Bestedingskoorts
Het gewijzigde
Plan-Mansholt
Hoewel de verwachtingen anders waren is de
rentevoet in de gehele westerse wereld hoog ge
bleven. In Nederland cirkelen wij nu rónd de 9%
en nog schijnt het einde niet in zicht. De kosten
stijgingen duren alom voort en het publiek wordt
via prijsstijgingen en te stellen looneisen gedwon
gen haar consumptieve uitgaven hoe langer hoe
meer te versnellen. Dit proces speelt zich af in
bijna alle Europese landen en niet alleen binnen
de E.E.G. Van Engeland is bijvoorbeeld bekend dat
daar forse looneisen in zicht zijn zodra de komende
verkiezingen achter de rug zijn. In Denemarken is
de B.T.W. op ingevoerde goederen juist verhoogd
van 9 tot liefst 15 Men verwacht dat daar spoe
dig alle omzetbelasting op 15% wordt gebracht.
Ook in Nederland mogen wij na de verkiezingen
van het volgend jaar verwachten dat de indirecte
belastingen verder zullen worden verhoogd. Wij
mogen alleen hopen op enige compensatie in de
sfeer der directe belastingen. Voor het toekomstige
prijspeil ziet het er derhalve nog allesbehalve be
moedigend uit, temeer daar op prijsverhogingen on
middellijk een actie tot loonsverhoging mag wor
den verwacht. Waar onze industrie met betrekking
tot produktiestijging een afnemende meeropbrengst
voorspelt naderen wij met rasse schreden het punt
waarop de teruggang in de conjunctuur een aan
vang kan nemen. De recessie in Amerika zal niet
nalaten invloed uit te oefenen in Europa. De na
klank bereikt dit oude continent altijd wat later. In
de vele bedrijfssluitingen van kleine- en midden
bedrijven moeten wij overigens ook een voorteken
zien van een voorlopig keerpunt in de-groeiecono-
mie.
Veel Nederlandse consumenten verkeren in een
voortdurende bestedingsroes. De vakantie-uitga
ven zullen waarschijnlijk dit jaar een nieuw record
bereiken. De aankopen van kostbare, duurzame ver-
bruiksgoederen bewegen zich op een hoog peil. De
deelneming aan langdurige besparingen en indus
triefinancieringen zijn echter beperkt. Het is de
grote vraag of in brede kringen van het gezinsle
ven voldoende wordt gerekend met het opvangen
van tegenslagen, die zich ook in het vlak van het
economisch leven kunnen voordoen. De hoge rente-
is daarvan een duidelijk teken.
(Vervolg van pag. 1)
Het plan komt opnieuw met subsidies voor de
wijkers, dus bedrijfsbeëindigingspremies. Inder
daad zal men die zeer hoog moeten stellen wil de
afvloeiing sneller verlopen dan thans. Opvangen
en begeleiden van de wij kers via passende omscho
ling en werkvoorziening behoren erbij. Het nieuwe
plan voorziet verder in het uit cultuur nemen van
veel grond ten behoeve van herbebossing en recrea
tie. Laten we hopen, dat de onderlinge wedijver bij
de zes E.E.G.-landen om een zo groot mogelijke
hap uit de produktiekoek te nemen hier geen spaak
in het wiel steekt.
EIGEN VOEDERWINNING EN SUBSIDIES
EEN kwalijk punt in het nieuwe plan is de be
paling, dat bedrijven met onvoldoende eigen
voed er winning (een derde van wat nodig is) niet
subsidiabel zijn. Bij het rundvee speelt dit nauwe
lijks een rol, maar des te meer bij bedrijven met
varkens- en pluimvee! Men kan de graan behoefte
van deze dieren vaststellen en dan nagaan of het
bedrijf daarvan wel een derde teelt. Hier is de in
vloed van de Duitse indeling in landwirtschaftliche
en gewerbliche Betriebe merkbaar, maar het is te
zot om over te schrijven. Allereerst neemt het
graanaandeel in de voeding van deze diersoorten
elk jaar verder af. Op de tweede plaats kunnen
gespecialiseerde veredelingsbedrijven met bijzon
der weinig grond toe.. Ze zouden dus juist grond
kunnen afstaan t.b.v. grote akkerbouw- of rund
veebedrijven. Mede i.v.m. het mest vraagstuk zijn
ze juist temidden van grondbedrijven op hun plaats.
Kennelijk zit hierachter de angst voor industriële
bedrijven. Hun ontstaan wil men liever niet be
vorderen. Dat dan tevens de normale specifieke
bedrijven in hun ontwikkeling geremd worden,
wordt blijkbaar over het hoofd gezien. Nu is het
waar, dat deze bedrijven, juist doordat zij vrijwel
geen grond nodig hebben, onbeperkt kunnen pro
duceren en de markt spoedig kunnqn overvoeren.
Wij dachten dat een beheersing van de produktie
in de lijn van Mansholts ideeën lag. Maar daarover
zegt zijn nieuwe plan niets!
PRODUCENTENGROEPEN
TUE kunnen tegenwerpen dat een structuurplan
niets behoeft te bevatten over produktiebe-
heersing bij varkens en pluimvee, maar dan komt
onmiddellijk de vraag op waarpm Mansholt daa
wèl veel aandacht vraagt voor de producenten-
groepen. Rond deze kwestie is het lang stil ge
weest. In 1967 heeft de E.E.G. een ontwerp-ver-
ordening bekendgemaakt, waarover lang en bit
ter gestreden is. Thans worden grote wijzigingen
voorgesteld, waarbij nog hele reeksen produkten
toegevoegd worden. Mansholt wil hier veel subsi
dies aan besteden die zowel uit het Europese
Landbouwfonds als uit de zes schatkisten moeten
komen.
Met het nieuwe plan zijn enkele tientallen mil
jarden guldens gemoeid. Het is zeer de vraag, of
de zes landen bereid zijn zoveel geld in moderni
sering van de landbouw te steken Een alterna
tief is natuurlijk, dat men de prijzen der land-
bouwprodukten hoog genoeg stelt om moderni
sering door de betrokkenen mogelijk te maken,
maai- dan krijgt men onvoldoende wijkers. Ook
voor Nederland is modernisering zeer gewenst.
Vele streken wachten op herverkaveling, betere
ontsluiting, meer wegen enz. omdat zonder deze
een goede exploitatie van de gronden onmogelijk
is. Met name in vele weidestreken is de situatie
wat dit betreft nog zeer slecht. Daarentegen zijn
er gesaneerde weidegebieden waar we kunnen
zien wat mogelijk is na aanpak van de hele stfeek.
LANGDURIG
AP het ogenblik houden alle organisaties zich
voornamelijk bezig met opbrengstprijzen en
fiscale vraagstukken. Dat is begrijpelijk, want ve
len zitten in moeilijkheden. Op dit punt is er een
ernstige kortsluiting tussen het organisatieleven
en de regering. De laatste is, evenals Brussel, niet
van plan om forse prijsverhogingen te bevorderen.
Zij weet immers, dat gunstig gelegen en goed ge
leide bedrijven, zowel in de veehouderij als in de
akkerbouw, v/inst maken. Zij is bang door verbete
ring van de prijzen de sanering te vertragen. Van
daar dat actiegroepen veel aanhang krijgen. Ze zijn
soms ook bepaald nuttig, n.l. om daar waar de nood
hoog is, voldoende aandacht te trekken.
Nu de moderne landbóuw-ondernemingen van de
baan zijn en men spreekt van o.v.b.'s (ontwikke-
lingsvatbare bedrijven) zou duidelijk gesteld moe
ten worden: het gaat om het vormen van moderne,
rendabele bedrijven. De voorwaarden voor het ont
staan of vermeerderen van deze bedrijven moe
ten er zo snel mogelijk komen. Nu is dat een kwes
tie van jaren, terwyl de landbouwers verbetering
op korte termijn wensen. Ziehier het voornaamste
vraagstuk van thans.
De ontwikkelingsfase van de Europese landbouw
gaat te lang duren. Wat meer hulp om door deze
fase heen te komen is zeer wenselijk. En dit te
meer omdat zelfs het gematigde nieuwe plan van
Mansholt toch onmogelijk binnen korte tijd af te
werken is!
OUDERLIJKE BOEDELVERDELING
jN de praktijk worden telkens weer vragen
gesteld over het erfrecht. Dat is te hegrijpen,
want ieder krijgt er de een of andere tijd mee te
maken. Tegenwoordig bestaat er, naar onze indruk
ook nog meer behoefte aan dan vroeger om bij tes
tament een regeling te treffen. Dit dan nog speciaal
voor de positie van de langstlevende echtgenoot.
Tegenwoordig heerst algemeen de overtuiging dat
de echtgenoten tegenover elkaar moreel verplicht
zijn er voor te zorgen dat de langstlevende echtge
noot niet onverzorgd achterblijft. Ook door recht
spraak is dit erkend. In een arrest van november
1945 heeft de Hoge Raad dit uitdrukkelijk uitge
sproken. Op dit arrest dat in de wandeling het
Harmsde Visser arrest wodt genoemd, zijn vele
testamenten gebouwd.
Het erkennen van deze verzorgingsplicht door de
rechter is n.l .zeer belangrijk. Hier moet men echter
wel oppassen voor misverstand. Het woord plicht
zou de indruk kunnen geven dat daartegenover nv
ook een recht van de langstlevende zou staan, dat
zodanig is dat deze, als er geen regelingen getrof
fen zijn, toch recht zou hebben op een uitkering
of op een boedelverdeling die voldoende is voor
die verzorging. Dat is niet zo.
I ,EZE verplichting hoort n.l. thuis in de catego-
rie van de z.g. „natuurlijke verbintenissen".
Dat is een soort van verbintenis, waar bij de ene
partij wel een verplichting heeft, maar de andere
partij niet de bevoegdheid heeft om via de rechter
de nakoming van de verplichting af te dwingen.
Als de tegenpartij aan de verplichting voldoet is
dit echter GEEN SCHENKING. Dat is in verband
met het erfrecht (niet alleen daarmee) een belang
rijk iets.
Men weet dat een ouder door een testament of
door schenking het erfdeel van een kind niet ver
der kan aantasten dan voor een bepaald gedeelte.
Een kind heeft recht op de z.g. „legitieme portie"
die een zeker gedeelte is van wat het zou krijgen
als er geen schenkingen gedaan waren of geen tes
tament gemaakt was. Als er één kind is bedraagt
dit gedeelte de helft bij twee kinderen twee/derde
en bij drie of meer kinderen drie/vierde van het
erfdeel bij versterf (dus zonder testament). Als
door schenkingen of door testamentaire bepalin
gen deze legitieme portie wordt aangetast, wordt
deze aantasting ongedaan gemaakt als de kinderen
dat willen. Zij kunnen zichzoals heet „op de legi
tieme beroepen'.
\fU is het dus zo, dat voldoen aan een verzor-
gingsplicht GEEN schenking is en dat brengt
dus mee dat dan de legitieme niet wordt aangetast
en dat een testament niet met succes bestreden kan
worden.
Nu komt zo'n bestrijding in de praktijk niet veel
voor, als het gaat om ouders en kinderen. Het komt
meer voor in gevallen waarin het gaat om kinde
ren uit een eerste huwelijk en een echtgenoot ui
een tweede of volgend huwelijk. Dat betekent ech
ter met dat men niet moet proberen bepalingen te
maken die tegen bestrijding kunnen.
Men weet nooit in welke omstandigheden een
testament uitgevoerd moet worden. En als het een
maal zover is, en het zit ergens fout, dan is er niets
meer aan te veranderen.
j'\E meeste testamenten bevatten eigenlijk al
leen maar vrij eenvoudige bepalingen en die
leveren geen moeilijkheden op. In de laatste jaren
zijn er echter wel eens gemaakt die verder gingen
dan vroeger gebruikelijk was. Wij bedoelen hier de
z.g. „ouderlijke boedelverdelingen"
Dat zijn testamenten die tegelijk boedelscheidin
gen zijn. Ze zijn meestal ongeveer als volgt:
1. De erflater deelt alles wat tot zijn nalatenschap
behoort, toe, aan de langstlevende echtgenoot
onder verplichting om alle schulden te betalen.
2. De langstlevende krijgt door deze toedeling te
veel, hij krijgt dus schulden aan de kinderen
wegens overbedeling en aan de kinderen wor
den dus toebedeeld vorderingen wegens over
bedeling op de langstlevende.
Tot dusverre zit er geen moeilijkheid. Verder
wordt dan bepaald dat ter voldoening aan de ver
zorgingsplicht van de overleden echtgenoot tegen
over de andere, die vorderingen van de kinderen
rentloos zullen zijn en gedurende het leven van
langstlevende ouder niet opeisbaar. De langstle
vende houdt dus alle inkomsten.
1\U zit er echter een moeilijkheid, als het ver-
1 mogen dat de langstlevende echtgenoot be
zit, of een pensioen of lijfrente die hij na het over
lijden van de eerststervende gaat genieten zo groot
is dat hij daardoor al voldoende verzorgd is. Dan
bestond er n.l. voor de erflater geen plicht om daar
voor maatregelen te treffen.
Als nu verder de invloed van het feit dat de
vorderingen van de kinderen renteloos en opeis
baar zijn, zo groot is dat daardoor benadeling van
de kinderen voor meer dan EEN VIERDE plaats
vindt dan is de hele ouderlijke boedelverdeling
vernietigbaar als een kind zich ertegen verzet. Dit
is een punt waarover de rechtsgeleerden het onder
ling niet eens waren. Velen meenden dat in dat
gebal de kinderen wel het beroep op de legitieme
hadden, maar dat verder de boedelverdeling in
stand blijft. De Hoge Raad heeft in een arrest van
19 september 1969 echter anders beslist.
Het kan goed zijn dat iemand die een ouderlijke
boedelverdeling heeft gemaakt, deze na dit arrest
nog eens nader laat bekijken. Dit kan wellicht moei
lijkheden voorkomen!
PAAUWE