•71
«ties
mm
HET STRARIJDEN
OP SCHOUWEN
7
II9NI
bun
Bron van
oneindig gekibbel:
OP AKKER- EN WEILAND IS
STEEDS LONEND
DOOR DE
MEERWAARDIGE WERKING
KALKSTIKSTOF waarborgt een regelmatige en
aanhoudende stikstofvoeding.
KALKSTIKSTOF vernietigt alle eenj'arlge onkrui
den in winter- en zomergranen, aardappelen,
maïs, enz.
KALKSTIKSTOF bestrijdt plantenziekten, zoals
de legervoetziekte bij tarwe, knolvoet bij kool
gewassen, wortelbrand bij bieten, enz.
KALKSTIKSTOF voorkomt bodemmoeheid door
bestrijding van aaltjes.
KALKSTIKSTOF op grasland geeft gezond en
hoog produktief vee door verbetering van de
weldeflora en door ontsmetting tegen bepaalde
parasitaire ziekten (b.v. leverbot).
Geeft u de voorkeur aan een produkt in korrel
vorm, vraag dan de nitraathoudende kalkstikstof,
verkocht onder de benaming CYANNITRAAT.
'fliS
«•»ti
lil*9
fiffti
Langerbruggekaai 9
B - 9000 GENT (België)
Leek het maandagmorgen dat het weer het aloude
strafeest te Burgh en Haamstede parten zou spelen, al
gauw klaarde de lucht opEn wat voor een feest
was het dit jaar! 37 Ruiters luisterden het op. Hieraan
is wellicht niet vreemd het feit dat er een film door
Polygoon van gemaakt werdEen groot aantal mensen
was dan ook op de been. Ook waren er journalisten
die kopij voor hun krant hadden geroken. Het feest is
op de gebruikelijke wijze gevierd met rondgangen over
de beide dorpen, voorafgegaan door Witte van Haam
stede, die zich nimmer onbetuigd laat als er wat te doen
isIn Burgh werd het feest besloten met de ge
bruikelijke volksopvoering van „Nu met Hope", terwijl
in Haaamstede een film vertoond werd.
Hoe oud weet niemand
De oudste, schriftelijke gegevens zijn, voorzover mij
bekend, die uit 1846. Toen schreef nl. H. M. C. van
Oosterzee er over in de Zeeuwsche Volksalmanak. Jaar
lijks omstreeks Vastenavond vieren enige dorpen op
Schouwen de stra, aldus de gegevens, en wel in deze
orde: Renesse, Haamstede op de dag vóór Vastenavond,
Noordwelle, Serooskerke, Ellemeet en Eikerzee op die
dag. Na 1846 is ook Burgh gaan meedoen.
Dr. Schrijnen zegt er in „Nederlandse Volkskunde"
dit van: „Dit Is niets anders dan dat men te paard naar
het strand en vervolgens een eindje de zee Inrijdt.
Tegen tien uur wordt een trein (stoet) gevormd, waarbij
één ruiter als voorrijder dienst doet en de flinkste en
best opgetuigde paarden voorafgaan."
Nu doemen onmiddellijk twee vragen op:
a Met welk oud gebruik hebben wij hier te doen?
b Wat betekent het woord „strarljden" eigenlijk?
U zou er aan kunnen toevoegen: waarom is dit oude
gebruik alleen op Schouwen in stand gebleven? Dat
weet echter niemand en over de twee andere vragen is
hevig getwist. Het is vermakelijk om dit na te gaan.
Van Oostezee wist in 1846 niets af van de ouderdom
van het gebruik en hij schreef: „Het brandige der
benen van de sterkgebouwde rossen moet worden afge
spoeld". Nu kan het best zijn dat koud zeewater goed
is voor paardebenen, maar ieder weet dat dit niet helpt
tegen mok. Daar zijn andere middelen voor nodig. Wat
branderigheid is, waarover kan men twisten, maar zeker
Is wel dat het zeewater hier niet als geneesmiddel wordt
gebruikt. Dr. Schrijnen, en velen mét hem, houden het
strarijden dan ook voor een reinigings- en vruchtbaar
heidsritus. Dat moet dan een heidens gebruik zijn ge
weest, want in de Middeleeuwen en nog lang daarna was
men niet zo op zeewater gesteld. Deze gaf maar „kwade
dampen" en die veroorzaakten koorts. De verbinding
met Vastenavond toont aan, dat hier een heidens ge
bruik werd gekerstend.
Het is dus een heidens-Christelijk gebruik. Men kan
zich voorstellen dat de wijwaterkwast er vroeger óók
aan te pas is gekomen, maar doordat wij geen berichten
hebben van vóór de reformatie is er niets over te
zeggen.
Nu het woord strarijden zélf. In het Archief van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen van 1924
schreef A. Meerkamp van Embden: strarijden is strand-
rijden volgens een hele rij auteurs, maar dit bevredigde
hem niet. Want het kenmerkende is niet het strandrijden
maar het baden (van de paarden) In zee.
r^eze misvatting heeft tallozen op een dwaalspoor ge-
bracht. Natuurlijk is strarijden strandrijden, om de
eenvoudige reden dat men in zee wel varen maar niet
rijden kan. Men noemt strand strand, ook al staat het
onder water. Het is vermakelijk welke pseudogeleerde
verklaringen men wel heeft weten te verzinnen (een an
der woord is hier niet op zijn plaats). Reeksen Griekse
en Latijnse woorden kwamen er aan te pas. Meerkamp
van Embden wilde per se de Romeinse kant uit. Immers,
op Schouwen zijn aan de duinkant Romeinse munten en
scherven gevonden, evenals op Goeree. Er zou dus tij
delijke een Romeinse bezetting geweest kunnen zijn
(tenzij ze natuurlijk van elders ingevoerd zijn, maar ook
dét weet niemand).
Meerkamp van Emden leek het waarschijnlijk, dat de
Romeinen de „paardenreiniging" hier hebben ingevoerd.
En zij zullen die dan hebben aangeduid met het Latijnse
woord voor reiniging, nl. lustratio. De term aqua lustratis
voor reinigingswater komt reeds bij Livius (5917 na
Chr.) voor. De kerk kerstende dit tot wijwater.
Waarom niet stra strand?
Nu moest de schrijver nog bewijzen, dat Latijnse
woorden in de volkstaal vaak afgekort worden, waarbij
de lettergreep met de klemtoon behouden bleef. Hij wilde
immers van lustratio naar stra toe redenerenI Hiertoe
voert hij Hongaarse en Oostenrijkse stadsnamen aan (die
echter een andere oorsprong hebben dan hij vermoedt)
en zelfs Sanskriet. Misschien voelde hij zelf het gezochte
daarvan wel aan en dus schakelt hij over op de Latijnse
vóórnamen: Adolphus werd tot Dolf; Aletta werd Let:
Antonius werd Toon enz. Waarom dan van Cornelia Cor
werd, van Jacobus Jakob enz. moet men natuurlijk niet
vragen.
De fout die hier gemaakt wordt is natuurlijk, dat lus
tratio geen plaats- of persoonsnaam is en dat de hele
verbinding met de Romeinen zuivere fantasie is. Maar !t
was in die tijd mode om voor alles en nog wat een
Latijnse verklaring te zoeken. Tegenwoordig denkt men
daar anders over. De Romeinen waren dan wel geen
bezetters in de betekenis die wij nu aan het woord
hechten, maar vriendschappelijk was de verhouding tus
sen hen en onze voorouders toen vermoedelijk niet, ge
tuige de vele platgebrande Romeinse legerplaatsen. Het
moge tot nadenken stemmen, dat er maar één plaats
naam is in heel Nederland, waarvan vaststaat dat die van
Romeinse oorsprong Is, nl. Nijmegen (Noviomagum) en
zelfs dat wordt nog bestreden. In heel Zeeland en Bra
bant is niet één Romein te vinden
Lfadden de geleerden een blik op dialectatlassen ge-
1 1 worpen (voorzover toen aanwezig) dan hadden zij
gezien, dat er nogal wat met strand verwante woorden
zijn. Toch wist Meerkamp van Emden al, dat het Zeeuws
strange heeft, bijv. op Walcheren en Goeree, maar dat
Schauwen ook stra kent. Men zou zeggen: „Maar dan
wés hij er tochl Strarijden is strandrijden en daarmee
uit!!"
Inderdaad zo is het en zo is het op Schouwen ook
altijd opgevat, maar Meerkamp van Emden had niet voor
niets Latijn geleerd. En dus draaide hij de rollen om:
omdat op Schouwen de lustratio ten grondslag ligt aan
het gebruik, ging men óók het strange stra noemen!
Met andere woorden: een oud gebruik, dat zich maar
eenmaal per jaar afspeelt, veranderde naam van het
strand. Dat dit te gek om los te lopen is zal duidelijk
zijn.
Maar waarom een eenvoudige en afdoende verklaring
als het ook ingewikkeld en onwaarschijnlijk kan? Naar
ik men is men het er thans wel over eens dat stra
rijden strandrijden is. Moge het gebruik nog vele eeuwen
trotseren!
W Geldof.
KALKSTIKSTOF
Bijkomende inlichtingen en documentatie zijn steeds gratis te
verkrijgen bij de landbouwkundige dienst van
SADACEM