Langs de melkweg >1 11 (XII) Omvang van totale melkproduktie per bedrijf Aandacht voor de longwormbestrjjding Virus-diarree bij varkens 11 I J H. LANTINGA Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij Goes |^|A 1960 versnelde het ontmengingsproces van de produktietakken op de Zeeuwse bedrijven. Het vanouds algemeen voorkomende gemengde karak ter (akkerbouw met rundveehouderij) richt zich de laatste tijd enerzijds in toe nemende mate op de gespecialiseerde akkerbouw, waarbij de melkveehouderij die als regel van geringe omvang is, wordt afgestoten. Anderzijds is er een toenemen de concentratie van de melkveestapel in grote eenheden op gemengde bedrijven. Ook kwamen enkele typische graslandbedrijven tot stand welk bedrijfstype tot voor enkele jaren in Zeeland niet voorkwam. Van de Zeeuwse cultuurgrond is thans circa 16 grasland. Dit percentage blijft gedurende de laatste jaren vrijwel constant, doch het bedroeg in 1951 nog 21 De totale melkproduktie neemt even wel jaarlijks toe. Het aantal melkleveranciers is snel aan het afnemen. In 1964 waren er nog 3490 bedrijven, die melk leverden aan zuivelfabrieken; in 1969 was dit reeds tot 2370 gedaald. Er is dus duidelijk sprake van een aanpassingsproces in de melkveehouderij'. Van dit zichtbare en inmiddels bekende verschijnsel wordt gemakkelijk een vertekend beeld verkregen. Dit proces is in veel mindere mate ontwikkeld dan veelal wordt voorgesteld. (TEN overzicht, dat is samengesteld uit opgaven van de directeuren van de zuivelfabrieken geeft aan, dat 23 van de melkveehouders in 1969 minder dan 10.000 kg melk leverden (1 h 3 melkkoeien) en 26 van 10.000 tot 25.000 kg (3 t/m 6 melkkoeien). De helft van de Zeeuwse melkveehouders hebben dus min der dan 7 melkkoeien. Hierbij zijn belangrijke streekverschillen, hetgeen blijkt uit het overzicht dat nevenstaand is opgenomen. De geringe melkdichtheid door de sterke overheersing van de akkerbouw en het groot percentage bedrijven met weinig melkkoeien hebben een ongunstige invloed op de hoogte van de uit te betalen melkprijs. Een dunne melkveebezetting gaat gepaard met hogere transportkosten van boerderij naar fabriek. In Zeeuwsch-Vlaanderen, dat op dit punt het meest ongun stige gebied in ons land is, zijn deze aanvoerkosten rond f 2,40 per 100 kg melk. Het gemiddelde van Nederland is ongeveer 1,20. Ook een gemiddelde geringe hoeveelheid melk per bedrijf verhoogt het kosten- cijfer voor de zuivelfabriek. Er zijn bepaalde kosten, die uitsluitend betrekking hebben op het melkleverende bedrijf, waarop de hoeveelheid melk geen invloed heeft. Dit betreft o.a. het onderzoek op de kwaliteit van de melk, waarvan alleen het onderzoek ongeveer 20,per jaar per bedrijf bedraagt. Ook de kosten van onderzoek op het vetgehalte zijn voor de grote en de kleine melkleveranciers gelijk en dit is voor de nodige administratie vrijwel evenzo. Met de uitbetaling van de melk wordt als regel het kwantum niet in aanmerking genomen, hoewel een ge ringe leverantie een ongunstige invloed heeft op de totale gemiddelde melkprijs. (JE Coöperatieve Zuivelfabriek te Kloosterzande heeft in 1964 als eerste in Nederland een geringe prijsdifferentiatie naar de hoeveelheid geleverde melk ingevoerd. Deze regeling omvat een korting per bedrijf bij geringe jaarleve ranties, namelijk: minder dan 3.000 kg melk per jaar 3 cent korting, van 3.000 tot 6.000 kg melk per jaar 2 cent korting, van 6.000 tot 10.000 kg melk per jaar 1 cent korting. Het hierdoor verkregen bedrag heeft een onbeduidende invloed op de gemiddel de uit te betalen melkprijs door de geringe differentiatie en de laag gehouden norm van de hoeveelheid die binnen deze gestelde grens valt. Daar de leveranciers van de geringe kwantums overwegend akkerbouwers zijn is een dergelijke regeling niet als onredelijk aan te merken. De grootte van de melkdichtheid en de omvang van de jaarleveranties per bedrijf zijn factoren die de hoogte van de melkprijs beïnvloeden. Aantal melkveehouders in Zeeland ingedeeld naar de in 1969 geleverde hoeveelheid melk aan de zuivelfabrieken Gebied Zuivelfabriek Schouwen-Duiveland Zierikzee Tholen en Oud-Gastel St. Philipsland Wouw Walcheren Middelburg Zd- en Nrd-Beveland Goes Kloosterzande 102 Zeeuwsch-Vlaanderen Terneuzen 16 IJzendijke 192 Zeeland 549 o® 58 11 22 92 56 96 24 35 106 126 79 50 101 617 o Oil ■2 A; lij cs io 115 32 41 234 128 59 40 60 709 oo O Ai 00 ca: m 56 22 20 190 57 25 11 39 420 5 4 3 30 22 3 2 6 75 u S|-8 S|o CT3 E -C 330 93 121 652 389 268 119 398 2370 DIJ veel diersoorten kunnen in de longen wor- men voorkomen. In ons land veroorzaken vooral longwormen bij het rund grote economi sche verliezen. Bestrijding van deze wormen is dan ook van groot belang. De Gezondheidscom missie voor Dieren van het Landbouwschap her innert eraan, dat de longwormbestrijding juist in dit jaargetijde weer bijzondere aandacht moet hebben. De longwormen van het rund zijn ronde wor men met een lengte van 4 tot 8 cm. Ze komen yoor in de takken van de luchtpijp en veroorzaken daar een ontsteking (Bronchitis) en in ernstige gevallen tevens een longontsteking. De eieren van de volwassen wormen worden met het slijm uit de longen opgehoest en daarna grotendeels door geslikt. In het darmkanaal komen uit deze eieren al larven, die met de mest worden ontlast Bij gunstig weer (vochtig en warm) ondergaan de op de weide terechtgekomen larven snel enige ver vellingen. Binnen een week kunnen dan de larven van het derde stadium zijn ontstaan. Dit is de vorm die besmettelijk is voor het rund. Na opname van deze larven met het gras doorboren ze de darmwand, om via de bloedbaan in de longen terecht te ko men. Hier zoeken ze de kleine luchtpijpen op, waar ze uitgroeien tot volwassen wormen. Drie weken na de opname van larven kunnen de eer ste volwassen longwormen in de luchtwegen voor komen. VOOR een snelle ontwikkeling op de weide, hebben de larven vocht en warmte nodig. Bij ons klimaat is de vochtigheid bij een dichte grasmat altijd wel voldoende, ook op vrij hoog gelegen weilanden. Onder ongunstige weersom standigheden duurt de ontwikkeling buiten het lichaam veel' langer, bovendien wordt bij lage temperaturen ook de levensduur van de larven verlengd. In ons land kunnen bij normale winters de larven overwinteren. De ziekte wordt het meest waargenomen bij kalveren en pinken. De ziekte is kenbaar door hoesten (bronchitis), bij zeer sterke besmetting voorafgegaan door een periode van kortademig heid (longbeschadiging), spoedig gevolgd door conditieverlies. Bij de meeste oudere runderen heeft zich na het doormaken van een vroegere in fectie een onvatbaarheid ontwikkeld. Wanneer deze dieren echter weer aan een ernstige infectie worden blootgesteld, kunnen acute overgevoelig heidsverschijnselen optreden. De vaststelling van de ziekte geeft de dieren arts meestal geen moeilijkheden. In twijfelgeval len kan onderzoek van opgehoest slijm of van mest zekerheid brengen. Dit onderzoek kan op het laboratorium van de gezondheidsdienst voor die ren geschieden, maar de mest moet dan zeer vers zijn. HE bestrijding van de ziekte kan op twee ma- nieren worden aangepakt door öf de klem toon te leggen op het voorkómen öf op het ge nezen van de ziekte. Voorkomen van de ziekte. Door een omwei- dingssysteem is dit in de praktijk niet goed mo gelijk, omdat in de zomer uit de op de weide te rechtgekomen larven binnen een week al weer besmettelijke larven zijn gegroeid. Door een enting van de jonge kalveren wordt echter een onvatbaarheid opgewekt. De enting bestaat uit het ingeven van bestraalde larven, die geen ziekte veroorzaken maar wel weerstand op wekken tegen de ziekte. Deze enting moet twee maal gebeuren. Bij de eerste enting moeten de kalveren minstens zes weken oud zijn, de tweede enting gebeurt vier weken later. Pas twee weken na de tweede enting mogen de kalveren in de weide gelaten worden. Dit laatste is voorgeschre ven om te verhinderen dat de dieren besmet wor den voordat er een goede onvatbaarheid is ge vormd. Hoewel aan deze enting in verband met het binnenhouden van de kalveren wel enige prakti sche bezwaren zijn verbonden, is het dè aange wezen methode op bedrijven waar de laatste jaren longwormziekte is voorgekomen. Wil men tot een enting overgaan dan dient de dierenarts gewaar schuwd te worden. Genezing van de ziekte. De dierenartsen be schikken sinds een paar jaar over uitstekende ge neesmiddelen. Wil men voorkómen dat er blij vende beschadigingen van de longen en groei stoornissen optreden, dan dient snel tot behande ling overgegaan te worden bij de eerste verschijn selen. Het effect van een behandeling moet wel gesteund worden door overbrenging in een schone weide (gemaaid) met kort gras. Dit voorkomt sterke herbesmettingen tijdens deze ziekteperiode. Om te komen tot een keuze tussen de beide methoden doet de veehouder er verstandig aan tijdig overleg met zijn dierenarts of zijn gezond heidsdienst te regelen. De keuze kan samenhan gen met de mogelijkheden die het bedrijf biedt. In bepaalde gevallen zal voor de ene groep kal veren misschien een andere keuze gedaan worden dan voor de andere groep. Gedurende de afgelopen maanden komt er vooral in het zuiden en het oosten van ons land in toe nemende mate een vorm van diarree bij de varkens voor, die aanzienlijke sterfte onder de jonge biggen kan veroorzaken. Deze ziekte, virus-diarree of ook wel T.G.E. ge noemd, is zeer besmettelijk en kan in zeer korte tijd alle dieren op het bedrijf aantasten. De ziekte is gekenmerkt door een waterige, stinkende diar ree, terwijl ook vaak braken optreedt; van de jonge biggen beneden een leeftijd van 14 dagen sterft in de regel 80100 bij oudere biggen wordt de sterfte geleidelijk minder, terwijl boven een leef tijd van 4 weken praktisch geen sterfte meer wordt waargenomen. De ziekte gaat ook zeer gemakkelijk van het ene op het andere bedrijf over. Om de ziekte buiten het bedrijf te houden zal dus extra aandacht ge schonken moeten worden aan het gesloten houden van het bedrijf, d.w.z. het vermijden van alle con tacten waardoor de ziekte binnengesleept zou kun nen worden. Hiertoe moet in de eerste plaats ge rekend worden de aankoop van varkens, waarmee men extra voorzichtig zal moeten zijn èn die in elk geval tot een minimum beperkt moet worden. De aangekochte dieren dienen enige tijd afzonderlijk (quarantaine) te worden gehouden. Verder moeten ook indirecte contacten zoveel mogelijk worden vermeden zoals bijvoorbeeld het gebruik van ;dekberen voor algemene dekdienst, buurtverkeer, bezoekers e.d.; voorzover deze toch noodzakelijk zijn moeten passende ontsmettings maatregelen worden genomen. Mocht ondanks alle voorzorgsmaatregelen de ziekte toch op het bedrijf optreden, dan is het sterk aan te bevelen zo spoedig mogelijk de hulp van de praktizerende dierenarts of de gezondheidsdienst in te roepen. Deze kunnen dan aanwijzingen geven om deze ziekte zo spoedig mogelijk onder controle te krijgen en de schade zoveel mogelijk te beperken. Intussen dient men er voor te zorgen dat de zieke biggen over voldoende drinkwater kunnen beschik ken, dat regelmatig ververst moet worden; aan getaste biggen zijn namelijk erg dorstig en drogen gemakkelijk uit als gevolg van de diarree.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 11