Langs de melkweg (VIII) DE MELKVORMING Techniche ontwikkeling geeft mogelijkheden J. H. LANTINGA Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij Goes Het opgenomen voeder wordt in het lichaam ont leed (verteerd). Het onverteerbare deel verlaat via het darmkanaal het lichaam en het verteerbare deel wordt in het bloed opgenomen en vervoerd naar alle delen van het lichaam, waar het dient voor levensonderhoud en groei. Bij de melkkoe dient een deel voor het vor men van melk. De aanvoer van het bloed met de voe dingsstoffen en zuurstof vindt plaats door vertakkln- 'gen van de grote lichaams-slagader. De uierslagaders vertakken zich uiteindelijk als haarvaatjes over de melkblaasjes, waar bestanddelen uit het bloed worden afgegeven aan de melkcellen in de melkblaasjes. Melk wordt in de uier gevormd uit voedingsstoffen die met het bloed worden aangevoerd. Het bloed, dat voe dingsstoffen heeft afgegeven verzamelt zich weer voor een deel in grotere adertjes en wordt deels in wendig langs de onderste holle ader en deels via de uitwendige zichtbare meikaderen afgevoerd. Dikke en sterk kronkelende meikaderen wijzen op melkrijkheid. Voor het vormen van 1 liter melk moet ongeveer 400 liter bloed door de uier stromen. Een koe heeft ongeveer 40 liter bloed. De melkvorming is een door lopend proces gedurende de gehele melkperiode. Willen we de productie die het dier in de gegeven omstandigheden In staat is te produceren, zo hoog mogelijk handhaven, dan is nodig dat 2 keer per dag op geregelde tijden door middel van melken de span ning op de uier wordt weggenomen. Door de melkvorming die steeds doorgaat, vullen de melkcellen zich weer geleidelijk en voeren op hun tijd de melk af door de kanaaltjes naar de melkboe zem. Bij een pas gemolken koe is de druk van de melk in de uier gering. De hoeveelheid melk die per uur wordt gevormd is dan het grootst en neemt, naarmate de melktijd nadert, geleidelijk iets af. Hierdoor is het te verklaren dat 3 keer per dag melken een hogere productie oplevert. De druk in de uier wordt een keer meer weggenomen. Driemaal daags melken is echter arbeidsintensiever en dus niet doelmatig. Melken op vaste tijden per dag beïnvloedt de melkvorming gun- st:g. DE MELKAFGIFTE De melkvorming en de melkafgifte zijn twee af zonderlijke, geheel op zichzelf staande processen. Het „laten vallen" of het „toeschieten" van de melk be rust op een hormoonwerking die opgewekt worden door zenuwprikkels. In de natuurstaat sluit het zo gende kalf zijn warme en vochtige lippen om de tepel en maakt een zuigende beweging. Het moederdier krijgt hierdoor een complex van prikkels die via de zenuwbanen worden overgebracht naar de hersenen. Door invloed van deze prikkels wordt in het hersen- aanhangsel, de hypofyse, een hormoon, de oxytocine in de bloedbaan gestort. Door de bloedbaan komt het bloed met de oxytocine in de uier. Deze oxytocine heeft het vermogen om de spiertjes, die over de melk blaasjes lopen te doen samentrekken. De melk wordt nu uit de melkblaasjes door de kanaaltjes naar de melkboezem en tepels geperst. Dit noemt men het toeschieten van de melk.. MELKEN IS NABOOTSEN VAN DE NATUUR Bij het melken worden deze prikkels nagebootst. Door de uier met een doek te wrijven passen we een behandeling toe die het toeschieten van de melk be vordert. Ook tijdens het melken is er massage van de spenen. Bij handmelken wordt immers het uitdrukken van de spenen onderbroken. De werking van de melk machine berust op vacuum (luchtverdunning) en wordt de melk uit de spenen gezogen. Dit zuigen wordt regelmatig onderbroken (pulsaties) en de speen die tijdens de zuigslag iets is uitgezet, weer in zijn normale vorm komt. Deze wisselingen geven zowel bij hand- als machinaal melken prikkels. In feite komt, het machinaal melken veel meer met de natuur over een dan handmelken. Immers, het kalf en de melk machine zuigen; terwijl bij handmelken de melk uit de speen wordt geperst. De werking van oxytocine neemt tijdens het melke* geleidelijk af; ook de duur is beperkt. Uitwendige om standigheden zijn mede bepalend voor de hoeveelheid en activiteit van de oxytocine. Slecht weer, onrust en minder goede behandeling hebben een remmende in vloed. Wanneer de oxytocine is uitgewerkt worden de melkblaasjes niet meer samengetrokken en is de druk verdwenen. Uitgezonderd de „losse" melk die nog in de melkboezem aanwezig is of uit de kanaaltjes toevloeit, kunnen we de melk niet meer uit de ijier krijgen. Het is daarom van veel belang de koe op eea voor het dier aangename manier in een korte tijd te melken. Koeien die regelmatig en krachtig worden gemolken geven de melk doorgaans vollediger. RESTMELK Normaal blijft er in de uier een hoeveelheid melk achter die niet direct te winnen is. Deze die alleen kunstmatig door inspuiten met oxytocine kan wor den verwijderd, wordt restmelk genoemd. Bij goed melken (aangename omstandigheden van de koe) is die hoeveelheid restmelk het geringst. Gemiddeld is dit ongeveer 10 van het melkmaal, waarbij het in het begin van de melkperiode «hoger is en afneemt met het verloop naar de droogstand. Deze restmelk mag niet worden verward met de losse melk (namelk), die na het melken nog uit de uier te halen is. Bij onrust, schrik of pijn tijdens het melken „trekt" de koe de melk op. Door deze verontrusting ontstaat een prikkel die eveneens geleidt door de zenuwbanen naar de bijnieren voert. Deze klier scheidt hierdoor andrenaline af in het bloed. Deze andrenaline maakt de werking van de oxytocine ongedaan en het samen trekken van de melkblaasjes wordt weggenomen. Dit heeft tot gevolg dat de druk op de melk in de uier ophoudt en het winnen niet meer mogelijk is. Na enige tijd komt de melk weer toeschieten doch in ver gelijking met normaal is de druk minder en de melk- gift geringer. Het verschil is in de uier als restmelk gebleven. Voor het volledig winnen van het melkmaal is rust en regelmaat bij het melken veréist. Een goed werkende melkmachine is nodig en het aansluiten en afnemen moet op het juiste tijdstip beginnen. Bij voortdurend onvolledig melken wordt de hoe veelheid restmelk groter en loopt de dagproductie terug. Bij het naderen van de droogstand neemt deze teruggang toe. Ook de kans op uier- en dus melkaf- wijkingen wordt groter. Goed melken is een voor waarde voor het op peil houden van de dagproductie en het behouden van een goede uiergezondheid. Vervolg van pag. 19) Ir. Koks, Consulent van de Rundveehouderij en de Akkerbouw te Eindhoven constateerde een zeer sterfte ontwikkeling op de landbouwbedrijven in de Peel in de laatste jaren. Dit geldt voor de ver- edetingsproduktie maar niet minder voor de melk veehouderij. Van mei 1968 tot mei 1969, dus in één jaar tijd nam het percentage bedrijven met 15 en meer melkkoeien toe van 26 tot 43 Een melk veestape! van 15 20 stuks, naast een flink aan tal varkens of pluimvee, gold tot nu toe als een behoorlijke eenheid. Het is zeer te betwijfelen of dit voor de toekomst ook nog opgaat Door verdergaande technische ontwikkelingen wijzigt de situatie zich zodanig dat het tot de moge lijkheden gaat behoren op het gezinsbedrijf 40 a 50 melkkoeien te houden. Vele veehouders met 15 20 melkkoeien vragen zich momenteel dan ook af of een verdere uitbreiding van de melkveestapel op hun bedrijf mogelijk en ook verantwoord is, of dat het wellicht verstandiger Ts de melkveestapef af te stoten. LIGBOXENSTAL HEEFT VOORDELEN Momenteel zijn in dit Consulentschap 185 lig- boxenstallen voor melkvee in gebruik, waarvan 50 in het Peelgebied. De ontwikkeling van dit staltype heeft geleid tot andere melkmethoden ge durende de stalperiode, waardoor aanzienlijke arbeidsbesparing en arbeidsverlichting wordt be reikt. De ligboxenstal bevordert de gezondheids toestand van de dieren door de grotere bewegings vrijheid. Speenbetrappen komt niet meer dan tij dens de weideperiode. Wel komen in ligboxenstal- len nogal wat klauwgebreken voor, maar het is nog niet duidelijk of het bij dit staltype erger is dan bij grupstallen. Ter vergelijking kan bij nieuwbouw, maar ook in bestaande stallen een voetbad worden aangebracht voor een ontsmet tingsmiddel. De bouwkosten van ligboxenstallen liggen dui delijk beneden die van grupstallen. Toch lopen deze nog uiteen van 700 tot 3000 gulden per koe, hetgeen bij nieuwbouw voor 40 melkkoeien een verschil in investering geeft van 40.000 tot 120.000 gulden. Veel hangt hierbij af van de mate waarin men versobering betracht door onnodige voorzie ningen en te dure materialen achterwege te laten. Het valt moeilijk te voorspellen hoe de stal voor de toekomst eruit zal zien, maar het is wel haast zeker dat dit een staltype zal zijn waarbij de die ren los lopen. MELKTANK IN OPMARS Bij de melkwinning gaat de ontwikkeling heel duidelijk naar de koeltank. Dit zal van grote in vloed zijn op het aantal melkkoeien per bedrijf omdat de investeringen voor de tank met de bij behorende melkleiding en verdere voorzieningen, voor kleinere aantallen dieren niet rendabel zijn. De investeringen belopen n.l. al gauw een bedrag van 20.000 gulden. De ontvangst van melk in bus sen zal nog slechts een beoerkt aantal jaren mo gelijk zijn. Weliswaar zullen kleinere bedrijven een koeltank kunnen huren tegen een zekere ver goeding, zodat ze de investering zelf niet hoeven te doen, maar dit gaat van de opbrenestprijs van de melk af zodat ze in het nadeel zijn t.o.v. de grotere bedrijven die zelf een tank kopen. MOGELIJKHEDEN VOOR UITBREIDING AANTAL MELKKOEIEN PER BEDRIJF VERSCHILLEND Gezien vorengenoemde ontwikkelingen bestaat de verwachting dat veel kleinere bedrijven bin nen afzienbare tijd de melkveehouderij zullen be ëindigen, zodat het aantal bedrijven met melkvee sterk afnemen. Voor hen die de melkveehouderij willen handhaven bestaan meerdere mogelijk heden voor vergroting van het aantal dieren. Ver groten van de bedrijfsoppervlakte door aankoop van grond is één mogelijkheid. Het zal van de ver dere bedrijfsomstandigheden afhangen of dit een verstandige zaak is. Verhoging van de veebezet ting per ha is voor verschillende bedrijven even eens een mogelijkheid. Gemiddeld worden 1.5 melkkoe jongvee per ha grasland gehouden. Een aantal bedrijven houdt echter reeds 2 of meer melkkoeien f jongvee per ha grasland en de re sultaten per koe zijn hier doorgaans niet slechter. Wel moet het graslandgebruik en de stikstofbe mesting dan worden aangepast. Ook afstoten van jongvee kan een goede mogelijkheid zijn ter ver groting van het aantal-melkkoeien, De verzorging van het jongvee vraagt veel tijd en aandacht. Men kan dit jongvee laten opfokken op bedrijven die zich speciaal met opfok van jongvee voor an deren bezig houden. De melkveehouder kan dan meer melkkoeien houden, b.v. op een bedrijf van 15 ha grasland kan de melkveestapel van 25 tot 35 st. toenemen, indien men het jongvee elders laat opfokken. Het bedrijfsinkomen zal daarbij met 5000 gulden per jaar kunnen toenemen. GOEDE PRQDUKTIE IS VOORWAARDE VOOR RENTABILITEIT Naast de noodzakelijke omvang van de melk veestapel blijft de kwaliteit en de produktiviteit van belang voor een goed bedrijfsresultaat. Een gemiddelde jaarproduktie van 4000 kg per koe is wel een minimum voor de rentabiliteit. Een goe de produktie kan worden verkregen door goede voeding en voederwinning, gezondheidszorg en selectie. Hulpmiddelen daarbij zijn o.a. melkcon- trole, rantsoenberekening, stierenkeuze en boek houding. Men moet weten wat er op het bedrijf omgaat om tijdig maatregelen te kunnen nemen als het nodig is bij te sturen in het bedrijfsbeleid. Een deelboek houding voor de rundveehouderij is hiervoor het geëigende middel en kost niet veel n:l. ongeveer 20 gulden per jaar.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 21