Langs
de melkweg
Kweek -
een probleem op
bouw- en grasland
(XVIII)
Uitbetaling van de melk naar samenstelling (gehalte)
6
door J. COOLEN
Consulentschap voor
de Rundveehouderij
en Akkerbouw
te Eindhoven
Op veel bedrijven is kweek tot veruit het belang
rijkste onkruid uitgegroeid. De natte zomers van
de laatste jaren zijn hier vooral op bouwland mede
schuldig aan. Door de overvloedige regens bleven
de gewassen, vooral de granen, langer op het veld
dan nodig was, bovendien had een stoppelbewer
king onder deze omstandigheden vaak weinig suc
ces.
In grasland heeft kweek de laatste jaren de kans
gekregen, mede door een verkeerde maaitechniek.
Een holle zode kan in zeer korte tijd zijn opgevuld
met kweek. Zo kan een perceel waar slechts wei
nig kweek voorkomt in één zomer veranderen in
een kweekmat.
WAT IS ER AAN TE DOEN
Intensieve stoppelbewerking op bouwland
Op bouwland is onder droge omstandigheden
door een doelmatige stoppelbewerking met ploeg-
schijfegge en cultivator, een goedkope en goede
bestrijding te bereiken. Door regelmatig om de 2
a 3 weken in met kweek bezet land te werken kan
de kweek door uitputting goed worden bestreden.
De kweek krijgt dan geen kans tot hergroei. De
teelt van een goed dekkend gewas b.v. aardappelen
kan na een intensieve grondbewerking de kweek-
bestrijding voltooien.
Chemische bestrijding
Op bouwland kan kweek ook goed chemisch wor
den bestreden. De grond dient dan echter 3 maan
den onbeteeld te blijven zodat in de herfst geen
wintergraan meer kan worden gezaaid. De beste
resultaten kunnen met een chemische bestrijding
worden behaald door na de oogst een goede stippel
bewerking uit te voeren, de kweek wordt hierdoor
reeds wat verzwakt. In oktober-november wordt
per ha 75 kg T.C.A. gespoten en direct goed inge-
freesd. De resultaten worden nog verbeterd door
vroeg in het voorjaar een extra grondbewerking toe
te passen en een goed dekkend gewas na te telen.
Op grasland 3 methoden voor kweekbestrijding:
I. Uitputtingsmethode
In de periode juni tot half juli moet de grasmat
goed kort worden gemaaid. Daarna dient driemaal
gefreesd te worden, telkens met een tussentijd van
2 a 3 weken. De wortelstokken worden hierbij in
korte stukjes verdeeld. Men gebruikt hiervoor een
gewone frees. Belangrijk is dat de messen scherp
zijn en dat de eerste keer langzaam wordt gereden
met een hoog toerental.
Als de kweek opnieuw is uitgelopen kan de be
werking worden herhaald, nu met normale rijsnel
heid en normaal toerental. De derde bewerking kan
worden uitgevoerd met een gewone frees, maar
eventueel ook met een Lelyfrees of met een ploeg.
Na deze laatste bewerking moet zo spoedig mo
gelijk weer worden ingezaaid.
II. Onderdrukkingsmethode
Hiervoor wordt Tetraploïd Italiaans raaigras ge
bruikt. Dit gras heeft een zeer snelle groei waar
door het de kweek kan onderdrukken. Hiertoe
dient het enkele keren gemaaid te worden waarbij
na elke keer maaien minder kweek voorkomt en
na de vierde of vijfde snede praktisch geheel is
verdwenen.
Italiaans raaigras is matig wintervast en moet
daarom in het voorjaar worden ingezaaid. De
kweekbestrijding slaagt beter indien in juli-augus-
tus van het voorafgaande jaar wordt gescheurd en
een gr oenvoedergewas b.v. stoppelknollen of blad
kool, wordt geteeld.
Vrij vroeg in het voorjaar kan dan reeds Italiaans
raaigras worden gezaaid waardoor spoedig een
dichte stand wordt verkregen.
III. Een jaar bouwland
Bij deze methode kan de grond een jaar niet als
grasland worden gebruikt hetgeen voor sommige
bedrijven bezwaarlijk kan zijn. De grond kan ech
ter wel bij de voederwinning worden ingeschakeld
zodat dit bezwaar niet onoverkomelijk hoeft te zijn.
Wil de bestrijding slagen dan dient het grasland
in juli-aug. bewerkt te worden zodat een herfst-
gewas kan worden gezaaid b.v. stoppelknollen of
bladkool. Met deze gewassen wordt reeds een
goede onderdrukking van kweek bereikt. De be
werking dient bij voorkeur te geschieden met een
frees. De zode verteert dan sneller zodat deze in
het volgende jaar geen moeilijkheden meer op
levert.
In de winter na het herfstgewas kan de grond
als de omstandigheden dit toelaten nog eens extra
worden bewerkt. Het volgend voorjaar kan een
aardappelgewas voor voederwinning worden ge
teeld. Waarna in de nazomer in zuiver land kan
worden ingezaaid.
Elk van de 3 genoemde kweekbestrijdingsmetho-
den heeft vóór- en nadelen. Voor de uitputtings
methode moet een loonwerker worden ingescha
keld om enige keren te frezen. De onderukkings-
methode kan men zelf geheel uitvoeren, maar 4
a 5 sneden Italiaans raaigras moet passen in de
bedrijfsvoering. Dit geldt ook voor het telen van
een akkerbouwgewas. Ieder die met kweek te ma
ken krijgt kan voor zijn omstandigheden de minst
bezwaarlijke bestrijdingsmethode kiezen.
m
V
J H. LANTINGA
Consulentschap Akkerbouw
en Rundveehouderij Goes
De waarde van de melk per eenheid wordt
voornamelijk bepaald door de gehalten van de be
standdelen die van invloed zijn op de hoeveelheid
van het te bereiden produkt. De uit te betalen
prijs is dan ook als regel gebaseerd op deze per
centages.
De fabrieksmatige verwerking van de melk da
teert in ons land vanaf 1879. In dat jaar werden
te Leiden en Veenwouden (Fr.) zuivelfabrieken
gesticht.
De uitbetaling van de geleverde melk gebeurde
eerst per liter (volume). Reeds vlug werd over
gegaan tot het vaststellen van de hoeveelheid
naar gewicht (kilogrammen), daar dit een be
trouwbaarder maatstaf werd gevonden.
Spoedig bleek dat de samenstelling van de melk
sterk uiteen liep. Daar uit vettere melk een gro
tere boteropbrengst werd verkregen was de uit
betaling alleen naar gewicht geen juiste maatstaf.
Met de uitvinding van een gemakkelijke methode
voor het bepalen van het vetgehalte door Dr. Ger-
ber (1895) werd massaonderzoek mogelijk. In
1897 ging de Coöperatieve Zuivelfabriek te Wir-
dem (Fr.) als eerste er toe over om de uitbetaling
van de melk te baseren op het vetgehalte.
Dit vond spoedig bij veel fabrieken navolging.
Bij de fabrieken die uitsluitend boter bereiden is
dit een vrij juiste maatstaf, daar het vetgehalte
bepalend is voor de boteropbrengst. Voor de kaas-
bereidende fabrieken is dit ook een vrij goede
methode, daar immers bij een hoger vetgehalte
ook een hoger droge stofgehalte voorkomt. Hier
door wordt een relatief hogere opbrengst aan
kaas uit de melk verkregen. Onder invloed van
deze wijze van uitbetaling ontstond reeds rond
de eeuwwisseling belangstelling voor de produk-
tiecontrole van individuele koeien, waarbij tevens
het vetgehalte wordt bepaald. Dit kreeg geleide
lijk meer toepassing en nam vooral na 1945 een
grote vlucht. Thans wordt rond 60 van de
Nederlandse melkveestapel op produktie gecon
troleerd.
SELECTIE OP VETGEHALTE
De selektie op vetgehalte bij de fokkerij is bij
zonder succesvol geweest. Het gemiddeld vetge
halte was in 1900 rond de 3 procent en bedraagt
thans bijna 4 procent. Bij de huidige totale jaar
lijkse melkproduktie betekent dit uitgaande van
een gelijke produktie per koe een venhoging van
jaarlijks 80 miljoen kg melkvet of 95 miljoen kg
boter. Dit resultaat dat langs foktechnische weg
werd verkregen eist bwondering. Het aantal pro
dukten dat thans uit melk wordt bereid is groot.
Bij de verschillende produkten is de waarde van
het vet niet evenredig. Ook is in de prijsstelling
van de verschillende bestanddelen in een andere
verhouding komen te liggen. Bij de zuivelindus
trie wordt er naar gestreefd om het beschikbare
geld voor de uitbetaling van de geleverde melk
zo eerlijk mogelijk te verdelen.
Ongeveer 40 van de Nederlandse melkpro
duktie vindt haar bestemming in de vorm van
ccnsumptiemelk en -produkten. Bij deze produk
ten is de opbrengst in verhouding minder uitslui
tend op het vet te baseren. De consumptiemelk
wordt thans immers op 3.20 vet gestandaardi
seerd. Het meer aanwezige vet wordt aan de melk
onttrokken en bestemd voor de bereiding van bo
ter. De huidige boterprijs is te laag om een vol
ledige uitbetaling naar vetgehalte als juiste maat
staf te hanteren.
Enkele tientallen jaren geleden zijn fabrieken
die overwegend consumptiemelk maken (melk
inrichtingen) begonnen met het instellen van een
grondprijs per kilogram alsmede een vetprijs.
WAARDE VAN EIWIT
Het eiwit in de melk heeft echter in sommige
produkten minstens evenveel waarde als het vet.
Onze voedingsgewoonten zijn hierop van invloed.
Het is daarom dat een vijftien jaren geleden ook
het uitbetalen van de melk naar eiwitgehalte be
langstelling kreeg. Reeds in 1957 zijn in Friesland
een aantal zuivelfabrieken begonnen om naast het
vetgehalte ook het eiwitgehalte in de uitbetaling
te betrekken. In deze provincie wordt veel kaas
gemaakt en is dit systeem ydn uitbetaling een
betere basis voor de verdeling van het melkgeld.
Verschillende zuivelfabrieken, vooral die veel
consumptiemelk afleveren, hebben doorgaans
meer of minder melk over. Doorgaans wordt deze
overmelk doorgeleverd aan fabrieken, die meer
ingericht zijn op de bereiding van andere pro
dukten, b.v. kondens en melkpoeder. De uitbeta
ling van deze doorgeleverde melk wordt geba
seerd op het rendement en betreft dus zowel het
vet- als het eiwitgehalte. Het is daarom dat ook
bij de melkinrichtingen naast het vetgehalte de
uitbetaling ook naar eiwitgehalte te rechtvaar
digen is.
De coöperatieve zuivelfabriek te IJzendijke is
in 1969 begonnen om de melk van de leveranciers
ook te onderzoeken op eiwitgehalte zonder dit in
de prijs te betrekken. De melkveehouders kunnen
zich reeds oriënteren op de hoogte van het be-
drijfsgemiddelde en kunnen kennis nemen en
rekening houden met een toekomstige ontwikke
ling.
Bij de Coöperatieve Melkinrichting te Middel
burg is de uitbetaling ook naar eiwitgehalte reeds
ingaande 1970 ingevoerd.
VOORBEELDEN
Van de veranderingen bij verschillende syste
men van uitbetaling geven we enkele voorbeel
den. We gaan ervan uit, dat bij een zuivelfabriek
over een bepaalde periode 35,per 100 kg melk
beschikbaar is voor uitbetaling. Hierbij is het ge
middelde vetgehalte 3.90 en het eiwitgehalte
3.30 waarbij de verhouding tussen de vet- en
eiwitprijs 60 40 is. De berekening van de melk
prijs bij de verschillende systemen is dan als
volgt:
1. Uitbetaling naar alleen vet
Vetprijs 8,98 x 3,90 35,02
2. Uit te betalen naar grondprijs en
vet
grondprijs 9,
vetprijs 6,67 x 3.90 26,01
ƒ35,01
3. Uit te betalen naar vet en eiwit
vetprijs 5,74 x 3,90 ƒ22,38
eiwitprijs 3,83 x 3,30 12,64
ƒ35,02
(Zie verder volgende pag.)