Problemen van
hedendaagse bietenteelt
Diverse aspecten van de
chemische onkruidbestrijding
in bietencongres Rotterdam
op 12 en 13 maart 1970
6
p)E boer van vandaag heeft het tegelijk moei-
lijk en gemakkelijk. De moeilijkheid is dat
hij te weinig gewassen tot zijn beschikking heeft
om uit te kiezen en daar staat tegenover het ge
mak van de mechanisatie van het werk. Gemak
kelijk heeft hij het ook wat betreft de bestrijding
van belangrijke onkruiden, maar het wordt hem
weer moeilijk gemaakt doordat sommige hardnek
kige onkruiden juist de kans van hun leven krijgen.
We zijn nu wel heel trots op de bestrijdingsmid
delen, die de grote massa van de hinderlijke on
kruiden opruimen, maar daardoor krijgen grasach-
tigen zoals kweek en wortelonkruiden zo
als klein hoefblad de gelegenheid om zich eens
extra stevig in een akker te vestigen. Ook bij de
huidige stand van de chemische wetenschap is
daarvoor bij verschillende gewassen nog geen af
doend antwoord verkregen, maar er wordt hard
aan gewerkt.
Het congres inzake de bestrijding van onkrui
den in suikerbieten dat op 12 en 13 maart in Rotter
dam werd gehouden mag men beschouwen als een
soort inventarisatie van de middelen die op dit
moment ter beschikking staan en van de proble
men die nog om een oplossing vragen. Kenmer
kend was hoe tijdens de discussies bleek welk een
invloed het klimaat heeft op de keuze van de be
strijdingsmiddelen en op het moment van aanwen
ding.
In Noord-Amerika bijvoorbeeld, waar men een
vaste-landsklimaat heeft en waar het zwaartepunt
van de bietenteelt ligt in de regenarme gebieden,
gebruikt men heel andere middelen dan die welke
de laatste tien jaar in West- en Centraal Europa
een zo fantastische zegetocht hebben gemaakt.
LI ET is niet overdreven te zeggen dat met de
1 komst van Pyramin en later van Betanal een
nieuw tijdperk in de Europese bietenteelt is ge
opend, althans in de hoog ontwikkelde gebieden,
want dankzij die stoffen heeft ook de mechanisatie
van het veldwerk zijn grote vlucht kunnen nemen.
Uit alle desbetrerfende rapporten bleek dat de
werking van bestrijdingsmiddelen die hun invloed
rechtstreeks op de grond uitoefenen in sterke mate
afhankelijk is van de vochtigheid van de grond tij
dens en kort na het spuiten. In het droge voorjaar
1967 bleken bij proeven in Engeland slechts 40%
van de zaadonkruiden te kunnen worden vernietigd
tegenover 80 tot 95 in het veel vochtiger voor
jaar van respectievelijk 1968 en 1969. De Neder
landse ervaringen gaven hetzelfde beeld te zien.
Hierin ligt een aanwijzing voor de praktijk dat de
bietenteler zoveel mogelijk zorg moet besteden aan
het behoud van een vochtig zaaibed.
De volgende vraag is of de werking van de mid
delen kan worden verbeterd door deze niet op de
grond aan te brengen, maar ze onder te werken.
Daarbij zijn uiteenlopende ervaringen opgedaan.
Het waren wederom Engelse proeven die aantoon
den dat de werking van lenacil door het inwerken
werd verbeterd. Dit was met name ook het geval
op veenachtige grond. Pyramin vertoont die karak
tertrek ook wel maar vooral onder droge omstan
digheden. Is daarentegen de vochtigheid van de
grond aan de hoge kant dan was de werking van
de ingewerkte Pyramin iets minder dan bij normale
toepassing.
BESPUITING NA OPKOMST
CEN behandeling met Betanal heeft in vele ge-
vallen, zo werd gerapporteerd, een teleur
stellende werking van bodemherbiciden weer kun
nen corrigeren. Een combinatie van Betanal en Ca-
ryne leverde in Engeland goed resultaat bij de
bestrijding van wilde haver. Ook varkensgras en
perzikkruid bleken door een dergelijk mengsel veel
gevoeliger te worden.
Dat mengsel was vooral ook goed als de ge
noemde onkruidsoorten reeds wat groter waren.
Interessant is ook de combinatie van Betanal of
Pyramin met bepaalde oliesoorten. Het meest werd
gewerkt met Sun Oil ll-E. Dit opent wellicht nieuwe
perspectieven, al waren de resultaten tot nu toe
wisselend.
Onder abnormale weersomstandigheden kan de
combinatie van Betanal en olie zelfs schade ver
oorzaken.
WEL OF NIET HAKKEN
TEN belangwekkende bijdrage kwam van de
hand van Ir. J. J. Jorritsma, die bijzonder
veel aandacht heeft besteed aan de vraag of het
hakken en schoffelen van bieten nog wel enige
zin heeft als het onkruid chemisch wordt vernie
tigd. In het algemeen wordt deze vraag in de laat
ste jaren ontkennend beantwoord, want het is ge
bleken dat door het openhouden van de grond meer
schade wordt toegebracht aan de standdichtheid
van de bieten, dan wordt goedgemaakt door de
veronderstelde betere beluchting. Daarbij heeft de
heer Jorritsma de indruk gekregen, dat bieten
waarin niet werd gehakt, bij het rooien een iets
hogere tarra vertonen. Er blijft dan blijkbaar meer
grond aan de bieten hangen en dit zou veroor
zaakt kunnen worden juist door een ongehinderde
ontwikkeling van het wortelstelsel.
RIJENBESPUITING
DIJ de bespuiting van bieten wordt in ons land
in het algemeen een volleveldsbespuiting toe
gepast. In andere landen daarentegen wordt aan
rijenbespuiting in vele gevallen de voorkeur ge
geven. Het zal duidelijk zijn dat bij een rijenbespui
ting een zekere mat van onkruidontwikkelLng
tussen de rijen zal plaats vinden en dat heeft men
tot nu toe in Nederland gezien als een argument
voor de volleveldsbespuiting.
Men wordt nu echter ook met een andere com
plicatie van de chemische onkruidbestrijding ge
confronteerd n.l. dat een totale en radicale vernie
tiging van alle onkruidpanten tot gevolg heeft dat
de insecten zich nu in massa op de bietenplantjes
gaan werpen. Heeft men nog een zeker onkruid-
bestand, dan kunnen de springstaarten en andere
„gezellige" bewoners van de bietenvelden daarop
naar hartelust hun vraatzuchtige neigingen botvie
ren. Extra maatregeler over de gewasbescherming
zijn nu vaak nodig.
OPEN VRAGEN
UET is bijna vanzelfsprekend dat ook hiervoor
weer bestrijdingsmiddelen worden aange
wend. Duidelijk kwam op dit congres naar voren
dat wij nog weinig weten over de invloed die al
deze middelen en ook meststoffen op elkander uit
oefenen, met name wat betreft de reactie van de
bietenplant.
Vandaar dat men meer en meer gaat denken aan
iets dat wij zouden kunnen noemen het totale „ver
zorgingsprogramma" van het gewas. Zo'n program
ma moet dan rekening houden met de verschiilen-
dè goede en kwade kanten waarmee op verschil
lende tijdstippen gedurende het groeiseizoen reke
ning valt te houden en met de invloed die achter
eenvolgens of gelijktijdig toegepaste bestrijdings
middelen op elkander kunnen hebben. De nadruk
werd er dan ook op gelegd dat het niet voldoende
is elk bestrijdingsmiddel afzonderlijk op zijn wer
king te onderzoeken maar dat men de onderlinge
samenhang van die uiteenlopende werkingen nooit
uit het oog mag verliezen.
ONDER CONTROLE
HET spreekt vanzelf dat bij dit werk evenmin
uit het oog mag worden verloren dat de ge
hele landbouw ten dienste van de mens wordt be
oefend en dat dus geen enkel middel toelaatbaar
is dat de gezondheid van de verbruikers zou kun
nen schaden.
Ir. J. W. Wellen, Directeur-Generaal van de land
bouw, die het congres opende, legde er nog eens
de nadruk op dat de Nederlandse overheid mid
dels een speciale Bestrijdingsmiddelenwet daartoe
de nodige garanties schept.
De snelle vordering van de chemische industrie
zal ons stellig in de komende jaren telkens weer
van nieuwe stoffen voorzien en daarbij blijft het
de taak van congressen als deze zowel de landbouw
wetenschap als de landbouwpraktijk volledig op
de hoogte te houden van wat zich afspeelt. Terecht
kon dan ook de directeur van het Instituut voor
Rationele Suikerproduktie, Ir. H. Rietberg, die het
congres voorzat, in zijn slotwoord gewagen van
het nut van dit congres en van de noodzaak om
deze serie van internationale wetenschappelijke
ontmoetingen voort te zetten.
De belangstelling voor de selectieve onkruidbestrij
ding is in diverse teeltgebieden van bieten nogal ver
schillend, zoals blijkt uit de bijdragen van Durgeat,
Sullivan en Fiedler. In West-Europa en ook in Noord-
Amerika is vooral door de sterke stijging van de ar
beidslonen en een te kort aan arbeidskrachten in de
landbouw de interesse voor de toepassing van selec
tieve herbiciden bijzonder groot. In de landen rond
de Middellandse Zee (Israël vormt hierop een uitzon
dering) en in de Oosteuropese landen is de noodzaak
om op chemische middelen over te gaan minder groot.
Hier is nog voldoende mankracht beschikbaar om het
onkruid op de traditionele manier te verwijderen.
Bovendien is de bedrijfszekerheid van de middelen
onder de daar heersende teelt-, grond- en klimaats
omstandigheden doorgaans minder groot. In Europa
wordt voor de bestrijding van breedbladige zaadon
kruiden pyrazon veruit het meest gebruikt. Daarnaast
blijkt vooral Betanal na opkomst aantrekkelijk te zijn.
Voor de bestrijding van grasachtige onkruiden, die
noch door pyrazon noch door Betanal worden bestre
den, wordt meestal Avadex gebruikt.
Uiteraard hebben ook andere herbiciden bij bieten
een bepaalde betekenis, zoals TCA en IPC. Interes
sante cijfers over de betekenis van de chemische on
kruidbestrijding in de Europese bieteteelt worden ver
meld in de bijdrage van Behrendt en Sipos (BASF).
Vermeld wordt dat in 1969 in België, West-Duitsiand,
Nederland, Zwitserland, Denemarken, Frankrijk en
Zweden meer dan 90 van het bieteareaal met
chemische middelen is behandeld. In Polen, Hongarije,
Italië en de Sowjet-Unie ligt dit percentage beneden
de 10
In bepaalde delen van Noord-Amerika wordt voor
al de combinatie pyrazon TCA gebruikt, terwijl in
andere streken de bij ons niet gebruikte middelen
cycloat en EPTC van betekenis zijn. Sullivan geeft
aan dat naar schatting 6070 van het Amerikaanse
bieteareaal in 1969 tenminste één maal met een her
bicide is behandeld.
WERKING BODEMHERBICIDEN
BIJ DROOGTE SLECHT
De werking van bodemherbiciden is in sterke mate
afhankelijk van de vochtigheidstoestand van de grond
bij en kort na het spuiten. In het droge voorjaar van
1967 werd in proeven in Engeland (Eddowes) maar
40 van de zaadonkruiden bestreden, tegenover
8095 onder meer gunstige omstandigheden in
1968 en 1969. Deze gegevens sluiten goed aan bij de
Nederlandse ervaringen. Ook in ons land gaven óe