Stand landbouwgewassen minder dan voorgaande jaren Lely Roterra eg als combinatie-werktuig Novaball balenoplader 6 In het algemeen is de stand van de akkerbouw gewassen per 10 juli 1970 minder dan in de jaren 1968 en 1969 op de overeenkomstige datum. Uit zonderingen daarop zijn de bruine en witte bonen, koolzaad en snijmais, aldus het landbouwoogst- bericht van de Directie Bedrijfsontwikkeling. Voor de afzonderlijke gewassen bleek het in een aantal gevallen moeilijk gemiddelde standcijfers voor een gebied te geven omdat de situatie van bedrijf tot bedrijf sterk uiteenloopt. In vergelij king met het landbouwoogstbericht per 12 juni, het begin van de droogteperiode, blijkt dat voor een aantal gewassen thans de stand met 10 pun ten lager wordt gewaardeerd o.a. mengsels van granen, groene erwten en vlas. Andere gewassen zoals granen zijn 5 punten lager gewaardeerd. GRANEN De wintertarwe staat er goed voor. Er is op slechts enkele percelen enige droogteschade. De zomertarwe heeft een matige stand (60) doch Groningen, als de belangrijkste provincie voor dit gewas, komt niet hoger dan 55. In het noordelijk deel van deze provincie en in de Veenkoloniën hebben veel percelen een dunne stand. Een zelf de beeld geldt ook voor de winter- en zomergerst. Haver heeft geleden van de droogte. Doorwas vanuit de wortel treedt op. PEULVRUCHTEN EN HANDELGEWASSEN De opbrengst van groene erwten wordt lager getaxeerd tengevolge van de droogte. Voor dit gewas kwam de regen te laat. De bruine bonen in Zeeland groeien goed en staan in volle bloei. Koolzaad vertoont een goede ontwikkeling. In Zeeland zijn door de vroege afrijping de eerste percelen gemaaid. Karwijzaad is in Groningen, de voornaamste provincie, goede dekkend met een uitstekende bloei. Het vlas rijpt onregelmatig af. In Zeeland zijn enkele percelen wegens een te lcort gewas niet geoogst. Suikerbieten- en voederbieten zaad varieert in Groningen van goed tot zeer goed. Enkele percelen zijn omgeploegd. Het oog sten van graszaad is in volle gang. De opbrengst varieert. KNOL- EN WORTELGEWASSEN De beoordeling van de stand van de aardappe len is weliswaar lager dan in de beide voorgaande jaren doch uit vele gebieden wordt gemeld dat de weersomstandigheden in de komende periode van groot belang zijn. Een lange groeiperiode kan veel goed maken van de gevolgen van de droog te in juni. De opbrengst van de pootaardappelen en de vroege aardappelen zal lager zijn dan nor maal. De suikerbieten hebben een iets lagere stand dan in 1968 en 1969 doch evenals bij de aardap pelen zal veel afhangen van het weer in de twee de helft van juli en in augustus, hoe uiteindelijk de oogst zal worden. Stand der gewassen op 10-7-'70 Akkerbouwgewassen 1968 1969 1970 Wintertarwe 75 75 70 Zomertarwe 70 70 60 Rogge 70 70 65 Wintergerst 70 70 65 Zomergerst 70 65 60 Haver 70 65 60 Mengsels van granen 70 65 55 Groene erwten (droge oogst) 75 70 55 Schokkers 75 70 65 Kapucijners en grauwe erwten 70 70 65 Bruine en witte bonen 70 70 75 Koolzaad 70 65 70 Blauwmaanzaad 75 70 60 Karwijzaad 65 70 65 Vlas 70 70 55 Suiker- en voederbietenzaad 65 70 50 Graszaad 70 70 65 Pootaardappelen op klei 70 70 65 Idem op zand en veen 70 70 60 Cons. aard. op klei 75 75 70 Idem op zand en veen 70 70 65 Fabrieksaardappelen 75 75 70 Suikerbieten 70 70 65 Voederbieten 70 70 60 Zaai-uien 70 70 65 Luzerne 70 65 65 Rode en witte klaver 70 65 60 Snij-mais 60 65 65 Grasland Grasland voor beweiding 70 65 55 Kunstweiden 70 70 60 Grasland voor hooiwinning 70 65 55 GRASLAND Over het algemeen geldt dat de hooi-opbrengst 20 tot 25% beneden normaal ligt, voor Gronin gen is dit bijna 50%; door de korte veldperiode is het produkt van zeer goede kwaliteit. Na een stilstand in de grasgroei komt deze door de regen weer op gang, zij het traag. In Friesland is er on voldoende gras voor het melkvee, vooral op de bedrijven met een zware veebezetting. In ooste lijk Gelderland is de voorraad weidegras nog ge ring, doch wel voldoende voor het vee. In het Gelderse rivierengebied is het z.g. binnenveldse hooi praktisch geoogst maar van een lagere op brengst; door de mindere grasgroei dit jaar en door de ondergelopen uiterwaarden is de winter voorraad niet voldoende. In Noord-Brabant trad ernstige verbranding op. UITREIKING DIPLOMA'S SPUITEN IN DE LANDBOUW Aan 16 geslaagden van de deze winter te Middel burg gehouden cursus „Spuiten in de landbouw" mocht ir. De Wit, rijkslandbouwconsulent te Goes, het behaalde diploma uitreiken. Er was aan deze cursus, die aanvankelijk met 26 cursisten startte, nogal wat verloop geweest doordat enkelen misschien wat veel hooi op hun vork genomen hadden door nog meer cursussen te volgen, anderen de echt niet eenvoudige leerstof onderschat hadden. Aan het examen namen daar door slechts 20 kandidaten deel, waarvan 4 't eind doel niet bereikten. Voor Zeeland is dit ongebrui kelijk. Het jaar N 70 (natuurbescherming '70) waarin wij leven vraagt om bescherming van plant en dier. Hij beschouwt het spuiten daarom liever als een „bescherming van onze gewassen", als een nood zaak ter verkrijging van goede kwaliteitsproducten waaraan zo'n grote behoefte bestaat. We dienen daarbij te kiezen voor de minst schadelijke me thode die ons zeker niet in de eerste plaats naar de spuitmiddelen doet grijpen. Dit legt de spuiters een grote verantwoordelijkheid op en daarom is het zo nuttig redelijke kennis omtrent het gebruik, maar nog meer omtrent de gevaren te hebben op gedaan. De loonspuiters ziet hij daarbij als een verlengstuk van de voorlichtingsdienst, die niet alleen mogen afgaan op het bereiken van gewin, maar met alle factoren in de landbouw en van de betreffende klant rekening dienen te houden. Dit legt op hun schouders een extra verantwoordelijk heid. Aan het slot van deze korte bijeenkomst sprak één van de cursisten een woord van dank aan het adres van de docenten en liet dit vergezeld gaan van een kleine attentie. De geslaagden zijn: R. Boogaard Koudekerke, H. Boone, Borssele, J. C. Cevaal, Grijpskerke, A. Dingemanse, Zoute- lande, L. A. Flipse, Westkapelle, J. Kasse, Veere, A. de Lange, Koudekerke, S. Maljaars, Zoutelande, K. Oele, Arnemuiden L. Simonse,. Biggekerke, G. J. Veldhorst, Middelburg, L. Verhage, Biggekerke, J. de Visser, Middelburg, P. Wielemaker, Koude kerke, J. Wisse, Meliskerke, W. J. Zandee, Kloe- tinge. Momenteel wordt door CEBECO Steenwijk de NOVABALL balenoplader in de handel gebracht. De NOVABALL is een apparaat met een grote capaciteit voor het laden van hooi- en strobalen. De invoeropening bestaat uit een ruim bemeten buizenconstructie. De opvoerketting wordt door de wielen aangedreven. Deze wielen zijn vrij groot, zodat slip is uitgesloten. De machine werkt in verstek en wordt zijdelings aan de wagen bevestigd. Technische gegevens NOVABALL type 400: Laadhoogte 2,80 a 3,80 m; banden 500 x 15; gewicht 300 kg; Afmetingen in werkstand: lengte 2,70 m; breedte 1,50 m; hoogte 4,50 m; afmetingen in trans portstand: lengte 4,50 m; breedte 1,50 m; hoogte 2,70 m. De prijs van deze NOVABALL balenlader is 2.072,incl. BTW. De Lely Roterra eg veroverde dit seizoen een belangrijke plaats in de rij van werktuigen, die ingezet worden voor het zaai. en/of pootklaar maken van land. Deze eg heeft het voordeel dat er door het systeem van ronddraaiende rotors geen dode punten meer in de aandrijving zijn. Tevens is de bouw zeer solide en compact. Met behulp van een set aanbouwdelen is het mogelijk een zaai- of pootmachine aan te koppelen. Stond men in het begin wat gereserveerd tegenover deze aanbouwmogelijk- heid, thans hebben praktijkproeven uitgewezen, dat zelfs de combinatie met een 4-rijige aardappelpootmachine goede resultaten heeft opgeleverd. De fabri kant verwacht daarom dat steeds meer gebruikers van de Roterra eg op deze werkmethode twee of meerdere bewerkingen in één gang zullen over gaan om onnodig structuurbederf en overbodige trekkersporen te voorkomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 6