Openingsrede
Algemeen voorzitter
3
(Vervolg van eerste pag.)
BOER SLACHTOFFER ONEVENWICHTIGHEID
spraken van de waan van iedere dag, die tot
nog toe zijn invloed heeft doen gelden bij de
vaststelling van het markt- en prijsbeleid in de
E.E.G. Misschien mogen wij er één aspect nog eens
wat nader uitlichten. In het kader van Mansholts
schokterapie heeft dat der overschotten een zo
danige plaats ingenomen dat het alle discussie en
besluiten steeds heeft overschaduwd. Laten wij
direct vooropstellen wij willen er straks graag
nader op ingaan dat de technologische ontwik
keling inderdaad van zodanige omvang is, dat de
gevolgen daarvan op het aanbod een voortdurend
onderwerp van studie en nieuwe aanpak moet zijn.
Het kan niet met genoeg nadruk worden gezegd
dat het juist de boer is die het slachtoffer is van
onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod.
Maar de huidige situatie toont toch wel aan hoe
zeer de accenten zijn overtrokken. De botervoor-
raden zijn in Nederland praktisch verdwenen en
in de E.E.G. op minder dan de consumptie van drie
maanden. Ze blijven daarmee ver onder Mansholts
prognoses. Ook met betrekking tot de suikervoor-
raden wijzen de cijfers in diezelfde richting en bij
tarwe kon hier in Nederland nog één groot-leveran
cier voldoen aan een inschrijving voor voedselhulp.
Nu weten we wel en we zullen het ons goed moe
ten blijven realiseren,, dat aan deze zeer matige
voorraadpositie bepaalde maatregelen en kosten
ten grondslag liggen. Maar waarvoor is er dan
een beleid?; toch om zulk soort onevenwichtig
heden weg te nemen? De vervanging van tarwe
door mais op aanzienlijke schaal in frankrijk, de
weersomstandigheden van de achter ons liggende
periode en de genoemde geringe voorraadposities
zouden dit jaar „Mansholts" spook van de over
vloed wel eens danig verder op de vlucht kunnen
jagen.
Tekenend zijn dan ook berichten uit Brussel dat
men in overweging zou hebben om de exportbevor
dering van tarwe en de denaturatievergoeding op
een lager niveau vast te stellen. Eerst een uitge
breid verhaal dat er op neerkomt dat bij een teveel
aan voorraad de boer maar niet teveel op het beleid
moet rekenen. Nu, wanneer de voorraadpositie een
vriendelijker aanzicht heeft, zouden er maatrege
len getroffen worden die enige uitloop de kop in
drukt en moet het beleid wel werken. Een twee
slachtige onacceptabele situatie.
HOOR de buitenstaander zijn Mansholts voor-
stellen mede door zijn eigen toelichting, zo
nu en dan voer voor demagogen. Niet dat we het
hen, die deze demagogie bedrijven, mogen kwalijk
nemen. Het ligt aan het voer, het wordt hen op een
keurig bordje met een lepel erbij voorgeschoteld
en wie zou dan niet happen? Bovendien de proble
matiek is ook wel zeer ingewikkeld en het lukt
ons kennelijk niet altijd om van onze kant tijdig de
nuance aan te brengen. De voorzitter van het Land
bouwschap zei in verband met een nogal de aan
dacht trekkende publikatie dat men het daarom
de journalist niet kwalijk mocht nemen als hij uit
gleed in de boter, maar het in feite moest waar
deren dat hij een poging tot voorlichting deed.
Een aantal goede publicaties over de fruitteelt-
problematiek in landelijke dagbladen en de regio
nale dagbladen in het algemeen tonen bovendien
dat het anders kan. Staat men in de regio soms
dichter bij de werkelijke praktijk? Is de wissel
werking er soms beter? Wij van onze kant willen
ons graag inspannen de voorwaarden voor een ver
antwoorde informatie zo goed mogelijk te doen
zijn. Overigens willen we er graag nog eens op wij
zen welk naar onze mening voortreffelijk werk de
Stichting Public Relations land- en tuinbouw ver
richt. Naast diverse andere aktiviteiten wordt het
blad 19NU uitgegeven wat verspreid wordt in niet-
landbouwkring. In een der recente nummers wijst
de heer Drs. C. v. d. Sluijs er in een gedocumen
teerd artikel op dat de bescherming van land- en
tuinbouw op vrijwel gelijke hoogte ligt als die
van de industrie. Hij vestigt er verder nog eens
de aandacht op dat het E.E.G.-landbouwbeleid
minder dan 1 kost van het nationaal inkomen
van de E.E.G.-landen terwijl een prijsstijging van
het voedsel met bijvoorbeeld 5 dat betekent
enkele centen bij het brood en de melk al gauw
één tot twee procent van het nationaal inkomen
zou vergen. Dat is dan de verzekeringspremie tegen
het risico van voedselschaarste. Bovendien levert
de heer Van der Sluijs nog eens een berekening
van wat de boer in Nederland nu wel opbrengt,,
wat de economische plaats en het effect van de
agrarische bedrijfstak dan wel is. Aan zijn over
zichtelijke en duidelijke opsomming ontlenen wij
dat de bruto-producten van de Nederlandse agra
rische sector in 1968 ruim 10 miljard was, waar
van ruim 5 miljard in het buitenland werd afgezet.
De bijdrage van de Nederlandse land- en tuinbouw
aan het nationaal inkomen was eveneens ruim
5 miljard.
DAGELIJKS PROBLEMEN ERBIJ
IVE economische wetten komen hard aan in de
periode, waarin we nu zitten. Dit overigens
niet alleen in onze sector. De publiciteitsmedia
geven immers haast dagelijks problemen weer, die
duiden op likwiditeitsmoeilijkheden, rehtabiliteits-
vraagstukken, niet bij te houden structurele ont
wikkelingen, ook in grote delen van het industriële
bedrijfsleven.
Het is niet aan ons om alle oorzaken hier te
analyseren, noch om het beleid ten aanzien van
deze ontwikkelingen in deze sector op zijn merites
te bezien. Het is overigens wel duidelijk dat in
onze samenleving ook deze sector van bedrijvig
heid het niet zonder beleid kan stellen of het nu
gaat om een afscherming van de wereldmarkt
we wezen er reeds op om rentesubsidies, om
gunstige vestigingsvoorwaarden, om 'hulp bij struc
tuurwijzigingen of om regelingen bij omscholing.
omvang van investeringen. Dat sluit aan bij de
werkelijke problematiek. In dit verband vinden
wij een investeringsfonds voor ons land en onze
problemen van zeer groot belang!
VERANDERINGEN IN AFZET
structuurverandering in onze sector speelt
natuurlijk niet alleen in het horizontale vlak
daar waar het bedrijfsomvang betreft een rol.
Ook in het vertikale vlak in de volgende fasen die
de producten doorlopen, zijn er verschijnselen van
veel veranderingen.
We zullen er vermoedelijk vandaag nog wel
meer over horen.
Dat wij er ook nog even bij stil willen staan is
omdat hier een soms bepaald onderschat aspect
van de huidige ontwikkeling ligt. Een vraagstuk
wat dicht bij het bedrijf ligt is wat iemand on
langs noemde „de slag om de aardappel". De vraag
namelijk of wij in staat zullen zijn om met name
in het Zuidwesten met de consumptie-aardappel
inderdaad een positie te behouden en uit te bou
wen. Zijn we daarvoor uitgerust? Hebben we vol
doende antwoord op nieuwe afzetvormen, op
nieuwe bewaringsmethoden enz.
We zijn het hoewel het een wat voorbijge
gaan is aan datgene wat is opgebouwd toch
wel met de hiervoor genoemde formulering eens
en zouden daar eigenlijk nog wel „de slag om de
conservenprodukten" bij willen noemen.
Het lijken ons vraagstukken die rechtstreeks
verband houden met de positie van de akkerbouw
in het Zuidwesten nu en in de toekomst en ook
wel degelijk met de schaalvergroting, waarover
we spraken.
We kunnen daarbij lang blijven delibireren over
welke aanpak en de vorm waarin. Het wezen
lijke is natuurlijk of de teler bereid is andere
verkoopmethoden toe te passen, namelijk geza
menlijk en/of centraal
IN het nationale landbouwbedrijf grijpt het be
grip schaalvergroting steeds sterker om zich
heen. Enerzijds daadwerkelijk in een aantal secto
ren. De veredelingslandbouw wordt hierbij nogal
eens als voorbeeld genoemd, maar ook elders zien
we daarvan duidelijke voorbeelden. Zo wees de
Hoofdingenieur-Directeur voor de Bedrijfsontwik
keling in Noord-Brabant onlangs nog eens op de
snelle uitbreiding van het aantal bedrijven met
rond 40 stuks melkvee in dit gebied. Anderzijds
komt ook in de opvattingen van de boer en tuin
der steeds duidelijker de overtuiging naar voren,
dat de diverse economische omstandigheden
waaronder de technologie nopen tot schaalver
groting.
Zo heeft de Hoofdafdeling Akkerbouw van het
Landbouwschap nog eens in een berekening aan
getoond voor welke konsekwenties de akkerbou
wer bij de voortgaande welvaartsontwikkeling
komt te staan. Behalve de noodzaak van aanpas
sing van het prijsbeleid, waarop we reeds wezen,
toont deze nota ook nog eens de noodzaak van
omzetstijging. Dit begrip de omzet is nu ook
in de laatste visie, die uit Brussel op het te voeren
structuurbeleid naar voren is gekomen, genoemd.
Een aanmerkelijk betere benadering dan de voor
gaande die nog eens duidelijk onderstreept dat het
niet alleen gaat om hectaren maar om datgene wat
men er op doet, om de gehele bedrijfsopzet dus.
DE NOODZAAK VAN RENTESUBSIDIES
WIJ hebben er vorige keren al eens op gewezen
dat bepaalde onderdelen van de Brusselse
voorstellen ten aanzien van het structuurbeleid
ons aanspreken. Zo ook met betrekking tot de laat
ste voorstellen, die niet in de vorm van een discus
siestuk, maar als werkelijke voorstellen zijn
gelanceerd.
In deze zogeheten socio-structurele maatregelen
treffen we voorstellen aan met betrekking tot de
sociaal-economische voorlichting, de saneringsrege
lingen en die der producentenorganisatie die in
principe wel aansluiten bij dat wat wij kennen of
wensen en waarvan er zijn die in onze omstandig
heden bewezen hebben een waardevolle bijdrage
in de ontwikkeling te kunnen geven.
Wij zullen op~ deze voorstellen nu niet uitvoerig
ingaan. Bij de bestudering, met name in de diverse
organen van het Landbouwschap, zal men moeten
letten op uitvoerbaarheid, effectiviteit en de wijze
van financiering van dit soort van maatregelen.
Waar we nu reeds een kritische kanttekening bij
willen plaatsen betreft de voorstellen ten aanzien
van de modernisering van de bedrijven. Hierdoor
zouden bedrijven boven een bepaalde omzetnorm
worden uitgesloten. Volgens een voorlopige raming
zou bijvoorbeeld van de bedrijven in administratie
bij het L.E.I. 1/3 deel niet in aanmerking komen
voor de voorgestelde stimuleringsmaatregelen.
Bovendien wordt ons inziens door het aangeven
van de norm teveel gesuggereerd dat boven die
norm de rentabiliteit voldoende zou zijn. De prak
tijk toont anders. Gezien de grote financierings
problemen die elk bedrijf dat zich wil aanpassen
aan de ontwikkelingen ondervindt, wijzen wij nu
nog eens opnieuw met grote nadruk op de nood
zaak van rentesubsidie. Men zou die moeten kop
pelen niet aan een bepaalde omzet, maar aan een
FELLE KRITIEK
OP MINISTER VAN LANDBOUW
TUE willen met U graag terugkeren naar het
beleid, wat ten aanzien van de structuur
veranderingen wordt gevoerd. Zolang het in de
E.E.G. namelijk alleen nog maar praten is (zelfs
indien er een aantal maatregelen uit de bus zou
den komen) ligt er voor nationale maatregelen
alle ruimte. Nu zeker is het nationale beleid het
enige op dit terrein.
Wij hebben het al eens vaker gesteld dat ont
wikkeling en sanering zoals wij dat kennen een
indien er op een goede aangepaste en flexibele
wijze inhoud aan wordt gegeven zeer juist be
leidsinstrumentarium kan zijn. Maar behalve een
juiste inhoud al naar de omstandigheden, zal er
ook tussen sanering en ontwikkeling een goed
evenwicht moeten zijn. Dat wil zeggen indien men
terecht gezien de noodzaak van structuurverande
ring de sanering een belangrijk accent geeft, zal
men de blijvers de kans moeten geven de ontwik
keling te pakken. Fiscaal, financieel en in het ka
der van de concurrentievervalsing in de E.E.G.
Met alle waardering voor wat het wel doet is
aan het ontwikkelingsfonds nooit de kans gegeven
om aan deze werkelijke problemen wat te doen.
Van de zijde van het bedrijfsleven zijn op essen
tiële punten een aantal voorstellen ter tafel ge
bracht in de loop van de laatste jaren, zowel ten
aanzien van de sanering als met betrekking tot
de ontwikkeling. Bovendien zijn er nogal wat pu
blicaties geweest met een duidelijke aanwijzing
omtrent de concurrentievervalsing.
De reactie van de Minister van Landbouw is
hierop uitermate zwak en zijn houding tweeslach
tig geweest. Het culmineerde in zijn uitspraak dat
hij geen fundamentele kritiek op zijn beleid had
gehoord.
De houding van de Minister heeft mij wat doen
denken aan de kleine historie, waarvan Carmig-
gelt verhaalt. De parabel van Josje, zoals hij dat
noemt, gaat over dat meisje dat zo graag de grie
zeltent op de kermis wou bezoeken. Toen ze er
uitkwam vroeg haar vader „ben je bang geweest?"
„Neen hoor", zei ze, „ik heb mijn ogen dichtge
houden"
BESLISSINGEN NODIG
UET feit dat het Landbouwschap een gesprek
met het Kabinet meende te moeten aanvra
gen heeft kennelijk toch wat ogen geopend. Het
is een ernstige en hoogst ongebruikelijke stap, die
op duidelijke wijze de ernst van de situatie onder
streept. Wij zijn zeer verheugd dat het bestuur
van het Landbouwschap de omstandigheden op
een juiste wijze heeft verstaan en tot deze weg
heeft besloten.
Er schijnen wat openingen gekomen te zijn,
maar het is noodzakelijk dat er beslissingen ko
men en dat dit alles weer niet in lang commissie
werk verdwijnt. Hoe lang wachten we immers ten
aanzien van de belastingen al weer niet op het
rapport van de Commissie van Soest. Grondbank,
Investeringsfonds, sanering en concurrentieverval
sing is een urgente rij.
(Zie verder volgende pag.)
0