Akkerbouwbedrjjf
met eenvoudig
bouwplan
w» bekijken nog even de groenbemesters en
groenvoedergewassen. Bietenkoppen en -blad
worden ondergeploegd en in alle graanstoppels wordt
Italiaans raaigras als groenbemester toegepast. Dat
is vrij duur en daarom heeft men dit opgevangen door
ook de erwtenstoppel daarvoor te gebruiken. De heer
Koeman is lid van de Coöperatieve Groenvoederdroge.,
rij Noord-Beveland en heeft in 1969 9 ha gras laten
drogen. Bij maaien in oktober loopt de stoppel nog
wat uit en heb je tóch een goede hoeveelheid organi-:
sche stof. De lucerneteelt heeft hij uitbesteed.
Vroeg of laat zaaien
van vlas?
8
AARDAPPELEN EN SUIKERBIETEN ALS
MEESTOPBRENGENDE GEWASSEN
GROTE MACHINES IN COMBINATIE
Het bedrijf van de heer C. P. Koeman te Wol*
phaartsdijk is 60 ha groot, kadastraal gemeten. Daa*«
van is 58,5 ha cultuurgrond en het teeltplan voor 1969
omvat: 16 ha wintertarwe, 8 ha gerst voor zaaizaad*
winning, 5 ha capucijners en 4 ha groene erwten, 10
ha Bintjes, ongeveer 12 ha suikerbieten en 2,7 ha
grasland waarvan het gras gewoonlijk verkocht wordt.
Sinds 1960 is het een tweemansbedrijf. Hoe regelt
men nu de mechanisatie en de organisatie van het
werk? Hierover hadden wij een gesprek met de heer
Koeman.
De heer Koeman onderhoudt zowel contacten met
de zelfstandige handel en industrie als met de coöpe
ratie. Alle bestrijdingsmiddelen worden betrokken
van de fa. Gebr. Den Herder te Serooskerke, waar
mee men contacten onderhoudt sinds deze firma loon-
spuitwerk op Zuid-Beveland uitvoerde, wat zij thans
niet meer doet. Een deel van de suikerbieten gaat
naar de C.S.M. De overige produkten worden via de
coöperatie afgezet.
■TOALS gezegd is dit een tweemansbedrijf. Toen
de heer Koeman in 1955 op dit bedrijf begon
waren er zomer en winter zeven man. Thans is er
naast onze zegsman nog een reeds bejaarde arbeider,
die zich niet meer op de trekker waagt. Behalve vier
dochters, die geen van alle op het bedrijf werken, is
er een zoon, maar die bezoekt thans nog de landbouw
school. In het voorjaar van 1967 is alle vee opge*
ruimd. Dat was trouwens reeds uitsluitend mestvee.
Bij 58,5 ha ploegland en geen loonwerk is mechani*
satie een belangrijk aspect. De grote machines exploi
teert de heer Koeman samen met een broer, die een
bedrijf met 30 ha bouwland bezit en een broer uit
Wemeldinge die naast 6 ha bouwland 3,5 ha fruit
exploiteert. In geval van nood kan men echter ook'
nog arbeidskrachten in de onmiddellijke omgeving
huren. Dat is eenmaal noodzakelijk geweest i.v.m.
een klein ongeluk.
Voor de graanoogst beschikt menover een grote
Claes maaidorser, voor de bietenoogst heeft men
zeven jaar met een eenrijige rooier gewerkt. Thans
heeft men een tweerijer en voor de aardappelen een
tweerijige Krakei rooier. Het stro wordt op de wagen
geperst en in de schuur opgeslagen voor winterver-
koop. Aan eigen graanopslag doet men weinig. Men
kan daarvoor tijdelijk een aardappelcel gebruiken en
zo nodig drogen met beshulp van een gaskachel, maar
in 1969 heeft men alleen het laatste restje graan in
die cel gedroogd en dan nog alleen met buitenlucht.
Gewoonlijk gaat alle graan, zowel zaaizaad als con-
sumptiegraan, van het veld naar de C.Z.A.V. Goes.
De hoeve „Oosterïand"
te Wolphaartsdijk, be
woond door de familie
Koeman, gezien vanaf
de Kostersweg.
Op 15 augustus vorig jaar (toen een regenperiode
van twee weken begon) was men bijna klaar.
|N 1958 is een koelcel gebouwd voor 350 ton aard
appelen. De laatste twee jaar zet men af via
de Coöperatieve Telers Vereniging Zuid-Beveland.
Zoals bekend is dieze vereniging begonnen op basis
van 100 procent, maar aangezien dat niet ging is voor
de eerste drie jaar 10 procent vrije verkoop toege
staan, net als in Zierikzee. In Kortgene daarentegen
is men vrij en wij vragen onze gastheer hoe hij daar
over denkt.
„In het algemeen", aldus de heer Koeman, „zou
men moeten uitgaan van 100 procent afleveren. Laat
men een bepaald deel van de oogst vrij, dan gaan
veelal de minste kwaliteiten naar de coöperatie en de
betere partijen gaan in de vrije handel. Op die ma
niet word je de concurrent van je eigen vereniging.
Overigens heb ik tien aandelen genomen en kan ik
dus van 10 ha de opbrengst afleveren van september
tot juni in de drie bekende poolen, najaar, winter en
voorjaar, een derde in elk daarvan. In 1969 hebben
wij hoge opbrengsten gehad van rond de 50 ton per
ha, tegen normaal 40 tot 45 ton. Ik heb 200 ton op
geslagen gehad in de schuur en deze partij is al weg.
De contributie van een kwartje per 100 kg acht ik
geen bezwaar".
W" informeren naar de resultaten van de minder
gelukkige aardappel jaren die aan 1969/'70
vooraf gingen. De heer Koeman is daar tamelijk goed
doorheen gerold en hij vindt dat men uit die slechte
jaren één winstpunt heeft overgehouden, n.l. dat de
veehouder de voeraardappelen (toen spotgoedkoop
aangeboden) heeft leren waarderen, waardoor thans
óók de voeraardappelprijs op zeer redelijk peil is ge
bleven.
Wij vragen vervolgens hoe hij denkt over een
eventueel prijsafremmend ingrijpen van de overheid
op de aardappelmarkt, uiteraard in EEG-verband.
Daarover is zijn oordeel gelijk aan dat van praktisch
alle aardappeltelers.
„Zoals vanzelf spreekt: als men ingrijpt als de prij
zen oplopen dan moet men óók ingrijpen als de prij
zen te laag worden en daar hoor je dan nooit over.
Het gaat niet aan, de boer op te schepen met de na
delen van een ingrijnen en hem de eventuele voor
delen te onthouden. Wat mij betreft mag men gerust
een marktregeling invoeren, zelfs wanneer die met
contingentering per bedrijf gepaard zou gaan. Wij
kunnen hier immers hooguit een vijfde tot een zesde
van ons bouwplan voor aardappelen bestemmen, tei*
wijl men in de nieuwe polders soms tot een derde
gaat. Bij ons bepaalt een vijfde tot een zesde van je
bedrijf of er winst of verlies ontstaat. Wat meer
zekerheid op dat punt zou ik wel toejuichen".
Bezien wij de resultaten over 1969 dan is de heer
Koeman tevreden. De aardappeloogst was goed, zo*
wel wat kwantiteit als kwaliteit betreft en de oogst
gaf geen moeilijkheden. Ook de afzet van zaaizaden
verliep goed en in 1970 zal zelfs een winstuitkering
volgen.
WA! de toekomst betreft meent hij het bedrijf op
de oude voet te kunnen voortzetten. Wanneer
men bedenkt dat de enige betaalde arbeidskracht
reeds bejaard is en men dus geen volledig tweemans*
bedrijf heeft is de arbeidsbezetting reeds laag.
De ligging van de grond (lichte klei tot zware
zavel, 28 tot 47 procent afslibbaar) kon beter zijn.
Er is 20 ha pacht en de rest is eigendom. Maar slechts
8 ha ligt bij huis, de rest ligt verspreid. Er is zelfs
nog een stuk in De Poel, maar dat heeft men geëga
liseerd en gedraineerd om er bouwland van te maken.
Nieuwe gewassen of werkwijzen? Daartegenover
neemt men een afwachtende houding aan. Voor de
bieten gebruikt men C-zaad en de resultaten van het
genetisch eenkiemige zaad wil men wel eens een jaar
aanzien, bij anderen dan. Zo denkt men ook over de
maisteelt. Wij op ónze beurt vinden het gelukkig dat
anderen wèl doorzetten wat de maisteelt betreft, het*
geen blijkt uit de oprichting van maiskernen op Wal*
cheren en Zuid-Beveland. Dat vindt de heer Koeman
ook. Wie weet? Men moet het een een paar jaar aan*
zien bij goed en slecht weer.
W. G.
Ir. J. C. FRIEDERICH
Consulent Handelsgewassen
P.A.W. Wageningen
NU het voorjaar zich blijkbaar laat komt aan
dienen, zal de vlasteler straks weer voor de
moeilijke keus staan tussen een verantwoord zaai-
klaar maken van het zaaibed of wat later zaaien.
Vezelvlas stelt nu eenmaal zeer hoge eisen aan
een zorgvuldig klaargemaakt zaaibed, wat alleen
mogelijk is, indien men de grond eerst behoorlijk
laat opdr ogen, alvorens men met enige bewerking
begint. Bij de voorjaarsbewerking moet men stre
ven naar een laag van 3 a 4 cm losse grond met een
vaste ondergrond. Begint men te vroeg, dan wordt
alleen de bovenlaag van de droge ploegsnedekop
weggehaald en de dalen hiermede opgevuld.
Voor de voorjaarsgrondbewerking komen een
eombinatiewerktuig (eg met verkruimelrollen),
een niet te zware zigzag-kromtandeg en een tan-
densleep in aanmerking. Met de eerste kan men in
de richting van de ploegvoor de grond opentrekken
om daarna in de dwarsrichting met een verzwaarde
sleepeg en een onkruideg het zaaibed gelijk te trek
ken. Afhankelijk van het feit of de ploegvoor na de
winter los ligt, kan men door tweemaal bewerking
met een tandensleep en daarachter een duizend-
pooteg ook een goed zaaibed verkrijgen. De grond
soort speelt hierbij uiteraard ook een rol. Ter voor
koming van trekkersporen verdient het aanbeve
ling bepaalde bewerkingen te combineren bijv. door
achter de trekker een eg plus een kunstmestschotel-
strooier te koppelen. Bij het kunstmeststrooien
dient vooral op een gelijkmatige verdeling te wor
den gelet, waaraan in de praktijk nog wel eens wat
ontbreekt.
Doel van alle voorjaarsbewerkingen moet zijn 'n
vlak liggend fijn verkruimeld zaaibed te verkrijgen,,
dat niet dieper dan gelijkmatig 3a 4 cm los ligt»
aangezien anders het zaad te diep wegvalt en on
gelijkmatig opkomt.
Uit de zaaitijdenproeven is naar voren gekomen
dat een zaaitijd in de eerste helft april nog geen
grote kans op opbrengstderving geeft. Zodra men
echter in de 2e helft van april of begin mei valt,
dan neemt de kans op opbrengstderving sterk toe,
terwijl ook het vezelgehalte doorgaans te wensen
overlaat. Wil men dus kwaliteitsvlas telen, dan kan
men dus beter nog even wachten met het klaar
maken van het zaaibed en moet een overhaaste en
te vroege voorjaarsgrondbewerking bepaald wor
den afgeraden.
(Vervolg van pag. 7.)
NIEUWE MIDDELEN
De bijdragen over nieuwe middelen hebben voor
een deel betrekking op het door Stauffer in U.S.A.
ontwikkelde middel cycloat. In Amerika is dit pro-
dukt reeds 4 jaar in gebruik. In 1968 en 1969 is het
ook in Frankrijk uitvoerig getoetst. Cycloat is een
middel dat voor het zaaien ingewerkt moet worden.
Het heeft een werking tegen éénjarige grassen en
tegen enkele breedbladige onkruiden. Het werkings
spectrum is echter zodanig dat daarnaast steeds een
ander herbicide noodzakelijk is. Cycloat is daarom
vooral ook onderzocht in combinaties met andere
bodemherbiciden, o.a. lenacil en pyrazon. Uit nader
onderzoek zal moeten blijken in welk opzicht cycloat
voor de bieteteelt aantrekkelijker is dan de nu veelal
voor de grassenbestrijding gebruikte Avadex, TCA en
IPC.
Het nieuwe Japanse middel TFP is eveneens een
grassendoder. Dit middel kan echter zowel voor als
na-opkomst worden toegepast. Vooral duist en straat
gras worden goed bestreden, maar ook voor de
kweekbestrijding heeft dit middel perspectief.
De werking van het middel is afhankelijk van de
grondsoort. Op zware grond moet een hogere dose
ring worden genomen. Zware regenval na de toepas
sing blijkt minder gunstig te zijn, zodat een voorop
komst-toepassing bij vroege zaai minder gewenst ge
acht wordt. De combinatie van Betanal en TFP na op
komst van de bieten lijkt bijzonder interessant, vooral
ook omdat Betanal niet in staat is de grassen te
doden.
Fischer (BASF) maakt melding van nieuwe midde
len uit de groep van de Pyradizones. Het draait daar
bij vooral ook om middelen die met succes na op
komst in de bieten kunnen worden toegepast. Hier
wordt kennelijk gezocht naar een goede tegenhanger
van de Betanal, en dan uiteraard met nawerking. Wel
ke betekenis deze middelen verder zullen krijgen valt
nog moeilijk te voorspellen.
Dit geldt eveneens voor de Betanalanalogen van
Schering, waarover Laufersweiler melding maakt. Een
enkel lastig onkruid wordt soms beter bestreden met
de nieuw ontwikkelde produkten, dan met Betanal,
maar de selectiviteit neemt doorgaans eveneens af.