Twee Zeeuwse
Dartmoorponyhengsten
goedgekeurd
fpli
Het overkoepelend
gebruik van arbeid
en machines op
akkerbouwbedrijven
23
EEN van Nederlands jongste Pony stamboeken,
het Nederlands Dartmoor Pony Stamboek»
gevestigd te 's-Gravenhage, Koninginnegracht 43,
heeft in samenwerking met W. P. N. te Eist zijn
verplichte hengstenkeuring gehouden, waarbij
vijftien hengsten werden goedgekeurd. Daaronder
waren er twee uit Zeeland. Geleidelijk dringt de
reputatie van deze bij uitstek geschikte kinderrij-
pony door tot de ouders van vele kinderen die tot
de aanschaf van een pony willen overgaan of
daarover nadenken. De Dartmoor heeft een rus
tig, willig en zachtaardig karakter en ze zijn zèer
lief voor kinderen. Zijn waarde als zadelpaardje
voor de nog jonge ruitertjes, die allé in de groei
zijn, is bijzonder opvallend vooral omdat zij vlak
ke rijgangen hebben zodat zijn rug nagenoeg ho
rizontaal blijft en geen sterke op- en neergaande
beweging vertoont (dus geen tuigpaardgang). Dit
komt door de van nature tot dit ras behorende
schuine schouder en de daaruit vloeiend voort
komende sterk vooruitgrijpende gangen. Dit voor
al is van extra betekenis voor een opgroeiend
kind. Trouwens het echte grote rijpaard moet om
aan de qualificatie rijpaard te voldoen óók vlakke
gangen hebben. Er zijn pony stamboeken die heng
sten hierop niet sterk keuren wegens andere aan
wending, zodat knie-actie bij pony's veelvuldig
voorkomt, wat 'n nadeel voor de jonge ruitertjes is.
En wat ligt 'er meer voor de hand dat een kind
zijn pony berijdt
f\E Dartmoorhengsten worden daarom met het
oog op de vererving nadrukkelijk ook op deze
specifieke gangen-eigenschap gekeurd uiteraard
naast de overige eisen welke aan de soortigheid
van het ras worden gesteld: een klein edel hoofd,
intelligente wakkere ogen, kleine rechtopstaande
oortjes, een opvallend kleine mond en een duide-
W
Dartmoor Pony-Hengst
lijke schoft om het rqzadel vast te laten liggen.
De hoogte varieert van 110130 cm; de hals is
voor een echte natuurpony lang, wat wederom
aan de rij-eigenschappen ten goede komt. De
slanke droge benen kenmerken zich door een kort
pijpbeen en een lang dijbeen, de hoeven zijn gra-
niethard. De achterhand is iets hellend en goed
gespierd: meestal zijn daarom ook de Dartmoors
ondanks hun kleine maat formidabele springers.
De staart is vrij hoog aangezet en vol en de kleur
mag geen aftekeningen hebben, kan zowel bruin,
zwart, schimmel of vos zijn. De meeste Dartmoors
(moor het gebied in Devonshire met rotsige
heuvels en moerassige dalen aan de Atlantische
Oceaankunst) in Nederland zijn uit het moeder
land Engeland geïmporteerd of hier geboren uit
Engelse importmerries. De laatste jaren hoort het
tot de goede gewoonten om kleine kinderen reeds
jong met een pony vertrouwd te maken door ze
te laten opgroeien met een veulen. Dit is dan in
zijn eind 2e en zeker vanaf zijn 3e jaar geschikt
om een vertrouwde combinatie te worden met
zijn jeugdige eigenaar.
Door de kring van Dartmoorponyfokkers (nog
hoofdzakelijk in Oost Zeeuws-Vlaanderen) wordt
jaarlijks een beperkt aantal veulens van de nieu
we aanfok voor dit doel ter beschikking gesteld,
zodat ook langs deze* weg behalve de aankoop van
volwassen dieren ook een geleidelijke groei valt
te constateren. In het hulpboek kunnen ponymer
ries worden opgenomen welke qua afkomst van
Dartmoororigine kunnen zijn en in de maat val
len. De veulens dezer merries afkomstig van een
goedgekeurde Dartmoorhengst kunnen in aanmer
king komen voor registratie.
de hengstenkeuring te Eist zijn de twee jon-
ge Zeeuwse hengsten „Dear", een bruine en
„Diamond", een koffievos voor het dekseizoen 1970
goedgekeurd. De beste der twee blijft ten dienste
van de Zeeuwse ponyfokkers bij het dekstation
Al. Serrarens te Ossenisse en zal dit jaar ook op
tournée gaan. De andere zal elders in Nederland
zijn diensten gaan bewijzen om een nieuwe kring
van fokkers van de grond te laten komen.
Beide hengsten worden tot veler verbazing da
gelijks gereden door jongetjes van 10 en 11 jaar
die er dwars door het land, door of over de sloten
en door het stadsverkeer mee rijden. Hier bewij
zen zij hun bruikbaarheid als echte kinderrijpony
en gedragen zich, ook als ze uitrijden naast mer
ries volkomen correct. Zulk een karakter dient
een kinderpony te bezitten en gelukkig tonen ze
dit ook Op deze wijze kan ponyrijdend Zeeland
(vooral de kleinere kinderen) groot plezier be
leven van hun pony en zo is ook de Dartmoor in
vele ponyclubs in Nederland en daarbuiten zeer
welkom.
L.
In de afgelopen 20 jaar hebben zich op de akker
bouwbedrijven ingrijpende veranderingen voorgedaan
in de omvang en de samenstelling van de arbeids-
bezetting en daarmee in de personeelsvoorziening en
de organisatie van de werkzaamheden. Deze ontwik
kelingen hebben aanleiding gegeven tot organisatori
sche problemen, die niet geheel meer binnen het eigen
bedrijf waren op te lossen. Aanpassing aan de gewij
zigde omstandigheden is evenwel mogelijk geworden
door inschakeling van loonwerkers, door vorming van
werktuigencoöperaties of door samenwerking.
In verband met deze ontwikkeling en met de orga
nisatie van de werkzaamheden heeft het LEI, door
middel van een enquête onder ruim 300 akkerbouwers.
een onderzoek ingesteld o.a. naar recente verande
ringen in de omvang en de samenstelling van de ar-
beidsbezetting, de mate waarin bij de produktie ge
bruik wordt gemaakt van de hulp van buiten het
eigen bedrijf, naar de motieven en ervaringen van de
akkerbouwers met betrekking tot de diverse moge
lijkheden, alsmede naar recente veranderingen en
mogelijke ontwikkelingen ten aanzien van wie de
oogst verricht. In publikatie no. 2.18 wordt nader op
deze enquêtegegevens ingegaan (te bestellen bij het
LEI Den Haag, giro 41.22.35. Kosten 6,50).
ARBEIDSBEZETTING EN
PERSONEELSVOORZIENING
Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat 28
van ,de akkerbouwbedrijven eenmansbedrijven zijn
terwijl 21 behoort tot de zogenaamde familiebe
drijven (boer met een of meer zoons of broers). Op
51 van de bedrijven zijn naast de boer en/of zijn
meewerkende zoon(s) een of meer vaste vreemde
arbeidskrachten werkzaam; op ruim twee derde van
deze bedrijven is de arbeidsbezetting de afgelopen
vijf jaar gedaald, wat tot gevolg heeft gehad dat o.a.
het aantal eenmansbedrijven is gestegen. In de nabije
toekomst zal het aantal eenmansbedrijven in de ak
kerbouw ongetwijfeld nog verder toenemen daar onge
veer 20 van de boeren, die nog met een vaste arbei
der werken, te kennen heeft gegeven, dat bij vertrek
van de arbeider deze niet zal worden vervangen.
Twee derde van de geënquêteerden heeft zich in
negatieve zin over het eenmansbedrijf in de akker
bouw uitgelaten, waarbij men de nadruk legde op:
moeilijkheden bij ziekte of ongeval, er is veel werk
dat men niet alleen kan doen, lichamelijk of geestelijk
te inspannend, e.d. 10 van de akkerbouwers zou
het op prijs stellen als de personeelsvoorziening
streeksgewijze zou worden georganiseerd.
DE UITVOERING VAN DE WERKZAAMHEDEN
Op vrijwel alle bedrijven (94 wordt een loonwer.
ker ingeschakeld, op twee derde (67 van de bedrij
ven is sprake van een zekere mate van samenwerking
wat dikwijls gepaard gaat met het werken op eikaars
bedrijf.
De grondbewerking, de verzorging en het transport
hebben doorgaans met eigen machines plaats. Voor
het sproeien en oogsten schakelt men op vrij veel
bedrijven een loonwerker en op betrekkelijk weinig
bedrijven een werktuigencoöperatie in. Samenwerking
met andere bedrijven betreft zaaien en poten, sproei
en, oogsten en transport.
Wat het oogsten betreft is in de afgelopen vijf jaar
een verschuiving te zien geweest van het werken
met eigen machines, waarbij het handwerk een be
langrijke rol speelde, naar meer loonwerk wat zich
vooral heeft voorgedaan bij de suikerbieten en granen.
Opvallend was de toeneming van het percentage be
drijven, dat in samenwerking aardappelen is gaan
rooien; bij andere gewassen komt deze ontwikkeling
zij het in mindere mate eveneens voor. Dat de
akkerbouwers een toenemende voorkeur hebben voor
oogsten in samenwerking, bleek uit het feit dat er
onder diegenen, die thans zelf oogsten of dit door
derden laten doen, diverse akkerbouwers zijn, die bij
een nieuwe keuze samenwerking zouden prefereren.
Desalniettemin waren de meeste akkerbouwers te
vreden over de gang van zaken bij de oogst. Meestal
vond men de eenmaal gekozen oplossing loonwerk,
samenwerking, enz. de voordeligste; men was
tevreden over de kwaliteit van het werk en de ma
chines. Het motief voor het werken met eigen machi
nes was de onafhankelijkheid van anderen. Voor in
schakeling van een loonwerker of werktuigencoöpe
ratie en voor samenwerking, werden vooral economi
sche motieven en in mindere mate ar beid s organisa
torische redenen genoemd.