7 bodemherft?c!3en fn 1967 Tn Yeeï gevallen een onv* doende bestrijding. Om een maximaal effect van bo demherbiciden te kunnen bereiken dient de teler veel zorg te besteden aan een goede voorbereiding van een voldoende vochtig zaaibed. INWERKEN VAN BODEMHERBICIDEN De werking van bodemherbiciden is in sterke mate afhankelijk van de grond en van de vochtigheidstoe stand van de grond. Het is de vraag in hoeverre de bedrijfszekerheid van de middelen door inwerken kan worden verbeterd. Verschillende onderzoekers hebben hier aandacht aan besteed. Bray uit Engeland, die hierover geduren de 3 jaren (19651967) proeven heeft genomen, houdt hierover een lezing. Het onderzoek werd uitgevoerd met pyrazon en lenacil. Gebleken is, dat de werking van lenacil door inwerken verbeterd werd. Pyrazon werkte onder droge omstandigheden ook wat beter na inwerken in de bodem. Bij voldoende vocht was de werking daarentegen wat minder goed dan bij nor male toepassing. Bij late zaai, wat meestal gepaard gaat met drogere grond, was inwerken duidelijk beter. Dit was eveneens het geval bij inwerken van lenacil op veenachtige grond. Dit werd onderzocht door Ramrod e.a. uit Engeland. Een normale bespuiting met lenacil had geen enkel effect, terwijl inwerken bestrijding gaf. Wordt normaliter de selectiviteit van lenacil door inwerken nadelig beïnvloed op de veen- tot een diepte van 5 cm een uitstekende onkruid achtige gronden gaf dit middel ook bij inwerken geen schade. NA-OPKOMST BESPUITINGEN Van verschillende zijden wordt erop gewezen, dat een teleurstellend resultaat van de bodemherbiciden veelal kan worden gecorrigeerd door een na-opkomst behandeling met phenmedipham (Betanal). Combina tie van Betanal en barban (Caryne) bleek in proeven van Griffiths uit Engeland een goede bestrijding van wilde haver te kunnen geven. Wilde haver in bieten kan normaliter het beste bestreden worden door voor het zaaien Avadex te spuiten en direct in te werken. Een bespuiting van barban (Caryne) alleen over reeds gekiemde wilde haver geeft in bieten steeds een -w*- voldoende bestrijding. Door menging met Betanal werd niet alleen een beter effect op de wilde haver verkregen, maar werden ook veelknopigen (varkens gras, perzikkruid), die vooral wanneer ze iets groter zijn minder gevoelig zijn voor Betanal, beter bestre den. Dit laatste vooral is een zeer interessant aspect van deze combinatie. Het opent wellicht de mogelijkheid om een eventuele na-opkomstbespuiting wat uit te stellen, waardoor op het moment van de behandeling meer veelknopigen zijn gekiemd. Nader onderzoek in deze richting is noodzakelijk. In Oostenrijk, waar ongeveer tweederde van het bieteareaal in meer of mindere mate met wilde haver is bezet (D. Czech) werd de wilde haver eveneens bevredigend bestreden met Betaanal alleen mits met weinig water en met een hoge druk werd gespoten. Deze bijdragen over de wilde haverbestrijding in bie ten zullen ongetwijfeld stimulerend werken op het wilde haveronderzoek, omdat dit onkruid in veel lan den nog steeds een probleem vormt. Onderzoekers uit verschillende landen hebben na- opkomst in bieten gespoten met combinaties van Be tanal of pyrazon en emulgeerbare, niet phytotoxische oliën. Het meest werd gewerkt met Sun Oil II-E. De resultaten waren wisselend. Soms werd door de toe voeging van Sun Oil een betere bestrijding van be paalde onkruiden verkregen, terwijl de selectiviteit t.o.v. de bieten niet of nauwelijks nadelig werd be ïnvloed. Onder extreme weersomstandigheden trad schade op bij de combinatie Betanal Sun Oil. Om de werkelijke betekenis van deze combinatie vast te kunnen stellen zal nog meer onderzoek plaats moeten hebben. WEL OF NIET HAKKEN? De biet is van ouds een gewas waarin veel geschof feld en gehakt wordt. „De suiker moet in de bieten worden gehakt" is een gezegde dat veel boeren nog bekend in de oren klinkt. Hoe zit het wanneer we over enige tijd een handwerkloze bieteteelt hebben? Welke invloed heeft het hakken als cultuurmaatregel op de opbrengst en de kwaliteit van de suikerbieten, vooropgesteld dat het onkruid volledig chemisch wordt bestreden? Dit is een vraag die in een bijdrage van Jorritsma aan de orde wordt gesteld. In een groot aantal proeven die door het I.R.S. op verschillende grondsoorten gedurende 3 jaren werden aangelegd had bewerken geen invloed op de opbrengst en de kwaliteit van suikerbieten. RIJENBESPUITING In vergelijking met andere landen wordt in ons land maar zeer weinig rijenbespuiting toegepast'. Of rijen- bespuiting of volveldsbehandeling wordt toegepast, hangt in sterke mate af van de toepassingstechiek die het eerst in het betreffende land ingang heeft gevon den. Wanneer men eenmaal een rijenspuit heeft aan geschaft, zal men hier veelal mee blijven werken. Dit geldt niet alleen voor de toepassing bij het zaaien, ook Betanal na opkomst wordt, als men geschikte ap paratuur heeft, soms als bandbehandeling aangewend. Hoewel rijenbespuiting in veel landen nog steeds volop in de belangstelling staat, komt de laatste tijd de volleveldsbehandeling steeds meer naar voren, vooral ook omdat het zaaien door de combinatie met een rijenspuit eerder stagneert (Martens, België).. Z AAP- Ef? VOHJUEB1E' IVM De meeste bijdragen op dit congres hebben betrek king op suikerbieten. In enkele lezingen wordt inge gaan op de onkruidbestrijding in zaadbieten, omdat ook voor deze teelt het gebruik van herbiciden steeds belangrijker wordt. Pyrazon al of niet in combinatie met IPC (Nederland) of Avadex (Frankrijk) is in Europa het meest gebruikte middel. In de U.S.A. waar 14.000 hectare zaadbieten worden verbouwd, wordt veelal gewerkt met cycloat en endothal/IPC. De onkruidbestrijding in voederbieten is volgens stryckers en Van Himme gecompliceerder dan die in suikerbieten. Daarbij speelt niet alleen de grondsoort een rol maar ook het veelal later zaaien van voeder bieten is nadelig voor een goede werking van bodem herbiciden. De concurrentiekracht van de voederbiet is minder, terwijl de gevoeligheid van herbiciden groter is. Er blijkt een duidelijk verschil in gevoeligheid tussen de verschillende rassen te bestaan. Vooral Duitsland en Frankrijk (meer dan 500.000 ha) hebben nog steeds een zeer belangrijk areaal voe derbieten. Of deze teelt zich in de toekomst zal kun nen handhaven, zal mede afhangen van het feit of ook deze teelt volledig gemechaniseerd zal kunnen wor den. De invoering van éénkiemig zaad, gecombineerd met een goede chemische onkruidbestrijding, schept de mogelijkheid de voorjaarsverzorging met een mini mum aan handwerk uit te voeren. Pyrazon is ook bij voederbieten het meest gebruikte middel, hoewel de bedrijfszekerheid niet zodanig is, dat handwerk niet meer nodig is. In combinatie met een toepassing van Betanal na opkomst lijken de mogelijkheden voor een handwerkloze voederbieteteelt echter gunstig. MENGING VAN HERBICIDEN, INSEKTICIDEN EN VLOEIBARE MESTSTOFFEN Omdat het werkingsspectrum van de afzonderlijke middelen vaak niet groot genoeg is, worden bij de onkruidbestrijding in suikerbieten soms mengsels van twee middelen toegepast. Dit levert in het algemeen niet meer problemen op dan het gebruik van de middelen afzonderlijk. Nu de gewasbescherming bij precisiezaai en zaai op eindafstand steeds belangrijker wordt, komt er ook belangstelling voor gecombineerde toepassing van herbiciden en insekticiden. Menging van deze midde len voor het zaaien is denkbaar, vooral wanneer de noodzaak bestaat het onkruidbestrijdingsmiddel na de toepassing in te werken. Zowel Martens (België) als Sullivan (U.S.A.) besteden in hun bijdrage hier aan dacht aan. In de U.S.A. speelt tevens de toediening van meststoffen bij het zaaien een rol. In hoeverre zijn al deze behandelingen zonder schade voor de biet te combineren? Dit zal nog nader bekeken moeten worden. Door hoge zoutconcentraties wordt de selectiviteit van herbiciden nadelig beïnvloed. De behoefte óm insekticiden en Betanal na opkomst te mengen is vaak eveneens aanwezig. Ook menging van vloeibare meststoffen en phenmedipham kan van belang zijn. Blijkens een korte bijdrage van Schering, Duitsland wordt de selectiviteit van Betanal door bij menging van emulgeerbare insekticiden en geringe hoeveelheden spore-elementen, zoals Borium en Man gaan, niet nadelig beïnvloed. BETANALBESCHADIGING BIJ EXTREEM WARM WEER Het na-opkomstmiddel Betanal, dat inmiddels twee jaar op vrij grote schaal in de praktijk wordt toege past, blijkt onder normale omstandigheden een grote mate van selectiviteit te bezitten. In de meeste landen, waar dit middel wordt toegepast, is tot nu toe geen of geen noemenswaardige beschadiging van het biete gewas geconstateerd, mits de bespuiting niet zeer kort na opkomst wordt uitgevoerd (Brummer), wat in sommige gevallen nodig kan zijn in verband met de gevoeligheid van de voorkomende onkruidsoorten. In enkele landen, met name West-Duitsland, België, Frankrijk en Oostenrijk gaf Betanal in 1969 een du:- delijke beschadiging van de bieten. Bij nader onder zoek bleek, dat de bespuiting had plaats gehad in de periode van 1013 mei. Vooral behandelingen op 12 mei gaven vrijwel steeds aanleiding tot zware schade Deze periode was gekenmerkt door zonnig weer en hoge temperaturen. In België (Martens e.a.) werd waargenomen, dat spuiten in de avond minder riskant was dan 's mor gens vroeg of midden op de dag. Schering, Duitsland (Arndt e.a.) heeft in een aantal proeven nagegaan welke invloed de temperatuur en de lichtintensiteit had op de selectiviteit van Betanal. Daarbij zijn een aantal interessante gegevens naar voren gekomen, die de toepassing van Betanal onder extreme weersomstandigheden veiliger kunnen maken. In de proeven bleek namelijk, dat een hoge tempera tuur alleen geen schade aan de bieten tot gevolg had. Wel trad schade op wanneer een hoge temperatuur tijdens het spuiten samenging met een hoge lichtin tensiteit. In de praktijk blijkt de plotselinge weersverande ring begin mei mede van invloed geweest te zijn op het optreden van schade. Na de relatief natte en kou de periode eind april begin mei waren de bieten on voldoende aangepast aan het plotseling optredende warme weer. Overigens bleek de menging van Beta nal en lenacil minder schade te geven dan een bespui ting met Betanal alleen. Menging van Betanal met Sun Oil II-E gaf daarentegen meer schade. Om schade door Betanal zoveel mogelijk te voor- jeomen, Tertfierft n«t aairoeYeung ploïSéïïfigC weersomslag niet direct te spuiten, maar zo mogelijk te wachten tot de planten zich bij de weersverande ring hebben aangepast. Bij hoge temperaturen em zonnig weer verdient het verder aanbeveling 's avond# te spuiten. GEVOELIGHEID INGEHULD ZAAD Depeyre en Sement uit Frankrijk hebben in oem kasproef nagegaan of ingehuld bietezaad ook gevo©- liger was voor schade door bepaalde herbiciden. In. hun onderzoek werden pyrazon en IPC betrokken, middelen die ook in ons land op grote schaal gebruikt worden. Verschillen in gevoeligheid tussen naaktzaad en ingehuld zaad werden niet geconstateerd. Nade*- onderzoek lijkt echter wel gewenst, omdat in ons land in 1969 veel IPC schade werd geconstateerd bij inge* huid bietezaad van een bepaalde herkomst. In hoe verre het in Nederland geconstateerde verschil aan de kwaliteit van het zaaizaad kan worden toegeschre ven is niet bekend. INTERACTIE VAN DE MIDDELEN In proeven en ook in de praktijk wordt soms waar genomen dat door gebruik van een bepaald herbicide sommige onkruiden niet worden bestreden, maar dat deze daarna wel gevoeliger worden voor een bespui ting met een ander middel. Zo bleek in onderzoek van Olson en Appleby uit Oregon {U.S.A.) dat door een bespuiting met het graa senmiddel cycloat voor het zaaien van de bieten ver schillende breedbladige onkruiden gevoeliger werden voor een bespuiting met Betanal na opkomst. Iets soortgelijks werd in 1969 waargenomen op proefvelden van het I.R.S., waar na een bespuiting met TCA ter bestrijding van grassen eveneens ver schillende onkruiden gevoeliger werden voor Betanal. Deze aspecten zijn vooral interessant, wanneer de gevoeligheid van de bieten voor de na-opkomstmidde len niet groter wordt. Verder onderzoek in deze richting biedt zeker per spectief. Wellicht zal het bij bepaalde combinatie» mogelijk zijn de hoeveelheid Betanal te verlagen. RESIDUEN VAN PYRAZON IN GEWAS EN GROND In verband met de gevaren van bestrijdingsmidde len voor de gezondheid van mens en dier en de in vloed van de middelen op het milieu wordt door over heid en industrie veel aandacht besteed aan residuen van middelen in gewas en grond. Daarbij wordt niet alleen de oorspronkelijke stof gevolgd, maar ook de afbraakprodukten (metaboliten) moeten worden be keken. Van pyrozan zijn twee metaboliten bekend. Dresher (BASF, Duitsland) heeft pyrazon en zijn metaboliten nauwkeurig gevolgd in de plant, ook ge durende verwerkingsproces in de fabriek. In gezuiver de suiker blijkt geen pyrazon of afbraakprodukten van pyrazon aangetoond te kunnen worden. In de melasse is één van de metaboliten (B) nog wel aan toonbaar, maar in zo'n geringe mate, dat het hygië nisch en toxicologisch ongevaarlijk geacht wordt. De directe giftigheid van het metabolit is namelijk bij zonder gering. Ook op het I.R.S. in Bergen op Zoom (Van Duuren en Rietberg) besteedt men de laatste jaren in toenemende mate aandacht aan de invloed van bestrijdingsmiddelen op de kwaliteit en de ver werkbaarheid van de biet in het fabricageproces. Dresher (BASF) heeft eveneens een uitvoerig on derzoek ingesteld naar de afbraak van pyrazon in de grond. Pyrazon wordt in de grond door bacteriën afgebroken. De afbraak van het middel begint onge veer 3 weken na de bespuiting. Na 67 weken is de meeste Pyrazon reeds afgebroken. Ongeveer 20 we ken na de bespuiting is het middel onder praktijkom standigheden niet meer aantoonbaar in de grond aan wezig. Wanneer 67 weken na de eerste bespuiting opnieuw een normale dosering pyrazon wordt gege ven blijkt deze na 3 weken in de grond niet meer aangetoond te kunnen worden. Een volgende dosering op deze reeds twee maal bespoten grond is na onge veer 10 dagen afgebroken. Wel blijkt één afbraakpro- dukt (metabolit B) in de grond voor te komen, die duidelijk persistenter is dan pyrazon. De afbraak van dit produkt in de grond vormt nog een punt van ver der onderzoek. VERSCHUIVINGEN IN DE AKKERFLORA Veranderingen in de teelttechniek, gepaard gaande met een sterke toename van chemische onkruidbe strijdingsmiddelen in verschillende landbouwgewas sen, heeft een verandering in de onkruidflora op de akkers tengevolge. Veel waarnemingen zijn hierover tot nu toe niet gedaan. Exacte gegevens worden op dit congres verstrekt door Bachthalêr en Dancau uit Duitsland en Cohen uit Israël. Daarnaast zijn er diverse korte bijdragen over onkruidproblemen, die de laatste jaren in de bieteteelt een steeds belangrijker rol gaan spelen. Genoemd moeten worden: 1. een toename van grasachtige onkruiden, vooral ook door de komst van herbiciden in diverse an dere gewassen. 2. meer problemen t.a.v. wortelonkruiden nu steeds minder in het gewas wordt gewerkt. 3. opslag van aardappelen, plaatselijk van granen en zelfs wilde bieten. (Zie verder paz. 8)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 7