Legpluimveehouderij is in Zeeland sterk gegroeid w. GELDOF 9 De heer J. de Kraker in Zaamslag bezit het grootste ganzenbedrijf van. Hier ziet U een gordijnstal en wel bij de heer J. Minnaer in Kloetinge. Deze Nederland. Er is belangstelling voor deze dieren. caféhouder-bramenteler nam er een eenheid van 2000 hoenders bij. Tot dus ver voldeed het gordijnhok goed. In 1968 telde het C.B.S. in Zeeland 4220 bedrij ven met pluimvee en in 1969 nog 3674. In die jaren steeg het aantal hennen tot 5 maanden van 288.000 tot 345.000. U ziet dus, dat er in Zeeland ontzag lijk veel kleine koppels zijn, n.l. van minder dan 100 dieren. Gewoonlijk neemt men aan dat die kleine koppels snel verdwijnen zullen en dat ze van geen enkele betekenis zijn. Ze minderen inderdaad, maar hun betekenis is deze, dat een legpluimveehouder die een eigen eierafzet wil opbouwen er rekening mee moet houden, dat Zeeland behalve weinig in woners óók betrekkelijk weinig kansen voor eigen afzet biedt. LEGSECTOR OVERHEERST ZEER STERK Dat wij hier uitsluitend over legkippen spreken komt doordat er slechts vijf slachtkuikenbedrijven zijn (in en rond Yerseke) en deze al sinds jaren niet meer groeit. Er zijn drie VB's (vermeerderingsbedrij- ven) en daarvan is er slechts één die (ook) slachtras- sen heeft, n.l. dat van de heer Dekker te Zaamslag. Er zijn zes broederijen, n.l. De Smit te Middelburg; vindt Zeeland een ideaal land om er opfokbedrijven te stichten. Er zijn n.l. hele polders zonder kip, zodat er weinig besmetting aanwaait. Wij menen dat eerst de verbindingen «met Brabant verbeterd zullen moe ten zijn eer dit van de grond komt. Trouwens, als de verbindingen met Holland verbeterd zijn is er wel licht óók meer perpectief voor de slachtsector. Zoals bekend bezit Zeeland een eigen proefbedrijf in Wissenkerke. Dit bedrijf bezit thans drie stallen, waarvan één voor de opfok en twee met batterijen. Dit is een commercieel proefbedrijf, dat dus zichzelf bedruipt. Men kent een basisproef en een eliteproef. De uitslagen worden gezien als een welkome aanvul ling op de uitslagen van het proefbedryf in Putten (G.). Er zijn voldoende inzenders en dat toont aan dat dit proefbedrijf zin en toekomst heeft. Rondom het proefbedrijf groepeert zich de V.P.Z. (de Vereniging tot Bevordering van de Pluimveehou derij in Zeeland) die reeds 70 jaar bestaat. Overzien wij het geheel van de Zeeuwse pluimvee houderij, dan valt op dat het niet alleen akkerbou wers en fruittelers zijn, die kippen zijn gaan houden. Ook kleine zelfstandigen, zoals vlassers, molenaars en zelfs kolenhandelaars (allemaal beroepen die ver andering ondergaan!) hebben de kip verkozen. Op een andbouwbedrijf bestaat veelal geen mestvraag- stuk. Veelal kiest men drijfmest. Zoals vanzelf spreekt zitten de hoenders op de nieuwe en grote bedrijven allemaal op de batterij. Men moet er echter wel rekening mee houden, dat de drijfmest veelal slechts gedurende vijf maanden kan worden uitgere den, n.l. op de stoppel, op leeg aardappel- en bieten- land, over de harde wintervoor (wat niet meevalt) en in het vroege voorjaar. Als men flat deck of trapbat- têrijen gebruikt kan men de mest onder de kooien opslaan en daarvoor het hele vloeroppervlak gebrui ken. Het drogen van mest stuit vaak af op de kosten, beter gezegd op de te geringe kennis van de waardo van gedroogde kippemest bij fruittelers, tuinders en akkerbouwers. De flinke uitbreiding van de legpluimveestapel in Zeeland heeft niet ieders bewondering. Dat klink: helemaal niet prettig, maar wij mogen dit toch niet legkippen betrokken zijn, maar ofschoon er subsidie toegezegd was kwam «men in moeilijkheden doordat de afzet van de gedroogde kippenmest niet geregeld kon worden. Wij spraken al over de eigen afzet. Deze is van be lang bij de grote plaatsen en aan de kust, maar dan vooral in de zomer. In 1969 vroegen 20 pluimvee houders een verkenning als pakstationhouder aan en 18 kregen deze. Bezien wij de opvattingen van de on geveer 200 pluimveehouders met „koppels van be tekenis" dan valt op, dat de meesten weinig voor con tractteelt voelen. Wie geld genoeg heeft, kan het wel zonder contracten stellen, maar door de aanhoudend zeer slechte eierprijzen zullen vele koppeltjes dit jaar verdwijnen. Er worden hier en daar zeer grote ver liezen geleden want de pluimveehouder in de EEG is onbeschermd. Opvallend is, dat van de 25 nieuwe legbedrijven ongeveer de helft wèl eierprijscontracten heeft afgesloten. Dit gebeurde met Hendrix, Koudijs en UTD en ook hebben enkele een binding aange gaan met de Coöp. Veluwse Eiereveiling in Ede, in samenwerking met de S.O.L., Utrecht. Men mag aan nemen, dat deze bindingen, gezien de huidige eier- crisis, tot tevredenheid of op zijn minst tot minder klachten leiden. Merkwaardig is, dat ook Zeeuwsch-Vlaanderen in dezje ontwikkeling meedoet. Ook daar ontstonden flinke koppels: Mol, Zaamslag (5700); Martens, Hoek (6000); Mussche, IJzendijke (5700); Van Wijk, Loven- polder, Hoek (6000); Cornelisse, Philippine (5000 en kalkoenen); Dieleman, Lovenpolder, Hoek (5000) en Willems, Eede (groot opfokbedryf) zijn voorbeelden. Naast de CHV zijn hier Hens, Schoten en Hendrix, Merxem (beiden dus uit België) actief. Bij de particu liere firma's speelt mee, dat het voor hen voordeliger is, voeder uit België te laten komen dan van over de Schelde. Een voorbeeld van Belgische invloed zijn ook de talrijke gordijnhokken, een goedkoop type stal met ophijsbare plastic zeilen. Men hijst ze op al naar de temperatuur en de wind dat eisen. U kunt ze vin den in Koewacht (drie stuks), bij de heer J. Huisman in Groede, maar ook op Zuidi-Beveland, in West-Bra bant en op Goeree-Overflakkee. De zachte winters in Schouls te Zierikzee; Van Damme te Oostburg; Wou ters te Meliskerke; Dekker te Zaamslag en Den Hol lander te Oostkapelle. Ook hier zijn de legrassen hoofdzaak. Zeeland bezit één zeer groot ganzenbe drijf, n.l. dat van de heer J. de Kraker te Zaamslag. Eennden, parelhoenders en kalkoenen worden ner gens in aantallen van betekenis gehouden. Zeeland is de provincie met het geringste aantal slachtkuikens. Het heet ook het geringste aantal kip pen op één na (dat is Groningen, maar dat heeft veel meer slachtkuikens). Zelfs Friesland, dat óók arm aan legkippen is (maar zeer veel slachtkuikens telt) heeft nog méér kippen dan Zeeland. Niettemin zijn er in 1969, zoals u al zag, 57.000 hennen bijgekomen. Een deel hiervan kan in opfok geweest zijn en buiten de provincie verkocht zijn, maar als u ziet dat de stij ging tot stand kwam, ondanks het feit dat 546 kleine koppels verdwenen, dan ziet u dat er tóch een flinke groei is geweest. In 1969 zijn er n.l. 25 bedrijven, al thans eenheden legkippen, bijgekomen met een totaal aantal dieren van 122.000. Dit aantal zou groter ge weest zijn, indien het mestdroogproject in Bruinisse van de grond waren gekomen. Daarbij zouden 200.000 het zuidwesten zijn blijkbaar van invloed op de ver spreiding, want elders in Nederland zijn ze bijzonder zeldzaam. De resultaten zijn goed. Ze zijn in normale winters uitstekend vorstvrij te houden. OPFOK EN ORGANISATIE In 1969 telde Zeeland 7 specifieke opfokbedrijven en dit jaar komen er op zijn minst vier bij. De lage eierprijzen maken dat er wat meer belangstelling ontstaat voor eigen opfok. Zo waren er reeds vorig jaar 7 grote pluimveehouders die de opfok weer zelf ter hand namen. Daarbij speelt ook mee, de gedachte dat een kip gezonder zal zijn als ze van jongsaan ge wend is aan de bacteriën en virussen van het be drijf. En inderdaad was de uit al door Marek en leu- kose lager bij eigen opfok dan bij' gekochte hennen. Merkwaardig is, dat de verhouding tussen jonge hen nen (tot 5 maanden) en oudere hoenders in Zeeland wijder is dan elders, n.l. 1 3,33 (Brabant 1 2 en heel Nederland 1 2,95). Er is dus weinig opfokruim- te in Zeeland. De pluimveeconsulent ir. Ketelaars verzwijgen. Deze uitbreiding heeft n.l. bijgedragen, tot de overproduktie waaronder thans iedereen gt bukt gaat die kippen houdt. De pluimveehouders in de traditionele produktiegebieden zien de uitbreiding; elders met lede ogen aan. Door de eiercrisis zal de uitbreiding in Zeeland echter wel tot staan komen. Op de eilanden zitten de pluimveehouders nog te ver spreid om voor de grote voederleveranciers écht in- teresant te zijn. En gezien de ontwikkeling elders, kunnen wij beslist niet eindigen met de opwekking om meer hoenders in Zeeland te gaan houden, cok al kan men de mest goed gebruiken en past de zaa': ook organisatorisch wel in het geheel. Niettemin ho pen wij, dat de thans gestichte moderne eenheden de huidige crisis zullen doorstaan. Gezien de inlegcij- fers in de hele EEG mag in het a.s. najaar weer op enigszins redelijke eierprijzen worden gerekend. De kip krabt achteruit, dat is waar. Maar zag u ooit een dier dat vooruit krabt? Dat doet alleen de mens. En de pluimveehouders onder de mensen hebben het bijzonder moeilijk. Daar hebben zij het naar gemaakt, zegt men dan nog STAND IN WEST-EUROPA Als we nagaan hoe de stand in West-Europa is, kunnen we over bet algemeen genomen in Neder land en België spreken van een zeer matig vlas gewas, enkele betere percelen daargelaten. In Frankrijk is zulks ook het geval, alleen in de vlas streken ten zuiden van de Seine is het beter en zal de opbrengst hoger zijn, maar toch nog iets minder dan normaal. Over het geheel genomen zal de vezel opbrengst zeker 25 minder zijn, zonder rekening te houden met het aantal ha dat minder uitgezaaid is. Het teveel aan vlas waarmede West-Europa de laatste jaren te kampen heeft gehad is verdwenen en moeder natuur heeft er dit jaar dapper aan mee geholpen, dat wij van een overschotmarkt zijn gekomen in een schaarstemarkt, wat de prijzen wel ten goede zal komen. Trouwens door een steeds verminderde uitzaai meende men dat met de oogst van 1969 de aanpassing reeds bereikt was en dat er een redelijke kans bestond dat het ondergewaar deerde vlas in prijs zou stijgen maar de spinnijver- heid heeft dit belet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 9