Campings op erf van boerderijen? Op grond hiervan zou te denken zijn aan een canon fan 2V2 van de koopprijs van de grond. Het landbouwschap is van mening", dat de onder de pun ten 4 en 5 gevraagde belastingfaciliteiten min of meer ©pwegen tegen de verhoging van de afdracht aan de fiscus als gevolg van de omzetting van hypotheek- Jeningen in transacties met een Grondbank. Een rendement van 2V2 zal niet aantrekkelijk genoeg zijn voor de aandeelhouders De overheid zal derhalve een minimumdividend (gedacht wordt aan 4 garanderen (zie voorwaarden 2 en 3). Het Land bouwschap meent, dat er voor de overheid alle aan leiding is aan de oprichting van een Grondbank mee te werken. De structurele taak van een Grondbank zal er als volgt uitzien: 1. In de aanvangsfase (experimentele stadium) zullen de aktiviteiten van een Grondbank zich moeten beperken tot het verlichten van financieringspro blemen voor de genoemde drie kategorieën van agrarische ondernemers. Daarbij zullen eisen ge steld moeten worden aan de levensvatbaarheid c.q. het potentiële rendement van de te financieren ondernemingen. Een en ander kan gebeuren op basis van een bedrijfsplan, waarbij een pragmati sche benadering de voorkeur verdient, teneinde de potentiële levensvatbaarheid van de betreffen de agrarische onderneming vast te stellen. X In een tweede fase zou een Grondbank betrokken kunnen worden bij de aankoop van landbouw gronden die vrijkomen bij beëindiging van land bouwbedrijven om deze gronden weer te verpach ten aan levensvatbare bedrijven. Wanneer bijvoorbeeld andere EEG-landen zouden besluiten grondbanken op te richten (grondbanken worden ook al in het plan-Mansholt genoemd) zouden deze een functie kunnen gaan vervullen bij de har monisatie van het in de EEG te voeren steunbeleid. Ze zouden verder kunnen worden ingeschakeld als interventieorgaan bij het uit de produktie nemen van landbouwgronden. BESTEMMINGSPLANNEN LANDELIJK GEBIED Besloten werd dat het Bestuur zich in een brief zal richten tot de minister van Volkshuisvesting: en Ruim telijke Ordening over de bestemmingsplannen voor het landelijke gebied, in het bijzonder voorzover deze verband houden met de omschakeling van de mel dingsplicht naar het bestemmingsplan. In het bijzon der heeft men bezwaar tegen de model-bepalingen van de door de minister ingestelde Beraadsgroep '70, die in het najaar van 1969 zijn gepubliceerd. Deze model-bepalineen bevatten te gedetailléerde regelin gen omtrent het gebruik van de grond in gebieden van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarde en kunnen de bedrijfsvoering van de boereqi en tuinders in de" bewuste gebieden ernstig belemme ren. Zij treden tevens op het terrein van de Natuur* beschermingswet. Na diepgaand beraad is het Land bouwschap tot de conclusie gekomen dat de model bepalingen op verschillende punten in strijd zijn met de Wet op de ruimtelijke ordening, de desbetreffend© jurisprudentie van de Kroon en de bedoelingen van de wetgever, zoals die tot uiting zijn gekomen bij de behandeling van de Natuurbeschermingswet. WIJZIGING HEFFINGSVERORDENING POOTAARDAPPELEN |TEN ontwerp-wijziging van de Heffingsverorde* n'ng pootaardappelen zal gepubliceerd worden in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. De wij-* ziging houdt o.m. in, dat de vergoeding voor een aan* maning wordt yerhoogd van twee tot drie gulden. Deze verhoging is ook voor de algemene heffing vast* gelegd. Verder is de bepaling, die het dagelijks be* stuur van het Landbouwschap machtigt bij oogstder* ving ontheffing te verlenen, redactioneel enigszins gewijzigd. Thans stemt zij beter met het doel overeen. Ten slotte wordt bepaald dat 75,van de areaal* heffing wordt terugbetaald indien het Stopa-overschot van één ras per ha niet groter is dan 2000 kg. DIENSTVERLENING AAN RECREATIE EN TOERISME J_JET toekomstige landbouwbedrijf, dat voldoet aan de moderne eisen, zal niet in alle streken eenzelfde aanzien hebben. Het is niet uitgesloten dat de landbouwondernemer in sommige gevallen ook buiten de landbouw werkzaam zal zijn. Maat schappelijk en ook economisch gezien, zouden als neven- en aanvullende beroepen vooral in aanmer king komen werkzaamheden met een zelfstandig karakter, samenhangend met het landbouwbedrijf van de betrokkene. Recreatie, in de zin van de ex ploitatie van recreatiebedrijven bij of op het land bouwbedrijf, zal in dit verband een geschikte vorm kunnen zijn. Deze vorm van gedeeltelijke afvloeiing heeft uiteraard beperkingen. De mogelijkheden voor re creatiebedrijven zijn beperkt tot bepaalde gebie den, terwijl de persoonlijke eigenschappen van de agrariër hierbij ook een rol spelen. Een ontwikke ling in de richting van recreatie als nevenberoep zal evenwel niet beperkt moeten worden door pla nologische maatregelen. ALDUS één der conclusies uit een Landbouw schapsnota- over „Vermindering der E.E.G.- Landbouwproduktie bij de bron" die in de onlangs gehouden bestuursvergadering behandeld werd. Daarin worden een aantal maatregelen onder de loep genomen in het kader van een eventuele pro- duktiebeperking van de landbouw door grondont- trekking. Op zich is hetgeen bepleit wordt geheel juist. Planologisch wordt de land- en tuinbouw in de recreatiesector vele beperkingen opgelegd! ONDER de kop „Campings op erf van Boerde rijen" in „De Stem" van 6 maart j.l. schrijft een verslaggever echter het volgende: „Boeren moeten hun bedrijf gemakkelijk tot kampeerterrein kunnen ombouwen. Dit is de mening van het landbouwschap neergelegd in een nota over de toekomstmogelijkheden van de Neder landse boer. Het schap dringt er bij de overheid op aan, een ontwikkeling in deze richting niet af te remmen. Mocht zij welwillend op dit rapport reageren, dan zullen de kampeerbedrijven in ons gehele land als paddestoelen uit de grond schieten: op de nu marginale landbouwgronden in de nabijheid van de bossen, op de vette Westbrabantse klei en vooral op de Zeeuwse eilanden, waar een chronisch tekort aan kampeerterreinen ontstaat. Tot op de dag van vandaag kunnen boeren, die overschakelen op recreatie, slechts in enkele gebie den vrij hun gang gaan. Althans: zij ondervinden daar geen hinder van overheden, die de daden drang met planologische ideeën ophouden of zelfs torpederen. De nieuwe nota van het Landbouwschap kan voor elke boer van belang zijn. Voor de bietenbouwer, die op uitstekende landbouwgrond werkt, en ook voor de landbouwer, die op slechte grond is aan gewezen. Met dit pleidooi dient het schap zoals uit het rapport blijkt veler belang: het streven van E.E.G.-functionarissen om de chronische over- produktie te bestrijden, de nationale overheid in haar pogingen boeren en consumenten tevreden te stemmen. De boeren krijgen een uitwijkmogelijk heid, die hun hang naar een zelfstandig bestaan waardig is. En de kampeerder tenslotte zal de laat ste zijn, die een dergelijk plan tegenwerkt. Volgens VVV- en ANWB-functionarissen hangt zo'n wet al lang in de lucht. Men wil namelijk ein delijk eens orde op zaken stellen. In de trant van: niet meer dan een x-aantal kampeerders per hec tare. En per hectare oolf een ruime voorziening bij voorbeeld voor sanitair Een dergelijke wet maakt het onmogelijk om er „mensenpakhuizen" ->p na te houden, zoals die op de kruispunten der recreatie geleidelijk zijn ontstaan. De heer Verdouw, secretaris van de Nederlandse Kampeerraad, heeft geen bezwaar tegen uitbreiding van het aantal kampplaatsen: „Iedereen is vrij om een dergelijk bedrijf te beginnen, zij het met toe stemming van de plaatselijke overheid". De heer Verdouw waarschuwt echter voor een ongelimiteerde uitbreiding van de capaciteit. Lan delijk gezien is er voldoende tent- en caravanruim te. In overbezette centra kan men nog wel een kampeer weit je gebruiken." 7IET het er, als in het planologisch beleid ten aanzien van campings in de agrarische sector als nevenbedrijf een wijziging ten goede zou komen, zoveel hoopgevender en rooskleuriger uit? Ook dan. zijn er nog „problemen die opgelost moeten wor den. Met „zo'n wet" zal de wet hygiëne kampeer plaatsen bedoeld worden, die bereids in 2e en le kamer aangenomen is. Het wachten is nu op eeii Algemene Maatregel van Bestuur waarin de voor schriften worden gegeven omtrent het aantal kam peerplaatsen per ha en de minimumeisen betref fende de sanitaire en andere voorzieningen, waar aan op een camping tenminste voldaan zêl moeten worden! De gedachten gaan uit naar ca. 50 kam peerplaatsen per ha. Bij een gemiddelde gezins grootte van 4 personen per gezin zou dit voor de sanitaire voorzieningen neerkomen op 8 toiletten, 10 wasplaatsen, 4 voetenwasplaatsen en 2 douches per ha. Daarnaast zal o.m. ook de afvoer van huis houdelijk en ander afvalwater nader geregeld wor den en zal de zuivering daarvan vóór de lozing een. belangrijk punt zijn. Wij hebben daar al meer over geschreven. Het is dus bepaald niet zo dat, mocht de gemeentelijke en provinciale overheid planolo gisch een wat soepeler beleid t.a.v. kampeerterrei nen op agrarische bedrijven gaan voeren, een iéder die zich daartoe aangetrokken voelt, dan een kam peerterrein kan beginnen. Hij zal ook_het no. ïge moeten investeren in toiletgebouwen enz. daar an ders geen kampeerterreinvergunning wordt, afge geven. En deze vergunningen worden elk jaar op nieuw uitgegeven, zodat als de sanitaire of overige voorzieningen later niet (meer) aan de gestelde eisen blijken te voldoen, deze niet meer verstrekt zullen worden. De belangstelling van agrarische zijde om op kleine en eenvoudige schaal met een kampeerterrein te beginnen is er beslist. Vooral in de omgeving van de kust. Met de bereidheid om het nodige te inves teren loopt het wel los. De planologische belemme ringen steken dan echter een spaak in het wiel. Hopelijk zal door hetgeen het Landbouwschap hier over in de nota opmerkt, hierin een wending ten goede komen! „Als paddestoelen uit de grond schie ten" zien we de kampeerterreinen echter niet! BL

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 25