BRABANTS OVERZICHT MEI 1970
Stand landbouwgewassen
op 15 mei 1970
Brabant is de afgelopen maand goed bezocht door het bestuur van de ZLiM.
Begin mei vergaderde het Dagelijks Bestuur in de praktijkschool te Horst en
25 mei kwam het Hoofdbestuur bijeen in Giessen.
Dit bracht met zich mee dat de Zeeuwse bestuursleden nader kennis konden
maken met het gebied van de Kring Oost- en Midden Brabant en het gebied
van de kring Altena/Biesbosch.
Beide keren werd er na de vergadering nog een rondrit door het gebied
gemaakt waarbij het weer steeds meewerkte om het fraaie en specifieke land
schap in deze gebieden goed te belichten.
De kringbestuursleden van de betreffende kringen waren bij het middag
programma aanwezig zodat ook omgekeerd de Kringbestuursleden nog weer
eens kennis konden maken met de nieuwe organisatie waar ze deel van zijn
gaan uitmaken.
Het bezoek aan de praktijkschool voor pluimvee- en varkenshouderij sloot
enerzijds goed bij de specifieke ontwikkeling van de landbouw in de kring
Oost- en Midden-Brabant aan, anderzijds was het belangwekkend om in deze
tijd, waarin het landbouwonderwijs sterk aan het veranderen is, met deze
methode van scholing en bijscholing kennis te maken.
Het feit dat deze praktijkschool momenteel alweer te klein is om de belang
stellenden op te nemen laat zien dat aan deze vorm van onderwijs nog behoefte
is.
In de kring Altena-Biesbosch stond het middagprogramma hoofdzakelijk in
het kader van de in uitvoering zijnde ruilverkavelingen en watervr ij making
van het gebied.
Ook hier kon men eeri indruk krijgen van landbouwkundigè, ontwikkelingen
en nieuwe kansen die er in dit gebied gekomen zijn waarbij overigens ook
andere factoren zoals de recreatie en de ligging nabij 's werelds grootste haven
meespelen.
OVERLEG LANDBOUWSCHAP
MET REGERING
HOGE PRIORITEIT
VOOR HERSTRUCTURERING
LANDBOUW GEVRAAGD
|_|ET Landbouwschap heeft tijdens de bespre
king met de minister-president en de minis
ters Lardinois, Nelissen, Roolvink en Witteveen op
1 juni een krachtig pleidooi gehouden voor een
doeltreffender aanpak van de landbouwpolitiek. Bij
monde van voorzitter Knottnerus vroeg het Land
bouwschap hoge prioriteit in het totale regerings
beleid voor de herstructurering van de landbouw.
Het Landbouwschap stelde deze vraag tegen de
achtergrond van de toenemende moeilijkheden van
met name de grondgebonden landbouwbedrijven.
Deze mogelijkheden worden geaccentueerd door
het gebrek aan alternatieven voor degenen die de
landbouw zouden willen verlaten en doen zich in
enkele gebieden van het land in versterkte mate
voor. Er is bij de boeren een gevoel van achter
stelling ten opzichte van andere bevolkingsgroe
pen ontstaan, wat zich uit in toenemende onrust
op het platteland. Mede door de gang van zaken
in de E.E.G. voorziet men ook in de toekomst gro
tere moeilijkheden.
(_|ET Landbouwschap bepleitte in concreto: rui
mere middelen voor versnelling van de af
vloeiing, fiscale maatregelen ten gunste van de blij
vende bedrijven onder andere het instellen van
een belastingvrije pensioenreserve en het moge
lijk maken van investeringsaftrek en/of vervroegde
afschrijving speciaal voor kleine zelfstandige onder
nemers het oprichten van een grondbank, gelijk
trekking van de concurrentiepositie van de Neder
landse land- en tuinbouw met die van de E.E.G.-
partners, en een prijsbeleid dat rekening houdt met
de kostenontwikkeling. Voor de consumptiemelk
werd gevraagd de richtprijs als basis te hanteren.
Van de kant van de regering werd instemming
getoond met de uitgangspunten van het Landbouw
schap. De visie van het Landbouwschap op de toe
komst van de landbouw ondervond veel waardering
bij de regering. De wensen van het Landbouwschap
zullen onderwerp van bespreking in het Kabinet
uitmaken. Het Landbouwschap verwacht dat het ge
sprek in de komende begrotingen zijn weerslag zal
vinden.
Minister Witteveen zegde toe dat hij na verschij
ning van het rapport van de commissie Fiskale Po
sitie Zelfstandigen (Commissie Van Soest) met het
Landbouwschap het overleg over de fiscale proble
men van de boeren en tuinders zal voortzetten. Hij
zal bij de commissie op spoed aandringen en ver
wacht het rapport in september.
/V/IINISTER Lardinois deelde het Landbouwschap
mede, dat in het E.E.G.-overleg in juni geen
prijsverlagingen of invoering van quota-regelingen
verwacht behoeven te worden. Hij zei het op prijs
te stellen dat het Landbouwschap zich vooral heeft
geconcentreerd op de basis van de moeilijkheden.
Ten aanzien van het structuurbeleid zegde hij toe
de besluiten van het Ontwikkelings- en Sanerings
fonds over de stimulering van omscholing en de
afvloeiing van oudere landarbeiders te zullen goed
keuren en daarvoor de benodigde middelen ter be
schikking te zullen stellen. De voorzitter van het
Landbouwschap vestigde er de aandacht op, dat
het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen van we
zenlijk belang is voor het versnellen van het> af
vloeiingsproces. Minister Nelissen zei onverdroten
te zullen voortgaan met de stimulering van de in
dustrialisatie in het noorden des lands.
Over de fruitteeltproblemen werd afgesproken
het overleg hierover voort te zetten tijdens de eerst
volgende bespreking tussen de minister van land
bouw en het Landbouwschap.
/VAINISTER Nelissen zei over de consumptie
melkprijs dat de kostenstructuur in het wes
ten van het land aanzienlijk verschilt van overig
Nederland. Hij kondigde aan over de prijsstelling
binnen twee weken een beslissing te zullen nemen
en een onderzoek te zullen instellen naar moge
lijkheden om de bezwaren van het huidige systeem
te ondervangen.
Minister Witteveen merkte op dat de prioriteit
voor het structuurbeleid binnen de landbouwbe
groting moet worden gevonden. Hierop reageerde
de voorzitter van het Landbouwschap met de stel
ling dat het juist gaat om hoge prioriteit voor de
herstructurering ten opzichte van andere urgente
problemen. Hij wees de regering er op, dat het op
korte termijn beschikbaar stellen van ruimere mid
delen voor de landbouw grote moeilijkheden én
grotere uitgaven in de toekomst zal voorkomen.
|N het eerste landbouwoogstbericht van de Direc
tie Bedrijfsontwikkeling van het Ministerie
van Landbouw en Visserij zijn alleen standcijfers op
genomen met betrekking tot de wintergewassen. Het
koude en natte voorjaar heeft de ontwikkeling van
de wintertarwe belangrijk doen vertragen. Hoewel de
stand goed genoemd kan worden heeft dit gewas in
de provincie Groningen nogal geleden van die bespui
ting tegen „duist". De rogge vertoont een goede stand;
uitgezonderd in de provincie Noord-Brabant op de
lage natte percelen o.m. in de Meijerij. De winter-
gerst is wel in ontwikkeling achtergebleven verge
leken met voorgaande jaren, maar de stand kan rede
lijk wordien genoemd. Het koolzaad vertoont landelijk
eveneens een redelijke stand. Er is evenwel een groot
verschil tussen de twee belangrijkste gebieden voor
dit gewas n.l. in Groningen 55 en in de IJsselmeer-
polders 70. Het consulentschap voor de akkerbouw
te Groningen vermeldt dat er vele percelen koolzaad
zijn ondergeploegd. Het karwijzaad heeft zich matig
tot goed ontwikkeld). De stand van het graszaad kan
redelijk goed genoemd worden. In Zeeland vertoont
dit gewas een goede kleur. De stand van de luzerne
en rode en witte klaver kan betrekkelijk goed ge
noemd worden. In Zeeland) zijn vele percelen onder
een graangewas met luzerne ingezaaid. Door het on
gunstige voorjaar is de groei van het gras sterk ver
traagd, zodat veelal het melkvee niet eerder dan in
de eerste week van mei de weide is ingegaan. Door
het betrekkelijk warme weer in de eerste decade van
mei verloopt die groei van het gras thans gunstig. Ver
schillende gedeelten van nieuw ingezaaide kunstwei
den zijn in de herfst van 1969 verdroogd, zodat in
het voorjaar opnieuw moest worden ingezaaid.
RADIO
Dinsdag 9 juni a.s., Hilversum I, 12.3012.40 uur:
„Indrukken van de Varuva-vakbeurs voor de varkens
houderij" in de Jaarbeurs. „Milieuhygiëne en milieu-
beheer-III", m.m.v. de directie landbouwkundig onder
zoek van het ministerie van landbouw en visserij.
Vrijdag 12 juni a.s., Hilversum I, 12.3012.40 uur:
„De betekenis van het Tweede Wereldvoedselcon-
gres", m.m.v. ir. F. Deeleman, directeur agrarische
hulp aan de ontwikkelingslanden.
4