Aktuele zaken rondom de teelt van groenbemesters 26 WAAROM ZOVEEL AANDACHT? C. J. GOVERS Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij Goes DRIE SOORTEN GRASGROENBEMESTING: I\E laatste jaren werd vrijwel algemeen tetra- ploïd Italiaans raaigras gebruikt. Voordien werd meestal Westerwolds raaigras uitgezaaid in de stoppel of volgens de zogenaamde zelfuitzaai- methode in granen, waaraan ook de nodige bezwa ren waren verbonden. Behalve in granen kan Italiaans raaigras ook in vlas en erwten worden uitgezaaid. Het zaaien van Italiaans raaigras vóór april vergroot de kans op doorschieten in het najaar. Vooral bij een snelle begingroei is dit het geval. Het kiemkrachtig zaad hiervan kan in volgende jaren lastig zijn. Daarom in wintertarwe zaaien in de tweede helft van april en begin mei. Op zware grond moet eerder gezaaid worden dan op lichte. In zomergranen is ook later zaaien nog mogelijk. In vlas kan tot een lengte van 8 cm nog goed breedwerpig worden gezaaid. In werken is dan niet meer mogelijk maar, indien er wat vochtig weer volgt, ook niet nodig. In erwten kan gezaaid worden, kort voor het ge was de grond volledig bedekt. Worden de erwten met de maaidorser uit het zwad of van stam ge oogst dan moet grasinzaai onder dekvrucht wor den afgeraden. Dit jaar zal voor het eerst op wat ruimere praktijkschaal ook Engels raaigras voor gr oenbemesting worden beproefd. Het betreft hier de tetraploïde rassen van het vroege tot zeer vroege hooitype. Met de tetraploïde rassen van het late tot middenvroege hooitype zijn tot nu toe minder ervaringen opgedaan, maar waarschijnlijk zijn ook deze wel bruikbaar voor dit doel. OVERZICHT VAN DE RASSEN JENGELS raaigras, tetraploïd: a) Vroeg tot zeer vroeg hooitype; rassen Barves- tra en Reveille; b) Laat tot middenvroeg hooitype; rassen Taptoe, Barlatra en Agresso. Deze grassen moeten, omdat de beginontwikke- ling trager verloopt, vroeger worden gezaaid. Doordat ook de ontwikkeling na de oogst van de dekvrucht trager verloopt blijft de totale hoe veelheid bovengrondse massa van Engels raaigras achter bij die van Italiaans raai. De beworteling doet er zeker niet voor onder. Na het oogsten van de dekvrucht moeten raai- grassen direct stikstof ontvangen. Van Engels raaigras zal het meestal niet moge lijk zijn nog een snede voor kuilvoer te winnen. Het onderploegen kan wellicht iets gemakkelij ker verlopen, doch ook hier dient dit met zorg te geschieden, daar Engels raai nog beter bestand is tegen vorst. Bij de teelt van grasgroenbemesting is het raad zaam om op de kopeinden een strook ter breedte van 2 meter, daar waar de ploeg wordt in- en uitgezet, niet met gras in te zaaien of voor het ploegen met Gramoxone te spuiten. WANNEER KLAVERS 1. Op kalkrijke gronden waar klavers meestal sla gen en waar de grond niet of weinig slempge- voelig is. 2. Als tijdig en op een vochthoudend zaaibed kan worden gezaaid. 3. Verder is klaver alleen op zijn plaats als een chemische klein hoefbladbestrijding in de stop pel niet nodig is en een groeistofbehandeling hiertegen in de dekvrucht achterwege kan blij ven. Waar in een goed ontwikkeld graangewas pas gespoten wordt bij een gewaslengte van 30 35 cm de distels zijn dan ook het meest ge voelig zal rode klaver een normale behande ling met MCPA meestal wel verdragen. Witte klaver is over het algemeen gevoeliger voor groeistoffen en bodemherbiciden, zodat hierbij eerder mislukkingen optreden. Een geslaafde ondervrucht belooft hoge opbrengsten in de toekomst. f) E laatste jaren is we! gebleken dat het weer- standsvermogen van sommige gronden tegen ongunstige klimaatsinvloeden afneemt. Alle gron den hebben belang bij een goed gehalte aan orga nische ctof en een regelmatige aanvoer van orga nisch materiaal. De rol die de organische stof vervult bij de struc tuurregeling is een ingewikkeld proces, dat ge deeltelijk van scheikundige- en voor een ander deel van mechanische aard is. Het laatste effect is vaak directer en spreekt de praktijk meer aan. Zo vraagt bij toepassing van een juiste organische stofvoor- ziening bijvoorbeeld het ploegen minder trekkracht en is het geleverde werk van betere kwaliteit. Verder kan met minder bewerkingen een beter zaaibed worden verkregen. Ook het oogsten van gewassen welke uit de grond moeten worden ge haald verloopt gemakkelijker. Eén vorm van organische stoftoediening aan de grond is het telen van groenbemestingsgewassen. Ook het onderploegen van stro, stalmest en bieten blad zijn nuttig, maar daar willen we het in dit ar tikel niet over hebben. De beworteling van groen bemestingsgewassen zorgt dat zware grond „los ser" wordt. Lichte gronden, zoals zand en zavel worden er meer door gebonden, zodat verslem- ping minder optreedt. HUIDIGE SITUATIE TEMIDDELD genomen kunnen we zeggen dat een gehalte aan organische stof van minder dan 2 niet aan de minimumeisen voldoet. Een gehalte van 2Va is al beter, terwijl bij een in tensief l ouwplan een nog hoger gehalte in menig opzicht gunstig werkt. Het analyseverslag /an het grondonderzoek geeft U hierover de nodige informatie. Het lijkt in de praktijk, dat over het algemeen genomen de or ganische stofvoorziening van de grond nog voor verbetering vatbaar is. Enkele oorzaken die maken dat de groenbemesting soms in het gedrang komt zijn: Specialisatie van het bouwplan, arbeidstekort, de kosten, vooral bij klavers de nogal eens slechte resultaten, bij gras de mogelijke problemen bij het onderploegen en niet te vergeten de nog bij vele boeren ontbrekende positieve belangstelling ten aanzien van deze zaak. VOORUITGANG TOCH mag gesteld worden dat in Zeeland steeds meer boeren het nut van groenbemesting gaan inzien. De oppervlakte groenbemesters neemt dan ook geleidelijk toe. De klavers zijn voor dit doel reeds lang in gebruik. De laatste jaren wordt ook veel Italiaans raaigras uitgezaaid. Daarnaast bie den de tetraploïde rassen, behorende tot de vroege of zeer vroege hooitypen van de soort Engels raai gras, nieuwe mogelijkheden. De grootbladige witte klaver, o.a. het ras Tamar, is een welkome aan winst in het klaverassortiment. Het toenemend gebruik van groeistoffen en bo demherbiciden tegen zaadonkruiden heeft daaren tegen deze toename weer wat afgeremd. Bovendien vindt de bestrijding van wortelonkruiden zoals klem hoefblad en distels eveneens plaats met groei stoffen die inzaai van klaver vrijwel uitsluiten. Hier staat tegenover dat een grasgroenbemester zich in het najaar uitstekend leent voor het onder drukken en bestrijden van klein hoefblad met groeistoffen. Volgens enige waarnemingen wordt in Noord- Zeeland van de oppervlakte groenbemesters 60 a 70 ingenomen door het raaigras. Op de Beve- landen is dit 40 in Walcheren en Oost Zeeuws- Vlaanderen de helft en in West Zeeuws-Vlaande ren naar schatting ruim 20 Over geheel Zee land is ongeveer het areaal van gras en klaver ge lijk, terwijl wikken e.a. ongeveer 10 voor hun rekening nemen. Van de totale oppervlakte bouw land wordt bijna één kwart met een groenbemes- tingsgewas ingezaaid. WANNEER GRAS ALS GROENBEMESTER 1. Gras voldoet vooral op kalkarme- en slemp- gevoelige gronden beter dan klavers. De inten sieve doorworteling heeft ook op zware grond een gunstige invloed op de bewerkbaarheiid. Wel moet men de uiterste aandacht besteden aan het onderploegen om teleurstellingen te voorkomen. Op slempgevoelige grond wordt bij veel regen de grond door de intensieve beworteling goed bijeen gehouden, zodat deze niet uiteenvalt en dichtslaat. 2. Bespuitingen met DNOC, zowel als met groei stoffen (waaronder 2,4 D) kunnen in de stoppel vrijwel normaal plaatsvinden, zonder schade aan de groenbemester. Na gebruik van Eptapur speciaal en Gesaran 2088 is grasinzaai niet mogelijk, terwijl na toe passing van middelen als Certrol ES, Afasit-Hoe 2913 en Tribunil, het zaaien tot minstens 3 we ken na de bespuiting moet worden uitgesteld. Engels raaigras moet vroeg worden gezaaid en past in deze gevallen dus niet. Igran 50 en Tok E 25 toegepast in het najaar geven geen problemen. 3. Doordat van gras de aanslag zekerder is, mag het zaaibed minder ideaal zijn. 4. Op bedrijven met een intensieve teelt van hak- vruchten worden er zware eisen gesteld aan de grond, zodat alleen goedgeslaagde groenbemes ters aanvaardbaar zijn. 5. Op percelen waar het graan een holle stand heeft, geeft gras minder kans op moeilijkheden. 6. Gras kan beter tegen een zware dekvrucht en verdraagt wielsporen goed. 7. Op gemengde bedrijven kan door Italiaans raai gras te maaikneuzen, goedkoop en met weinig arbeid goed ruwvoer worden gewonnen. Klavers in graanstoppels zijn meestal niet in te kuilen. 8. Engels raaigras geeft arbeidsbesparing, doordat het gemengd met zomergranen kan worden uit gezaaid.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 26