelling van de melk verandert. 2. De veranderingen in het darmkanaal van de big, gekombineerd met de hoge melkopname op dat moment, waardoor een onvoldoende vertering en opname van de melk plaatsvindt. 3. De hygiëne. Laat de hygiëne in het hok te wen sen over, dan ziet men frequenter het optreden van deze diarrhee, die dan vaak van ernstige aard en langdurig is. 4. Bloedarmoede. Biggen met bloedarmoede zijn ge voeliger, waardoor ook de diarrhee in de hand gewerkt wordt. 5. Wormbesmetting. Hierdoor krijgt men darm ver anderingen, die zonder meer het ontstaan van diarrhee bevorderen. 6. Het opnemen van bijvoer door de biggen. Het darmkanaal moet zich instellen op deze overgang, waardoor stoornissen kunnen ontstaan. Hoe ge leidelijker deze overgang plaatsvindt, hoe beter. Vandaar dat het belangrijk is, dat de biggen reeds vanaf de eerste week bijgevoerd worden. Beneden deze leeftijd zal in het algemeen zeer weinig voer opgenomen worden. Dit bijvoeren dient te geschie den in kleine bakjes, die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de biggen en goed schoongemaakt kunnen wor den. Dagelijks doet men hier een beetje voer in, eventueel gemengd met wat kompost. De restanten worden elke dag verwijderd en aan de zeug gegeven. Dit is belangrijk, omdat voer, dat enkele dagen oud is, minder goed door de biggen opgenomen wordt en omdat de kans bestaat, dat het gaat schimmelen. Pas wanneer de biggen voldoende bij-eten, kan men van een voorraadbakje gebruik maken. AM de voeropname bij de biggen te bevorderen, is het noodzakelijk, dat de zeug het juiste rant soen krijgt. Een te hoog voederrantsoen bij de zogen de zeug gaat nogal eens gepaard met een slechte voederopname door de biggen. Vooral bij wat klei nere tomen merkt men dit duidelijk. De slechte ver tering en opname van de melk onder punt 2 ge noemd zal dan een grote invloed hebben. Globaal moet het voederschema van zogende zeu gen er als volgt uitzien: Op de dag van het werpen geen voer; wel drink water. De dag erna een handvol voer. Daarna geleidelijk de voergift verhogen, zodat aan het einde van de eerste week lVz2 kg ge geven wordt. Na 2 weken: 2%SVz kg. Na 3 weken: 3%5 kg. naar gelang de toom- grootte en konditie van de zeug. |\E belangrijkste punten om de opfok van de big- gen ongestoord te laten verlopen zijn dus: - Bijtijds bijvoeren en het regelmatig verversen van het voer. - Een juist voederrantsoe* bij de zogende zeugen. - De weerstand van' de biggen zo groot mogelijk maken. Dit kan geschieden door: - goede bloedarmoedebestrijding - strikte hygiëne - juiste temperatuur in de stal - regelmatige ontworming van de zeugen voor het werpen - drinkwatervoorziening vanaf de le dag. GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN IN NOORD -BRABANT - Boxtel De laatste maanden zijn er nogal wat beren af- gemest. Door enkele slachterijen werd voor deze beren geen korting op de uitbetaalde prijs toege past. Intussen zal hierin verandering komen; per 1 december 1970 wordt er weer gekort op de prijs. Waarom worden beerbiggen gecastreerd het vlees van beren kan een afwijkende geur en smaak geven. vlees van beren wordt door de vleeskeurings dienst rood gestempeld, waardoor het niet ge ëxporteerd mag worden. beren en gelten samen in een mesthok geeft nogal wat onrust, waardoor de groei nadelig wordt beïnvloed. Maatregelen die genomen moeten worden, al vorens tot castratie wordt overgegaan kontroleer of alle beerbiggen gezond zijn. Zie ke dieren niet castreren. eerst goed kijken of er binnenberen of biggen met breuken by zijn, opdat verrassingen zijn uitgesloten. het hok goed schoonmaken en van voldoende Stro voorzien. de biggen niet overplaatsen, vlak voor of na het castreren, hetgeen een extra „stress" geeft, wat de wondgenezing niet ten goede komt. Op welke leeftijd moeten de biggen gecastreerd worden het beste is op een leeftijd van 2 weken. biggen zijn dan gemakkelijker te ihanteren dan biggen van 56 weken. hokken zijn meestal nog schoner. snellere wondgenezing bij jongere dieren. binnenberen en biggen met breuken laten ope reren op een leeftijd van 4 weken. Welke hulpmiddelen zijn nodig bij de castratie? schoon, scherp mes; liefst een, waarvan de mesjes verwisselbaar zijn; deze zijn scherp en het is hygiënisch. watten met jodium of brandspiritus. wondpoeder. Hoe moet men castreren handen tevoren gedurende enkele minuten was sen met zeep. de huid op de castratieplaats schoonmaken met watten, gedrenkt in jodium of brandspiritus. zaadballen goed fixeren, zodat de huid strak gespannen is. kleine huidsnede maken midden over de zaad bal, zo laag mogelijk. komt de zaadbal te voorschijn, dan deze en kele malen ronddraaien en de zaadstreng door snijden. wondpoeder in de opening strooien. Kompliikaties, wanneer niet hygiënisch wordt gewerkt. castratieabcessen, hetgeen de groei nadelig be- invloedt. tetanus of klem. Biggen krijgen een stijve nek en kunnen de bek bijna niet meer open krij gen. Deze zijn praktisch ten dode opgeschreven. Besteed dus de nodige zorg aan het castreren GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN IN NOORD-BRABANT EN ZEELAND HERFSTENTING JONGVEE 1970 AP grond van de vervoersbeschikking runderen 1968, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële beschikking van 20 januari 1970, wordt een tegen mond- en klauwzeer geënt rundveebeslag na 15 december 1970 alleen nog als zodanig aangemerkt, indien in een dergelijk rundvee- beslag de herfst jongvee-enting tegen mond- en klauw-- zeer heeft plaatsgevonden. De periode, waarin bedoelde enting moet plaatsvin den, is voor 1970 vastgesteld van 1 september t/m 15 december. Onder bedoelde enting vallen de op of na 1 oktober 1969 geboren runderen, voorzover deze op het tijdstip, waarop de herfstenting plaatsvindt, 4 maanden of ouder zijn. Die runderen, welke op het tijdstip van enting nog geen 4 maanden oud zijn, doch zulks vóór 15 december 1970 wel worden, behoeven dus niet geënt te worden. Met andere woorden: er behoeft slechts 1 x een en ting op de bedrijven plaats te vindien. TER verduidelijking onderstaand voorbeeld: Op bedrijf A zijn 4 runderen, geboren op 15 maart 1970 en 2 runderen, geboren op 10 augustus 1970. Op 30 oktober 1970 vindt de enting plaats. De eerstgenoem de 4 runderen moeten geënt worden. Deze zijn namelijk op dat moment ouder dan 4 maanden. De 2 runderen, geboren op 10 augustus 1970 komen niet voor enting in aanmerking, omdat deze runderen nog geen 4 imiaanden oud zijn. Zou de enting op 15 december plaats vinden, dan moeten alle 6 runderen worden geënt, omdat dan ook de laatste 2 runderen ouder dan 4 maanden zijn. Opgemerkt zij voorts nog dat: a. Entingen van runderen, jonger dan 4 maanden, niet erkend worden, b. De verantwoording voor het tijdig enten van de daarvoor in aanmerking komende runderen bij de veehouder berust c. De kosten van de herfst jongvee-enting 1970 mits tijdig uitgevoerd door de Gezondheidsdienst met de dierenartsen worden verrekend. driehonderdste openbare bestuursvergadering van het Produktschap voor Zuivel, op 26 augus tus, was er een die zich weinig van het merendeel der voorgaande vergaderingen onderscheidde: een korte agenda die altijd omgekeerd evenredig daarmee veel stof tot discussies blijkt te bevatten en waarvan een toehoorder tenslotte zegt dat de olifant een muis heeft gebaard. De ouverture van de vergadering werd gemaakt door de heer Hupkes en voorzitter Van Dam. Zij dis cussieerden over het probleem dat wat de een zegt door de ander anders opgevat kan worden. Als wij het goed hebben begrepen, ging het er de heer Hupkes om van de voorzitter te horen dat deze met de Minis ter van Economische Zaken een agreement heeft af gesloten en daarbij buiten zijn boekje is gegaan, toen gesproken is over de melkprijsverhoging voor overig Nederland. In de wat verwarde dialoog werd dit toch wel belangrijke beleidsaspect niet verder uitgediept. „GEMODIFICEERDE melk" noemt het PZ de con- U sumptiemelk met een laag vetgehalte en een verhoogd vetvrij drogestofgehalte. De afzet van deze melk is de laatste jaren flink gestegen, zo blijkt uit de CBS-cijfers die op de vergadering werden ver strekt. Gerekend vanaf januari 1970 ligt de produktie 244 hoger dan vorig jaar. Uitgedrukt in procenten van de landelijke omzet aan verpakte gepasteuriseerde gestandaardiseerde melk beloopt de afzet in totaal 6 a 7 Met het oog op deze ontwikkeling vindt men het nodig duidelijke wettelijke regelingen te maken om te vermijden dat de deur open zou staan voor allerlei zulke produkten met uiteenlopende vetgehalten en ook met verschillende percentages toegevoegde vet vrije melkbestanddelen. Het bestuur nam het advies van de consumptiemelk- commissie over om te bepalen dat het vetgehalte van deze gemodificeerde melk tussen 1,5 en 1,8'% moet liggen. Over de hoogte van het percentage vetvrije drogestof had de consumptiemelkcommissie zich niet uitgelaten. Vanwege de seizoenfluctuaties in het natuurlijke drogestofgehalte van de melk en de in ons land bestaande variaties van gebied tot gebied, advi seerde de commissie het verschil tussen het maxi mum- en minimum-percentage te stellen op 2. Het bestuur nam hier echter geen genoegen mee. Voor gesteld werd een conceptverordening betreffende de gemodificeerde melk te maken, waarbij onder andere bepaald wordt dat het drogestofgehalte zo tussen de 9,5 a 11 moet liggen. IVE nationaliteitsaanduiding op onze zuivelproduk- ten is een zeer moeilijke en tere kwestie. Kon het bestuur zich in de vorige vergadering goedkeu rend uitlaten over het aanbrengen van het woordje „Holland" op de boterwikkel bestemd voor export deze week kwam ir. J. B. Ritzema van Ikema met bezwaren. Hij zette uiteen hoe de boter onder merk wordt verkocht en dat een herkomstaanduiding de aandacht van het merk afleidt. De heer Ritzema was niet aanwezig geweest bij de vorige vergadering. Hij hoopte dat zijn betoog gehoord zou worden door in stanties die nog hun oordeel over het nieuwe rijks- botermerk en „Holland" moeten geven. A.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 10