Langs de melkweg 'PHYTOSOL (VIII) DE OORSPRONG VAN MELK Mesten van varkens in individuele boxen B» de koe bevindt zich de uier aan de beneden- achterzijde van het lichaam en zet zich voort tot de schaamstreek. Door middel van een ophang- band, die de uier in twee helften scheidt is zij beves tigd aan het bekken. Uitwendig kunnen we deze band waarnemen door de insnoeringen. Ook zijn er insnoe ringen aan de zijkanten dat wijst op een scheiding tussen het voorste en achterste deel. Een koe-uier be staat uit vier gedeelten, die bekend zijn als kwartie ren (kwart is Aan elk kwartier zit een speen, ook wel tepel genoemd. De kwartieren staan wat het melkklierweefsel betreft niet met elkaar in verbin ding. Dit is bekend omdat de hoeveelheid melk per kwartier meestal in meer of mindere mate verschil lend is. Ook kan één kwartier ontstoken zijn (melk met brokjes) terwijl de andere deze afwijking niet vertonen. Een melkrijke uier bevat in verhouding veel klierweefsel. Een dergelijke uier is zacht en soepel en laat zich zogenaamd wegmeiken. Na het melken is het uiervolume dan sterk verminderd. Komt daar entegen veel bind- en spierweefsel voor, dan wijst dit op minder melkrijkheid. Een dergelijke uier, een vlees uier, voelt stug aan en verliest bij het leegmelken weinig aan volume. Bestrijding van uievlieg is nu geen probleem meer. Voorkom een aantasting met het reeds alom bekende BAYER-produkt dat een uitstekende werking heeft tegen alle vormen van resistente uievlieg. PHYTOSOL-afdoende en voordelig! ®PHYTOSOL-Zaadbehandeling ®PHYTOSOL-Granulaat ®PHYTOSOL-Emulsie BAYER-AGROCHEMIE N.V. Arnhem De Wetstraat 10-12, tel. 085-453241 27 r Mi, rWt* - J. H. LAN TING A Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij Goes MELK is een afscheidingsprodukt van een sterk ontwikkelde huidklier (melkklier) van de vrouwelijke zoogdieren. Bij onze landbouwhuisdieren worden deze melkklieren meestal als uier aangeduid. Voor de geslachtsrijpheid zijn bij alle zoogdieren en ook bij de mens deze klieren weinig ontwikkeld. De geslachtsrijpheid komt tot stand door invloed van verschillende hormonen. Een hormoon is het afschei dingsprodukt van klieren dat in het lichaam blijft. Dit in tegenstelling van bijvoorbeeld zweet, een pro- dukt van zweetkliertjes, dat buiten het lichaam komt en dient o.a. voor afkoeling. Het progesteron en het follikelhormoon die in de eierstokken worden ge vormd en tijdens de drachtigheid aan het bloed wor den afgegeven, zijn de motors die aanzetten tot de groei en ontwikkeling van de melkklieren. Een ont wikkelde uier is evenwel nog niet in staat melk te produceren. Dit gebeurt niet voordat prolactine af gescheiden wordt door de achter de hersenen gelegen hypofyse. Dit hormoon wordt pas kort voor de geboor te van het jonge dier afgescheiden. opening. De sterkte van deze spier bepaalt of een koe licht of taai melkt. Bij een erg slappe kringspier laat de koe de melk lopen. Boven het tepelkanaal, dat slechts enkele centimeters lang is, zit de tepelholte die onder in de uier overgaat in de melkboezem of cysterne. Deze melkboezem moeten we oris ongeveer voorstellen als een spons met grote holten. In de melkboezem monden 10 k 12 melkgangetjes uit, die de melk aanvoeren. Deze melkboezem fun geert als een soort reservoir. De melkgangetjes ver takken zich meerdere keren overgaand in fijne ka naaltjes, die weer overgaan in nog kleinere buisjes die zich ook nog enkele malen vertakken. Op elk uiteinde van zo'n buisje zit een melkblaasje. Over deze blaasjes die als een druiventros gegroepeerd zit ten lopen haarvaten voor de aan- en afvoer van bloed. Een melkblaasje bestaat uit een wand die aan de bin nenkant bezet is met de melkcellen waarbinnen een kleine holte die In verbinding staat met een afvoe»» buisje. Over het blaasje lopen kleine spiertjes die voor het ledigen van de melk de blaasjes doen samentrek ken. BIJ ENIGE ANDERE ZOOGDIEREN functie van de uier is bij de verschillende dier, soorten gelijk, namelijk voor voeding van het jonge dier. De uitwendige bouw van de uier loopt bij de verschillende zoogdieren nogal uiteen. Bij onze landbouwhuisdieren als paard, schaap en geit is de plaats van de uier gelijk als bij de koe. Bij deze die ren bestaat de uier slechts uit twee gedeelten, die onjuist ook wel kwartieren worden genoemd. Bij de olifant zit de uier, die ook uit twee gedeelten bestaat, tussen de voorbenen. Het varken o.a. bezit 12 en 14 melkklieren, die in twee rijen aan de onderzijde van het lichaam zitten en strekken zich uit van tussen de voorbenen tot de schaamstreek. Deze melkklieren worden wel met melkheuvels aangeduid. Ook is er een grote verscheidenheid in de bouw van de spenen of tepels. Naast vorm en grootte is er verschil van het slotgat. Bij de koe, schaap en geit (herkauwers) heeft elke speen één opening; bij het paard zijn dit er twee en bij het varken zijn er zelfs drie openingen. Hier komen dus drie stralen melk uit één tepel. Bij de hond zijn de tepels bijkants doorzeefd met openingen. Bij de mens zijn de twee melkklieren op de borst geheel afzonderlijk geplaatst en hebben de afgeplatte tep°ls 5 k 7 openingen. Het aantal spenen en melkklieren alsmede de plaats aan het lichaam loopt bij de verschillende zoogdieren nogal uiteen. Er is hierbij een verband met het aantal geboren jongen per worp. Uit de' resultaten van de eerste vergelijkende proeven met mestvarkens in individuele boxen en in groepshuisvesting komt naar voren dat er een verschil in voederconversie ten gunste en een ver schil in dagelijkse groei ten nadele van de boxen is. De laatste 6 weken van de mestperiode is vooral de dagelijkse groei bjj de boxen sterk achtergeble ven. De vleeskwaliteit kan, doch behoeft geen nadelige invloed door de huisvesting van de dieren in boxen te ondergaan. Vooral voor warme perioden kunnen boxen met open wanden de voorkeur verdienen. Aldus enkele conclusies van ir. R. Koomans en J. A. M. Mertens van het Instituut voor Landbouw- bedrijfsgebouwen in de Mededeling no. 35 betref fende „De voorlopige uitkomsten van het mesten van varkens in individuele boxen". Daar in de prak tijk belangstelling voor deze mestmethode blijkt te bestaan, dit naar aanleiding van vrij gunstige re sultaten in de praktijk, heeft het S.L.B. in een twee tal proefobjecten e.e.a. nagegaan. Vergeleken wer den het mesten van varkens in individuele boxen met het mesten in een normale Deense stal. Er blij ven nog vele vraagpunten over, zodat de proeven wordên voortgezet. Boxen met open tussenafscheidingen Een van de vele melkbronnen, doch het betreft hier een goed gevormd uier dat kort na het melken gefotografeerd is. UIERWEEFSEL |^E voornaamste weefsels in een uier zijn melk klieren-, spier-, bind- en vetweefsel. Evenals overal door het lichaam zijn zenuwen en bloedvaten (adertjes) aanwezig. Het klierweefsel is het melkvor- mend weefsel; de melkblaasjes. In een uier van de koe zitten miljoenen van deze blaasjes. In elk melk blaasje zitten 700 k 800 melkcellen. In deze cellen wordt de melk gevormd uit voedingsstoffen die met het bloed worden aangevoerd. Tussen de zoog- of melktijden wordt de melk gevormd. DE UIER VAN DE KOE Onder in de speen loopt het tepelkanaaltje, dat aan de onderkant wordt afgesloten door een kringspier; het slot of slotgat en heeft bij de koe normaal één

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 27