DE SITUATIE BIJ
DE GRAANTEELT
k Het weiden van jong
vee in de zomer Pagina 8
k Brabants overzicht
VRIJDAG 10 JULI 1970
58e Jaargang Na 3039
officieel orgaan van de maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant
In dit nummer
Omscholing bij be
roepsovergang uit de land
bouw Pagina 3
Uit de praktijk
Pagina 5
Proef met gekoelde
aardbeienplanten voor de
teelt onder glas
Pagina 7
Stand van het vlas in
in West-Europa Pagina 8
A Legpluimveehouderij
is in Zeeland sterk ge
groeid Pagina 9
Pagina tü
zlm
land
en tuinbouwblad
Naar aanleiding van de jongste gegevens over
de voorraad tarwe in de E.E.G. kan vastgesteld
worden, zoals in het verleden al meermalen is ge
daan, dat de Europese Commissie bij zijn schattin
gen wel erg pessimistisch is geweest.
iln de vergadering van het Produktschap voor
Granen, Zaden en Peulvruchten herinnerde de
voorzitter eraan, dat in maart door de Commissie
nog een overschot werd geraamd van 4 miljoen
ton, terwijl het Produktschap 1 miljoen ton raamde.
Er blijkt nu echter praktisch niets over te blijven,
behoudens een hoeveelheid, die nodig is om aan
sluiting te krijgen op de nieuwe oogst.
Voor het komende jaar kan dus met een schone
markt worden begonnen.
Volgens de mededelingen van het Produktschap
worden er nu zaken gedaan op de nieuwe oogst
tegen prijzen, die ongeveer 1,75 per 100 kg hoger
liggen dan de interventieprijs.
Dit is een groot verschil t.o.v. vorig jaar, toen
er in het begin van de oogst een prijs kon worden
behaald, die lager lag dan de interventieprijs.
NIET TE OPTIMISTISCH
Ook de verwachte produktiecijfers voor het
nieuwe oogstjaar vertonen een voor de afzet gun
stiger beeld.
Bedacht moet evenwel worden, dat de afzet in
het vorige seizoen en de voorraad op dit moment
mede in gunstige zin zijn. Beïnvloed door de grote
hoeveelheid in de E.E.G. 4 miljoen ton die
tot veevoeder is gedenatueerd. De extra verhoging
van de denaturatietoeslag heeft hiertoe belangrijk
bijgedragen. Normaal bedraagt deze toeslag het
verschil tussen de interventieprijzen voor tarwe en
gerst, vermeerderd met de technische kosten voor
denaturatie.
Vorig jaar is evenwel daarboven een stimule
ringspremie gegeven van f 16,30 per ton. De ver
betering van de vooruitzichten heeft er intussen
toe geleid, dat in Brussel besloten is deze premie
voor het nieuwe jaar te verminderen tot f 5,40
per ton. Tevens is voorlopig besloten de denatura
tietoeslag na januari ongewijzigd te laten, dus niet
zoals voorheen het verschil in bewaarvergoeding
tussen tarwe en gerst door te berekenen. Aan de
hand van de ontwikkeling van de voorraadpositie
en de gedenatureerde hoeveelheden zal nog be
zien worden of dit gehandhaafd zal worden.
Een ander middel om het prijsniveau te onder
steunen is het interventiebeleid en met name de
wijze, waarop dit beleid wordt gevoerd. Vorig jaar
is nog eens duideiyk geworden, dat met de huidige
regeling niet voorkomen kan worden, dat de telers-
prijs onder de interventieprijs komt. In augustus
1969 was het verschil zelfs f 0,50 per 100 kg. In
de mededelingen bij de agenda werd hierover op
gemerkt, dat voor de toekomst twee dingen van be
lang zijn.
Enerzijds zullen landbouw en handel nog meer
moeten doen om te voorkomen, dat bij de aanvang
van het seizoen grote hoeveelheden moeten wor
den afgezet, doch anderzijds zal de Overheid er
voor hebben te zorgen, dat de interventieregeling
ook in het begin van het seizoen aan de doelstel
ling daarvan kan beantwoorden.
RENTABILITEIT GRAANTEELT
Bij de agenda was ook gevoegd het rapport over
produktie, levering, verbruik en prijzen van inland
se granen, oogst 1969. Een dergelijk rapport wordt
over ieder oogstjaar uitgebracht en het bevat steeds
een grote hoeveelheid interessant cijfermateriaal.
Nu waren er, in afwijking van andere jaren, ook
cijferreeksen opgenomen over de laatste 15 jaar,
aan de hand waarvan een globale rentabiliteitsbe-
rekening is gemaakt.
Stelt men de gemiddelde opbrengst in guldens
per ha over de jaren 1955 t/m 1957 op 100 dan ont
staat het volgende beeld over 1967 t/m 1969:
1955/57 (op kleigronden) 1967/69
Tarwe 100 160
Gerst 100 130
Haver 100 139
(op zandgronden)
Gerst 100 135
Haver 100 147
Rogge 100 140
Blijkens de rentabiliteitsberekeningen van het ge
hele bedrijf, door het L.E.I. opgemaakt, varieert de
kostenstijging per ha in de akkerbouwgebieden, op
basis 1957/'58 100, tussen de 150 en 160 in het
jaar 1967/68.
Volgens het L.E.I. zijn deze cijfers ook goed bruik
baar om een beeld te geven van de kostenstijgin
gen in de graansector. Bij vergelijking van deze cij
fers met die in het bovenstaande tabelletje, komt
de daling van de rentabiliteit van de graanteelt dui
delijk naar voren.
Neemt men bovendien in aanmerking, dat de ont
wikkeling van de kosten betrekking heeft op een
kortere periode, dan is de conclusie in het rapport,
dat de rentabiliteit in de graansector beduidend
slechter wordt, volkomen gerechtvaardigd.
O.