LANDBOUWSCHAP Landbouwbeleid VAN HET Bespreking Minister van Landbouw en Landbouwschap BIJ de bespreking van de situatie in de fruitteelt stelde het Landbouwschao een aantal aanvul lingen en verbeteringen van de bestaande maatrege len voor. Het vroeg om verbetering van de bedrijfsbe. eïndigingsregeling en om aanvulling van de over bruggingskredietregeling, zodanig dat perspectief bie dende bedrijven gedurende 26 weken een uitkering 4 LIET huidige landbouwbeleid is onmachtig en tweeslachtig en vaart onder een quasi so ciale vlag! Ik kan dan ook begrip opbrengen voor het optreden van aktie-comité's, die proberen aan de wensen van hun belangenbehartigende organi saties meer kracht bij te zetten. Mede daardoor wordt het urgentieprogramma van het Landbouw schap nog eens nadrukkelijk onderstreept! Vooral de fiscale punten daaruit dienen door de regering met voorrang te worden behandeld! Aldus ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van het Landbouwschap in zijn openingswoord bij de openbare bestuursver gadering woensdag 1 april. XA/IJ moeten hieraan echter heel duidelijk toe voegen, dat óók bij een beter E.E.G.-beleid en bij realisering van ons urgentieprogramma er voor vele agrarische bedrijven geen goede toe komst is. Ik heb wei eens de nadruk, zo zei ir. Knottnerus, dat nog vrij veel bedrijfsgenoten van een agressievere belangenbehartiging en een beter landbouwbeleid redding voor allen verwachten! De maatschappelijke ontwikkeling maakt dit echter on mogelijk. Degenen, die hun hoop te sterk op de overheid vestigen, lopen het gevaar in de aanpas sing van hun eigen bedrijf achterop te raken. Er zijn in dit opzicht duidelijk verschillen tussen de diverse gebieden van ons land waar te nemen. Daarbij valt het op, dat vele boeren in streken die vroeger de toon aangaven, te laat bereid waren de bakens te verzetten. Zij hadden als het ware een „remmende voorsprong". Stilstand betekent in deze tijd snelle achteruitgang. In alle sectoren van het bedrijfsleven voltrekt zich op het ogenblik een pro ces van fusie en concentratie. Wij zien dit ook heel duidelijk in de voedingsmiddelenindustrie ik denk onder meer aan de fusie van Zwanenberg en Unox. De agrarische producenten komen hier-' door tegenover steeds grotere en sterkere afne mers te staan. Dit maakt het ook voor hun meer dan ooit nodig hun marktpositie te versterken. DE boeren en tuinders gaan hoe dan ook geen gemakkelijke tijd tegemoet. Zij zullen hun bedrijven moeten aanpassen en uitbreiden, en zij zullen hun samenwerking ook bij de afzet moeten intensiveren. Maar als ze aan deze zware eisen voldoen, blijft een aktief landbouwbeleid een noodzaak, alleen al door onze afhankelijkheid van de buitenlandse markten. Daarop zullen de orga nisaties, die samenwerken in het Landbouwschap, zich dan ook blijven richten. Ik wil in dit verbani nog een kanttekening maken bij de roep om één landbouworganisatie, en om een krachtfiguur aan de top. Dit is een zaak, die geheel afhankelijk is van de wil van de leden. Zolang de meerderheid van de ONMACHTIG TWEESLACHTIG QUASI SOCIAAL Nederlandse boeren en tuinders de voorkeur geeft aan hun op eigen levensbeschouwing gebaseerde organisaties, moeten wij dat respecteren en tege lijkertijd streven naar een zo effectief mogelijke samenwerking aan de top. Die hebben wij gevon den in het Landbouwschap, dat vooral de laatste jaren steeds duidelijker kan optreden als het cen traal orgaan van overleg en samenwerking van de hele Nederlandse land- en tuinbouw. In dit or gaan komen de belangen van de diverse sectoren van de land- en tuinbouw volledig tot geldin^. via de hoofdafdelingen, omdat het bestuur zijn beslui ten baseert op de adviezen van deze hoofdafdelin gen, waarin mensen zitting hebben die in de prak tijk de problematiek aan de lijve ondervinden. Het is de opgave van de besturen van de organi saties en van het Landbouwschap om voor een werkelijke eenheid van beleid zorg te dragen, al dus ir. Knottnerus LANDBOUWSCHAP EN HET AGRARISCH ONDERWERP IN verband met een binnenkort te verwachten kamerdebat over het agrarisch onderwijs heeft de Onderwijscommissie van het Landbouw schap een nota samengesteld. Het bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn openbare vergade ring van woensdag 1 april 1970 besloten tot toe zending van de nota „Agrarisch onderwijs". Het Landbouwschap levert daarin kritiek op de struc tuur van het voortgezet onderwijs, speciaal op de gescheiden brugjaren voor algemeen voortgezet onderwijs en lager beroepsonderwijs en de na delige gevolgen daarvan voor school- en beroeps keuze. Uit de memorie van toelichting op de Landbouwbegroting 1970 blijkt, dat de minister van Landbouw en Visserij de kritiek van h:t Landbouwschap deelt. De minister noemt wegen ter verbetering van het onderwijs ran 1215- a 16-jarigen: basisverbreding bij het lager beroeps onderwijs; het stichten van scholengemeenschap pen lager beroepsonderwijs-mavo en het streven naar een middenschool. Dit doet echter de vraag rijzen hoe, in welke volgorde en in welk tempo deze punten verwezenlijkt moeten worden. IIET Landbouwschap beveelt daarop het vol- gende aan: 1. Bij de inrichting van het lager agrarisch on derwijs zoals die bij algemene maatregel vr.n bestuur nader wordt vastgesteld zal ter dege rekening moeten worden gehouden met een wenselijk geachte basisverbreding in deze tak van lager beroepsonderwijs. 2. Niet alleen de manier van lesgeven, maar ook de leerstof dient daarbij te worden herzien. Niet de vaktechnische, maar de algemene vorming van de leerling dient centraal gesteld te wor den. 3. Het Landbouwschap is van mening dat basis verbreding van het gehele lagere beroepsonder wijs en een aangepaste moeilijkheidsgraad bij de leerstof in het algemeen voortgezet onder wijs gemeengoed dienen te worden. De rijks inspectie zou daar een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren. 4. Het tempo waarin structurele verbeteringen zullen worden doorgevoérd. hangt af van de meningsvorming over het gehele lagere be roepsonderwijs en het algemeen voortgezet on derwijs. Het Landbouwschap staat achter proef nemingen in het kader van een experimenteer- wet VERZOEK TOT AFSCHAFFING VAN STRIJKGELDEN Strijkgelden oefenen stellig een prijsverhogen de werking uit. „Het is de functie van dit soort premiën een zo hoog mogelijke opbrengst voor de verkoper te verkrijgen". Aan dergelijke kunst matige prikkels tot verhoging van het prijsniveau van landbouwgronden bestaat allerminst behoef te. Reeds vele jaren is er daarom vanuit het agrarische bedrijfsleven aandrang geweest om tot een wettelijk verbod van het uitloven van der gelijke premies te geraken. Weliswaar is het aan tal openbare verkopingen van landbouwgronden betrekkelijk beperkt en vertoont de omvang hier van een dalende tendens (1963/1964: 4218 ha, 1967/1968: 2503 ha), niet vergeten moet worden dat de prijsbepalende invloed van dergelijke pu blieke veilingen ook zijn invloed doet geiden op de prijsbepaling bij de onderhandse overdrachten van landbouwgronden. De Commissie Grondgebruik van het Land bouwschap heeft dan ook aan het Bestuur van het Landbouwschap voorgesteld de Minister van Landbouw te verzoeken, om het wetsontwerp Peschar over te nemen en opnieuw bij de Staten- Generaal aanhangig te maken. Indien noodzake lijk, zou het wetsontwerp ook weer langs de weg van een initiatief-ontwerp aanhangig gemaakt kunnen worden. De verdere parlementaire afdoe ning van het in 1964 ingediend ontwerp, waarom trent in 1964 een gunstig Voorlopig Verslag was uitgebracht, is destijds door bepaalde omstandig heden achterwege gebleven. Het destijds ingediende voorstel van wet ver meldt in artikel 1: „Het is verboden, bij een open bare verkoping of openbare verpachting enigerlei premie uit te loven of uit te keren; met uitzon dering van voorzover betreft een openbare verkoping van onroerend goed strijkgeld. On der strijkgeld wordt verstaan de premie in geld, welke wordt uitgeloofd voor degene, die bij een openbare verkoping, in twee of meer zittingen of instantiën gehouden, bij de eerste zitting of in stantie het hoogste bod voor een goed doet. Overtreding van dit verbod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of geldboete van ten hoogste duizend gulden. Indien het feit wordt begaan door of vanwege een naamloze vennootschap, een coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of een stichting, wordt de strafvervolging inge steld en de straf uitgesproken tegen de leden van het bestuur. Het strafbaar gestelde feit wordt be schouwd als een overtreding." Het Bestuur van het Landbouwschap besloot bij de Minister van Landbouw te verzoeken het destijds ingediende wetsontwerp opnieuw bij de Staten-Generaal aanhangig te maken J^INISTER LARDINOIS heeft aan de Commissie der Europese Gemeenschappen verzocht een voorstel aan de E.E.G.-Ministerraad te willen voor leggen, dat voorziet in een aanpassing van de Neder landse interventieprijs voor boter aan het E.E.G.- prijspeil. Op 1 januari 1968, toen in Nederland de B.T.W. is ingevoerd, is er voor Nederland tijdelijk een wat lagere ca. 5 cent per pakje van 250 gram interventieprijs vastgesteld, in de verwachting dat deze afwijking spoedig zou kunnen vervallen als ge volg van een algemene verlaging van het E.E.G.- boterprijspeil. Nu over deze algemene verlaging nog steeds geen accoord is bereikt, heeft minister Lardinois, op grond van het destijds met het agrarische bedrijfsleven over eengekomen tijdelijke karakter van de voor Nederland geldende afwijking, besloten het verzoek tot de Euro pese Commissie te richten aan deze uitzonderings positie voor de Nederlandse zuivelsector een einde te maken. Aangezien over een eventueel Commissievoorstel het advies van het Europese Parlement dient te wor den ingewonnen, kan thans nog niet worden bepaald op welk tijdstip de in E.E.G.-verband voorgeschreven procedure kan worden voltooid. De minister doet hiermede zijn toezegging gestand, gedaan tijdens het op 1 april j.l. plaats gehad hebbende maandelijkse overleg met het Landbouwschap waarin het Land bouwschap met kracht wederom aangedrongen had op de opheffing van het verschil tussen de Neder landse inleveringsprijs voor boter en de EEG-inleve- ringsprijs (het zogenaamde negatieve correctief van 0,22 per kg boter). RET Landbouwschap vroeg tijdens dit onderhoud ook de aandacht van de minister voor de con sumptiemelkprijs. Het blijft de voorkeur geven aan een vrije prijsstelling van consumptiemelk. Indien de overheid de prijs wil blijven beheersen, moet de consumptiemelk voor de veehouder ten minste de richtprijs van 35,3 cent opbrengen. De bewindsman had veel begrip voor dit uitgangspunt, maar wees erop, dat het prijsbeleid voor de consumptiemelk onder de verantwoordelijkheid valt van de minister van Economische Zaken en dat zijn ambtsgenoot over leg voert met het Produktschap voor Zuivel. voor levensonderhoud zonder terugbetalingsverplich ting krijgen. Tevens werden aan de orde gesteld de prijzen van bestrijdingsmiddelen, de trage toepassing in Frankrijk en Italië van de EEG-rooiregeling, de Franse subsidie op de kosten van hagelverzekering en de noodzaak om verbetering van de fruitafzet te stimuleren. Door de minister werden de volgende toezeggingen gedaan: de regeling overbruggingsfinanciering zal ook na 1 oktober 1970 worden voortgezet; ook over 1971 zal van deze financiering geen rente behoeven te worden betaald; vanaf 1 oktober 1970 zullen alle fruitkwekers die een overbruggingsfinanciering ontvangen hebben, tevens 26 weken levensonderhoud a fonds perdu ontvangen. Over de resterende 26 weken zal na der overleg worden gepleegd. Bij de beoordeling van aanvragen voor deze financiering zal de credietruïmte zeer soepel worden bezien. De bewindsman deelde mee, dat de rooiregeling in Frankrijk op gang begint te komen, en dat er in Italië al veel gerooid wordt. Overigens was hij bereid in Brussel gróte nadruk op de uitvoering van de ge-~ meenschappelijke rooiregeling te leggen. Op het ge bied van de afzetverbetering bevestigde de minister stimulerend te willen optreden, vooral om samenwer king tussen de fruittelers, veilingen, handelaren en verwerkers te bevorderen. Minister Lardinois deelde het Landbouwschap mee, dat, hoewel er dit jaar geen wijziging in de EEG< suikerquota zal plaatsvinden, voor de oogst 1971 toch met de mogelijkheid van een zekere verlaging van de nationale quota rekening moet worden gehouden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 4