KNLC
Nog niet gelukkig met
Europees struktuurbeleid
1970 jaar van
pensioenverbeteringen
Premie AOW omhoog
5
Ir. C. S. KNOTTNERUS
LIET is tegenwoordig niet eenvoudig om van
alle facetten die de landbouwpolitiek be
ïnvloeden een overzicht te krijgen. In onze inge
wikkelde maatschappij hebben wij de beslissings
bevoegdheden over vele onderwerpen bij verschil
lende instanties gelegd. In Nederland ressorteren
deze vaak onder verschillende ministeries. Vandaar
dat het Landbouwschap onlangs een poging waag
de de betrokken ministers gelijktijdig van de drin
gende noodzaak van de hoge prioriteit van de
landbouwpolitiek te doordringen. Voor een heel be
langrijk deel van de gevoerde landbouwpolitiek lig
gen de besluiten echter in Brussel. De Nederlandse
overheid zal, als zij overtuigd is van de juistheid
van de voorstellen van het Landbouwschap, deze
in Brussel alleen maar kunnen verdedigen. Ook de
andere vijf landen hebben daar iets in de pap te
brokken. De praktijk wijst uit, dat nooit één land
voor 100% zijn zin kan krijgen. Ook Frankrijk niet,
ofschoon wij dat soms wel eens dachten.
VOORSTELLEN VOOR
STRUCTUURBELEID.
FT nu toe waren de belangrijkste beslissingen
in Brussel de eenwording van de markten en
de hoogte van de prijzen. Over deze zaken kunnen
in de lidstaten zonder toestemming van Brussel
geen besluiten meer worden genomen. Door de in
diening van de nieuwste voorstellen voor een ge
meenschappelijk structuurbeleid probeert de Com
missie ook een greep te krijgen op de structuur
politiek in de verschillende landen. Het wordt voor
gesteld alsof hiermee een eind zou kunnen worden
gemaakt aan de discriminerende subsidiepolitiek
van de lidstaten. Wanneer dat zou lukken dan zou
dit een grote verdienste zijn maar bet kon er wel
eens net zo mee gaan als met de markt- en prijs
politiek in de E.E.G. Dat men n.l. alleen overeen
stemming kan bereiken op het hoogste niveau. Dat
is wel zeer aantrekkelijk, maar jammer genoeg
weten wij allen dat dan het doel, n.l. een overeen
stemming op de markt tussen vraag en aanbod on
mogelijk kan worden bereikt. Vooral op het terrein
van de structuurpolitiek waar het veel meer gaat
over de positie van het individuele gezin in de
maatschappij zal het wel bijzonder moeilijk zijn
om regelen te verzinnen die opgaan voor de akker
bouwer in het noorden van Nederland, voor de boe
ren in de bergen van Savoie, op Sicilië of in Slees
wij k-Holstein.
ALTERNATIEVE WERKGELEGENHEID
BESLISSEND.
yOORAL de subsidies die men wil geven als
iemand een ander beroep wil kiezen hangen
in hoge mate af van het feit welke beroepen voor
dergelijke mensen beschikbaar zijn en waar. Niet de
subsidie bij omscholing noch de kosten van levens
onderhoud voor een bepaalde tijd zijn hier m.i.
doorslaggevend, maar het aanwezig zijn van alter
natieve werkgelegenheid. Die is in de verschillende
landen beslist niet gelijk en zodoende meen ik dat
ook de tegemoetkomingen die moeten worden ge
geven om mensen de landbouw te doen verlaten
niet gelijk kunnen zijn.
BRUSSEL: UITVLUCHT VOOR UITSTEL?
HET Landbouwschap heeft bij de Nederlandse
overheid sterk aangedrongen op maatregelen
die in Nederland structuur verbeter end werken. Van
de zijde van de Regering werd hiermee grote in
stemming betuigd. Het gevaar is weer niet denk
beeldig dat door het aan de orde stellen van deze
problematiek in Brussel de mogelijkheid onstaat
dat er geen besluiten worden genomen en dat voor
deze besluitloosheid geen schuldigen worden ge
vonden. Iedereen schuift die n.l. naar een ander.
Ik zeg maar tijdig, omdat ik meen dat wij ons
dit niet kunnen permitteren. De toekomst van een
heel groot gedeelte van onze land- en tuinbouw
hangt van een juiste herstructueringspolitiek af.
Wij kunnen dit alleen aan Brussel overlaten als er
daar begrip voor opgebracht wordt. Past men de
m\ i\\N
nieuwe voorstellen op Nederlandse toestanden toe
dan kan men dit beslist nog niet constateren.
PRIJSBELEID NAAST STRUCTUURBELEID.
Een andere reden waarom ik niet gelukkig ben
met de Brusselse voorstellen voor het structuur
beleid is gelegen in het feit dat daardoor ook in
Brussel een groot stuk werk blijft liggen n.l. dat
van de prijsvaststellingen. Het is duidelijk dat wan
neer de ministers zich in de komende maanden in
tensief met de structuur bezig zouden houden zij
voor de prijzen geen tijd zullen hebben. Gezien de
ervaring van de laatste jaren kunnen wij dan ver
wachten dat geen nieuwe prijzen worden vastge
steld. En dat lijkt een onhoudbare situatie. Door de
steeds doorgaande geldontwaarding in alle lidstaten
zelfs in Duitsland, al heeft dat dan moeten re
valueren omdat zijn inflatietempo lager was dan
van de andere gaan de landbouwprijzen eigen
lijk dalen. In Duitsland was dat door de revaluatie
ook al in absolute zin het geval. Wij krijgen dan de
situatie dat om de structuurpolitiek wordt gekib
beld, en dat de prijzen dalen (niet absoluut, maar
wel in koopkracht). Voor boer en tuinder wordt er
dan niets gedaan. De wet van vraag en aanbod laat
men het werk doen. De kosten zijn enorm maar het
resultaat is nul komma nul.
Het is te hopen dat de Europese Commissie in zijn
nieuwe samenstelling in staat zal zijn de Raad van
Ministers tot besluitvaardigheid te dwingen, niet
alleen op het terrein van de onderhandelingen met
Engeland maar ook op het terrein van de struc
tuurpolitiek, als het dan zo nodig moet. Maar vooral
ook op het terrein van de prijzen.
Onlangs heeft de Minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid de Memorie van Antwoord doen
verschijnen op het wetsontwerp strekkende tot ver
hoging van de A.O.W./A.W.W.-pensioenen. Het
wetsontwerp beoogt een verhoging van deze pen
sioenen met 3% met terugwerkende kracht ingaan
de 1 januari 1970, de invoering van een vakantie
toeslag van 3% uit te betalen in de maand septem
ber en van 6% in de volgende jaren. In 1970 zal de
vakantietoeslag ad 6% welke dus boven de pen
sioenuitkeringen komt in de maand mei worden uit
betaald. In wezen gaat het ons om een verhoging
van de uitkeringen met 9% in 2 jaar.
WIE BETAALT?
De kosten moeten worden opgebracht uit de pre
mie. De regering meent dat voor dit doel geen extra
bijdrage uit de algemene middelen beschikbaar kan
worden gesteld. Dit betekent dat de premie voor de
A.O.W. omhoog moet. Deze zal ingaande 1 juli a.s.
worden gebracht van 9,1 op 9,9 Een verhoging
derhalve met 0,8 Over het gehele jaar berekend
komt de verhoging neer op 0,4 De premie voor
de Algemene Weduwen- en Wezenwet blijft onge
wijzigd op 1,5
Het maximum van de premie-inkomensgrens. dus
het bedrag waarover premie wordt berekend, blijft
vooralsnog ongewijzigd op 17.450,.De vraag of
deze grens wijziging behoeft zal de regering nader
onder ogen zien wanneer de S.E.R. haar hierom
trent zal hebben geadviseerd en wel naar aanlei
ding van de studie welke de Commissie Vos on
langs heeft voltooid, over het vraagstuk van de
premiedruk sociale verzekering.
GOEDE ZAAK.
De wetsvoorstellen zijn in de Tweede Kamer
goed ontvangen. Verwacht moet dan ook worden,
dat zij spoedig tot wet zullen worden verheven.
Het ziet er dus naar uit, dat de bodempensioenen
dit jaar aanzienlijk zullen worden verbeterd. Een
maatregel overigens die ook voor de zelfstandige
beroepsbevolking in de land- en tuinbouw van
groot belang is. Immers zij die onze bedrijfstak heb
ben verlaten om elders een bestaan te vinden zul
len in het algemeen niet over daverende pensioen
voorzieningen beschikken. Trouwens ook voor de
z.g. „blijvers" zijn wij op dit punt niet bepaald ge
rust. Wij denken ondermeer aan de jaarlijkse sterk
wisselende bedrijfsuitkomsten die zo leert de
ervaring van vandaag in bepaalde sectoren zelfs
negatief kunnen uitvallen.
Onder dergelijke omstandigheden is het gewoon
onmogelijk om op vrijwillige basis tot een regel
matige pensioenopbouw te komen. Het gevolg is,
dat het eind de last moet dragen, omdat men niet
over een bevredigend inkomen kan beschikken
wanneer men niet meer kan werken. Bij een en
ander komt nog dat de tijd waarin het bedrijf kon
dienen als spaarpot voor de oudedag, achter ons ligt.
Vorderingen van ouders op kinderen, die het bedrijf
overnamen, behoren lang niet altijd tot de meest
solide. Onder dergelijke omstandigheden moeten
wettelijke voorzieningen onmisbaar worden geacht,
ook al mag men de ogen niet sluiten voor de zware
premielast welke de kollektieve sociale voorzienin
gen reeds met zich brengen. Zo langzamerhand is
deze een knellende last in het bijzonder voor de in
komenstrekkers die zich tot de z.g. middengroepen
mogen rekenen.
GEEN OVERHEIDSHULP.
HET is jammer,, dat de regering blijkbaar niet
de middelen kan vinden om haar bijdrage in
de kosten van de A.O.W. op te voeren. Budgettaire
overwegingen schijnen dit te beletten. Op het eerste
gezicht een vreemd argument wanneer men be
denkt dat de verbeteringen op pensioengebied met
zich zullen brengen dat besparingen worden ver
kregen op uitkeringen van de Algemene Bijstands
wet. De overheid immers zal minder behoeven bij
te springen.
De regering denkt hier anders over. Zij voert aan
dat zij inkomsten gaat derven, omdat de belasting
opbrengsten zullen afnemen. Dit als gevolg van het
feit, dat de premie voor de volksverzekeringen af
trekbaar is voor de loon- en inkomstenbelasting en
dat kan bij onze progressieve belastingen heel wat
schelen.
De regering denkt op deze manier een bedrag van
90 miljoen aan inkomsten te derven.
Erkend moet worden dat door de belastingaftrek
de premiebetalers enige reduktie ontvangen. Maar
dit neemt niet weg dat het een urgente zaak blijft
de inkomensoverdracht welke in de volksverzeke
ringen verscholen ligt in het oog te houden om
onbillijkheden welke in dit opzicht bestaan, weg te
nemen. De zaak is er belangrijk genoeg voor. De
A.O.W.-premie welke zoals gezegd ingaande 1 juli
a.s. 9,5 zal bedragen, zal in 1971 oplopen tot 9,9
en in 1975 zelfs niet minder dan 10,4 bedragen.
HOEVER NOG?
De vraag ligt daarom voor de hand hoever wij
met de A.O.W./A.W.W.-pensioenen nog kunnen
gaan. Ook op dit punt werd een beleidslijn uitge
stippeld. Een beleidslijn overigens waaromtrent in
het bedrijfsleven, in casu de Stichting van de Ar
beid, overeenstemming werd bereikt. De bedoeling
is de komende jaren de A.O.W./A.W.W.-pensioenen
zo ver op te trekken, dat zij voorzien in een in
komen dat gelijk is aan het beschikbaar inkomen
bij het minimumloon; inclusief de vakantietoeslag
en exclusief eventuele sociale verzekeringspremies
welke pensioengerechtigden niet meer verschul
digd zijn. Verder zal men moeilijk kunnen gaan, om
dat anders de vreemde figuur ontstaat, dat trek
kers van het minimumloon bij pensioen een hoger
besteedbaar inkomen ontvangen, dan bij werken.
Het gestelde einddoel houdt in, dat de A.O.W./-
A.W.W.-pensioenen de komende jaren nog ca. 25
a 30 omhoog zullen gaan. De tijd zal leren hoe
lang het duurt voordat het zover is. Veel zal af
hangen van de ontwikkeling welke onze economie
de eerstvolgende jaren te zien zal geven.
Ook de ontwikkeling van de lasten van de ove
rige sociale verzekeringen spelen hier een rol.
Voorts zal de vraag moeten worden beantwoord of
op het terrein van de kollektieve voorzieningen
beperkingen kunnen worden gerealiseerd.
Eveneens is van belang te weten welke verlan
gens, met name de vakbeweging koestert om in de
toekomst tot verhoging van het voor consumptie
beschikbaar inkomen te komen. Al met al omstan
digheden die het moeilijk maken te voorspellen
wanneer de A.O.W./A.W.W.-pensioenen het gestel
de niveau zullen hebben bereikt. Het lijkt niet
uitgesloten dat hiermede nog een periode van 5 a 8
jaar gemoeid zal zijn.
AANVULLENDE
PENSIOENVOORZIENINGEN.
Nu de koers voor de ontwikkeling van de
A.O.W./A.W.W.-pensioenen is uitgezet,, is tege
lijkertijd het uitgangspunt bekend voor de aanvul
lende pensioenvoorzieningen waarvoor het bedrijfs
leven zelf zal moeten zorgen. Ook op dit gebied
beginnen de gedachten vastere vorm te krijgen.
Het gaat hier om een ingewikkeld en belangrijk
vraagstuk dat volop in de publieke belangstelling
staat. Niet alleen de Tweede Kamer, ook het ge
organiseerde bedrijfsleven is hier druk mee doende.
De Stichting van de Arbeid stelde een Commissie
in welke moet nagaan of over de aanpak van zaken
overeenstemming kan worden bereikt. Het streven
is erop gericht op de duur te komen tot een zo
danige oplossing dat alle werknemers bij het be
reiken van de pensioengerechtigde leeftijd (inclu
sief de A.O.W.) kunnen beschikken over een in
komen gelijk aan 70 van het laatstgenoten loon.
Een ambitieus plan, waarvan gezegd moet worden
dat het nog veel voeten in de aarde zal hebben
voordat de realisering hiervan voor alle werk
nemers een feit zal zijn.
N. A. V.