Eenvoudige
weekend-
voedering
3 plus voor graszaadteelt
bij Van der Have
GOEDE RASSEN e'
HOGE
GARANTIEPRIJZEN
DESKUNDIGE
TEELTBEGELEIDING
UW GRASZAADTEELT
HEEFT RESULTAAT
ALS VAN DER HAVE
ER ACHTER STAAT
D. J. VAN DER HAVE n.v.
21
r\E voederproeven, die op de proefboerdenj
„De Waag" worden genomen, hebben ai
meerdere jaren in het teken gestaan van de ar
beidsbesparing. Vanaf 1963 tot 1966 is het onder
werp geweest: éénmaal per dag voeren. Dit be
grip houdt in dat 's morgens het ruwvoerrantsoen
voor het gehele etmaal wordt verstrekt en 's avonds
het krachtvoer. Uit de proeven in deze jaren is
gebleken, dat dit systeem van voeren zonder be
zwaar kan worden toegepast.
In de jaren 19661969 is aandacht geschonken
aan een vereenvoudiging van de voedering tijdens
het weekend, waarin het melken en verzorgen van
het vee veelal met een minimum aan personeel
moet plaats vinden. Vooral op het gemengde be
drijf wordt een sterk gevarieerd ruwvoerrantsoen
verstrekt, dat mogelijkheden tot vereenvoudiging
biedt.
De vraag deed zich daarbij voor wat de gevol
gen zijn van de vervanging van het normale geva
rieerde rantsoen door een enkelvoudig rantsoen
gedurende twee achtereenvolgende dagen per
week. Vervanging van dit gevarieerde ruwvoerrant
soen door één soort ruwvoer betekent veelal een
belangrijke arbeidsbesparing bij het voeren. Op
„De Waag" werd een arbeidsbesparing verkregen
van 25%.
Uit de resultaten van deze proeven is gebleken
dat een systeem van eenvoudige weekendvoede-
ring, zoals hier toegepast, perspectieven biedt. Het
is uit een oogpunt van arbeidsbesparing in vele
gevallen (afhankelijk van de bedrijfssituatie) aan
trekkelijk. Als het „weekendvoer" van goede kwa
liteit is, zijn ten aanzien van de produktie de risico's
beperkt. Bij een goede opname van het „weekend-
voer" is het verstrekken van extra krachtvoer zelfs
niet noodzakelijkl
IN het verslag „Eenvoudige Week-endvoedering"
wordt gerapporteerd over deze proeven. Alle
zijn genomen met twee gelijkwaardige groepen van
13 melkkoeien, die in het begin van de laktatie
verkeerden. De hoofdperiode van acht weken werd
steeds voorafgegaan door een voorperiode en ge
volgd door een naperiode van vier weken. In elke
groep waren 3 vaarzen opgenomen.
In de winter 1966/'67 werd nagegaan, wat het
effekt is van een vervanging van het gevarieerde
ruwvoerrantsoen door enkt. nooi gedurende twee
dagen per week. Het gevarieerde rantsoen bestond
uit hooi, voordroogkuil, bietekoppenkuil en voeder
bieten. De geringere Z.W. opname van de proef-
groep gedurende deze twee dagen werd gekompen-
seerd door een hogere krachtvoergift. In de volgen
de winter is deze proef herhaald. Het normale rant
soen bestond dit jaar uit hooi, voordroogkuil, voer-
aaraappeien en droge pulp.
De laatste winter 1968/'69 was de proefopzet
weer dezelfde, met dien verstande dat de kompen-
satie voor de geringere opname van de proefgroep
niet werd toegepast. Het gevarieerde ruwvoerrant
soen was deze winter samengesteld uit hooi, voor
droogkuil en bietekoppenkuil.
Van vier of vijf etmalen werd de produktie per
dier geregistreerd en de resultaten van de proe
ven wiskundig verwerkt. In geen van de proeven
is enig verschil in konditie en levend gewicht vast
gesteld tussen proefgroep en kontrolegroep. De
hooiopname van de proefgroep tijdens de proef-
dagen lag op een hoog peil van 1116 kg per dier
per dag (uitgezonderd de vaarzen). De meikproduk-
tie werd nauwelijks beïnvloed; in twee proeven was
er geen betrouwbaar verschil tussen de produktie
van de groepen; in een andere proef was de pro
duktie van de proefgroep belangrijk hoger. Het
vetgehalte was bij twee proeven betrouwbaar lager
bij de proefgroep. In de andere proef werd geen
betrouwbaar verschil tussen de groepen gevonden.
In deze laatste proef werd tijdens de proefdagen
geen extra krachtvoer ter kompensatie verstrekt.
De opbrengst in vetgrammen per dag vertoonde in
twee proeven geen betrouwbare verschillen tussen
de groepen. Bij een proef was de vetopbrengst van
de proefgroep lager dan die van de kontrolegroep.
Het eiwitgehalte was in twee proeven gelijk en
in één proef betrouwbaar lager in de proefgroep.
Door de wisseling van het rantsoen van de proef
groep trad er een dagelijkse variatie in de produktie
op. Deze variatie was niet bij alle proeven van de
zelfde aard.
DE PROEVEN AFZONDERLIJK SAMENGEVAT
1966/'67
Tijdens de hoofdperiode werd het normale ge
varieerde ruwvoerrantsoen bij de proefgreop ge
durende twee dagen per week vervangen door hooi:
De ds en vre-opname bleef hierbij vrijwel gelijk.
De lagere ZW opname werd gekompenseerd door
extra krachtvoer, waardoor het proefrantsoen in
totaal een aanmerkelijk overschot aan vre had.
De gemiddelde opbrengst van de proefgroep lag
wat melkproduktie betreft betrouwbaar hoger en
wat vetgehalte betreft, betrouwbaar lager dan die
van de kontrolegroep. De vetopbrengst bij beide
groepen was vrijwel gelijk. Bij een gelijk eiwit
gehalte van de groepen was de eiwitopbrengst van
de proefgroep belangrijk hoger.
Waarschijnlijk veroorzaakt door de wijziging van
het rantsoen deed zich in de dagelijkse produktie
van de proefgroep enige schommeling voor. De ver
schillen hadden gedurende de hoofdperiode niet
steeds dezelfde tendens.
1967 /'68
De droge stofopname uit ruwvoer was bij het
proefrantsoen dat uit hooi bestond, hoger dan bij
het normale rantsoen, dat was samengesteld uit
hooi voordroogkuil, voeraardappelen en pulp. Om
de ZW van de rantsoen gelijk te houden moest
echter ongeveer 1150 gr ZW in de vorm van extra
krachtvoer aan het proefrantsoen toegevoegd wor
den.
De proefgroep had dezelfde melkproduktie als
de kontrolegroep, het vetgehalte was echter met
0,12 belangrijk lager, waardoor ook de vetgram-
menproduktie betrouwbaar lager was bij de proef
groep. Ook het eiwitgehalte was bij de proefgroep
betrouwbaar lager dan bij de kontrolegroep. De
produktie van de proefgroep bleek aan schommelin
gen onderhevig. De melkgift werd verlaagd tijdens
de twee dagen van eenvoudige voedering, in de
twee dagen erna was de melkgift hoger dan die
van de proefgroep. Het vetgehalte was vooral lager
tijdens de dagen waarin het proefrantsoen werd
gevoerd.
1968/'69
Het normale rantsoen, dat uit hooi, voordroog
kuil en suikerbietenkoppenkuil bestond werd bij
de proefgroep tijdens het „weekend" vervangen
door hooi. De krachtvoergift bleef ongewijzigd. De
voederwaarde van het proefrantsoen lag beneden
de norm en wel 925 gzw en 103 gvre.
In oroduktie var melk, vet en eiwit zijn geen
significante verschillen gevonden tussen de groe
pen. Ook de konditie en het gewicht van de groepen
vertoonden geen verschillen. De dagproduktie van
de proefgroep gaf gedurende de proefperiode een
schommeling te zien. Bij gebruik van een goede
kwaliteit hooi lijkt het niet nodig om tijdens de
weekendvoedering extra krachtvoer te verschaf
fen.
Het onderzoek door de „Stichting Proef boerde
rijen IJsselmeerpolders" te Emmeloord is ook deze
jaren verricht onder auspiciën van het Veevoeder
bureau voor IJsselmeerpolders. Zeer gewaardeerde
medewerking werd verleend door het Instituut
voor Veevoedingsonderzoek te Hoorn, het Centraal
Veevoederbureau in Nederland en de Coöperatieve
Zuivelindustrie NOVAC te Munnikeburen. Belang
stellenden die van het volledige rapport willen ken
nisnemen kunnen dit aanvragen Lange Nering
6874, Emmeloord.
KAPELLE
Telefoon
01 t 02 - 14 41