Biologische afbraak van gier of mest wordt dure zaak 17 zlm De ontwikkeling van de Nederlandse rundvee-, varkens- en pluimveehouderij sinds de oorlog is niet zonder vallen en opstaan verlopen. Er zijn nog al wat „uitvindingen" geweest, die hemelhoog ge prezen, in de praktijk toegepasten daarna resoluut verworpen werden omdat ze niet deugden. Voorbeelden zijn: de open en gesloten loopstal len met potstalsysteem, het ruiteren van hooi, het geven van kleine dagrantsoenen in de weidetijd, sommige inkuilsystemen, het fokken met dure stie ren zonder dat de vererving tevoren gecontroleerd was, het gebruik van te lange en te ho.og liggen de melkleidingen, sommige manieren om de mas titis te bestrijden en het slechts eenmaal melken tijdens de weekeinden. Het is goed dat „geschie denis van de landbouw" geen populair onderwijs- vak meer is. Een kritische schrijver zou in een handboekje gerust vele bladzijden in diapositief kunnen laten zetten. Het zouden dan immers zwar te bladzijden kunnen zijn. Men is thans bezig er weer een aan toe te voegen. HET MESTVRAAGSTUK IS NIET ONOPLOSBAAR IEDERE schryver over het mestvraagstuk in de dierlijke veredeling begint met een geschied kundig overzicht: de concentratie en specialisatie. Een bedrijf met weinig grond en veel dieren heeft mest over. Die mest is (op sommige giersoorten na) een kostelijk goed, maar de aanwending is der mate kostbaar dat men het hele zaakje liever in sloot, vaart of rivier zou pompen. Gelukkig werd al gauw duidelijk dat dit nit kan doorgaan (al ge beurt het hier en daar nog!). Het oppervlaktewa ter in vele streken zou één stinkende, open gier put worden. Men zou zeggen, dat elke werkwijze om mest rendabel aan te wenden dan terdege wordt onder zocht. Op de tweede plaats zou elk middel aange grepen moeten worden ter voorkoming van een mestvraagstuk. Geen van beide is het geval. Wij geven daarvan weer enkele voorbeelden. Het drogen van pluimveemest begint aarzelend ingang te vinden. De investeringen en de droog- kosten zijn hoog, maar het produkt is als „kunst mest met organische stof" aan te duiden. Berekent men de gehalten aan N, P, K, Ca, Mg, sporenele menten en organische stof, dan is het produkt be slist niet duur. Helaas blijkt op deze basis (en dat is toch de enig goede) nauwelijks afzet te vinden te zijn. Misschien wordt aan de handel in kunst mest méér verdiend? Tweede voorbeeld: de ruilverkavelingen. Men zou denken dat de ruilverkavelaars er alles aan gele gen was om bedrijven met dierlijke veredeling in hun midden te krijgen. Deze hebben immers aan 12 ha genoeg, kunnen dus veel grond afstoten en hun mest ontstaat in een kring van bedrijven, die hem graag willen kopen. Men ziet echter dat het financieren van veredelingsbedrijven op ruil verkavelingsbasis praktisch onmogelijk is. En zelfs nog veel erger: handige ruilverkavelaars verplaat sen de boerderijen maar verkopen de oude gebou wen, met alleen een erf er omheen. Daar vestigen zich dan graag bijv. de varkensmesters, want na opknappen van woonhuis en stal zijn ze klaar. Dat dachten zij. Doordat de grond verdwenen is, zitten zij met een mestvraagstuk dat straks onoplosbaar dreigt te worden. SCEPTICTANKS IIVERIGE onderzoekers togen een paar jaar ge- U leden naar Amerika, met in hun achterhoofd de gedachte, dat wat zich ginds voordoet, hier bin nen 10 jaar ook volgt. Men mag zich gelukkig prij zen dat die gedachte onjuist is! In elk geval zag men daar de lagoons: reusachtige vijvers waar men mest in pompt. Die mest wordt daarin inderdaad biologisch afgebroken want het grote wateropper vlak neemt zuurstof op, de watertemperatuur is hoog en zelfs zijn er algen die zuurstof afgeven. Het stonk er wel afschuwelijk, maar via beluch- ters meende men dat te kunnen voorkómen. Aan deze gedachte danken wij de uitvinding der pas- veer- of oxydatiesloten. Dat men deze ondingen, alsmede de silo's met puntbeluchters in ons land aanbeveelt is al erg genoeg, want ze stinken alle maal. Erger is, dat men ze nu in serie gaat maken en aan de veehouders verkopen. Wat Amerika kan moeten wij immers ook kunnen. Op het eerste gezicht lijkt de zaak gezond. Het zijn reusachtige secptictanks en bij sommige rio leringssystemen heeft men inderdaad wel sceptic- tanks die goed werken. Dat komt dan doordat hij regelmatig gevoed wordt door afvalwater met een voldoend hoge temperatuur. Ieder weet (of kan weten) dat de temperatuur van ons grond- en leidingwater gedurende 67 maanden van het jaar beneden de 10 graden komt, veelal zelfs nóg veel lager. Dat betekent, dat ge durende die tijd géén bacteriële omzettingen van betekenis gebeuren. Van oxydatie via mikro-or- ganismen kan dan ook geen sprake zijn. MECHANISCH IN werkelijkheid is de zaak nog veel droeviger dan wij hier voorstellen. Want een puntbe- luchter of beluchtingsborstel slaat buitenlucht in de gier. Dat wil dus zeggen dat deze vloeistof in een mum van tijd de temperatuur van de buiten lucht heeft aangenomen. En die is van oktober tot en met april veelal zó dat de bacteriën er echt niet geestdriftig van worden, om over vriezend weer maar niet te praten. Wat is nu het gevolg De beluchters slaan lucht in de gier (zuurstof heet dat, met een kleine vergissing) en zij slaan er gassen uit: ammoniak, methaan, koolzuur enz. Nu zal het de boer een biet zijn of zijn gier biologisch dan wel mechanisch afgebroken wordt, als hij het spul maar kwijt is. Hij raakt echter alleen wat gassen kwijt en de stank moet hij voor lief nemen. Thans verschijnen er uitgebreide studies met ta bellen over de investeringen en de kosten per kip, per mestvarken, per mestkalf enz. Eén kostenpost vermelden deze studies echter niet. En dat is de post reinigingsrecht. De Wet Verontreiniging Op pervlaktewateren gaat uit van de regel „Wie vuil water loost, betaalt". Dat is de enige manier om geleidelijk uit de st.inkboel te komen zonder in dustrieën en mesterijen lam te leggen. B. O. D. rLNU, binnenkort wordt het water dat men loost onderzocht op B.O.D. Dat is de graad die aangeeft hoeveel zuurstof nodig is om de or ganische stof te verbranden die in het geloosde water zit. Het Instituut voor Landbouwbedrijfsge bouwen te Wageningen zegt optimistisch: B.O.D. 5 is het biochemische zuurstofverbruik in 5 dagen. Helaas is het dat niet: het is de zuurstof die men nodig heeft om alles te verbranden. Gaat men nu de afgetapte en geloosde stoffen na, óók het weg vloei water (de effluent) van puntbe luchters, pasveersloten enz. dan blijken de gehal ten altijd aanzienlijk boven de norm te liggen. Ze zijn er zelfs een veelvoud van. En dit betekent dat elke gebruiker van zo'n dure installatie straks be halve de stank óók de rekening gepresenteerd krijgt van het waterschap. Vermoedelijk zal dit het ein de zijn van de desbetreffende installatie (of van het betrokken bedrijf) en dat is dan de nieuwe zwarte bladzijde waarover wij het in het begin hadden. HEFFING OP MATE VAN VERONTREINIGING HET is doodjammer, maar het kan niet anders. Wij roepen echt geen hoera over de nieuwe regeling, want zij zal vele agrariërs grote lasten bezorgen. De kwestie is alleen maar dat het niet anders meer kan. Men duldt het niet meer dat in dustrieën (en daartoe behoren ook bedrijven met dierlijke veredeling in feite) ongestraft oppervlak tewater vuil maken. Voorlopig bestaat de straf slechts in een bepaalde heffing al naar de hoeveel heid vuil die men loost. Men kan dan immers zoe ken naar betere oplossingen. Naast drogen van mest is een goede oplossing: mest uitrijden over de grond die hem zo hard no dig heeft. Dat is niet altijd mogelijk, maar wij moeten trachten te zorgen dat het steeds méér mo gelijk wordt. Tekenend daarvoor een berichte dat wij onlange lazen in het V.P.Z. orgaan. Daarin werd vermeld dat bijv. het mestdroogproject in Bruinisse tot nu toe niet van de grond kon ko men. Dit project waarbij 200.000 legkippen zouden worden betrokken is organisatorisch geheel rond, maar de afzet van gedroogde mest staat op te losse schroeven. Dit project, dat volgens de H.I.D. voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen, moeten wij om deze redenen laten rusten, aldus de V.P.Z.! De verontreiniging van oppervlaktewater door o.m. kippen-, varkens- of kalverfokke- rijen (en ook kampeerterreinen) staat in de belangstelling. Onlangs publiceerden wij een nota van de Zeeuwss Polder- en Water- schapsbond aan de Gewestelijke Raad voor Zeeland waarin gewezen werd op de ver schillende problemen die hiermee verband houden. Dat deze problemen groot zijn blijkt ook weer uit bijgaande bijdrage. Wie vuil water loost, zal moeten betalen!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 17