TRIHIL de moderne biet.
Precisiezaad met hoge kiemkracht en eenkiemigheid.
Rassenonderzoek
spinazie
Zeer vroege teelt 1969
13
Rassenproeven hebben duidelijk aangetoond dat
Eerste Oogst (Rijk Zwaan) en Vroeg Scherpzaad
375 (Struik en Co.) de vroegste rassen zyn. Groene
Koningin (Gebr. Broersen) is iets later en tevens
van iets mindere kwaliteit. Deze rassen zyn alleen
goed voor de allervroegste aanvoer. Aldus één van
de conclusies uit Rapport No. 36 van bet Proef
station voor de Groenteteelt in de volle grond te
Alkmaar dat door J. de Kraker van het Proefsta
tion over het rassenonderzoek 1969 spinazie voor
zeer vroege teelt werd samengesteld. In de samen
vatting en conclusies van dit rapport wordt om.
vermeld dat zodra hogere eisen aan de kwaliteit
gesteld worden wat bij latere oogst het geval is
alleen de rassen of selecties met mooier, vooral
breder blad, geschikt zijn De vroegste rassen, die
deze eigenschappen bezitten zijn de wolfgevoelige
selecties Vroeg Scherpzaad (Gebr. v. d. Berg),
Breedblad Scherpzaad 385 (Struik en Co.) en Reu
zenblad Scherpzaad 414 (L.T.B.) als ook de meel-
dauwresistente rassen Bovri Rond (D. v. d. Ploeg),
Primo (L.T.B.), Glares Scherp (D. v. d. Ploeg) en
Subito (Rijk Zwaan).
De Breedblad Scherpzaad selecties (Rijk Zwaan
en v. d. Beukei) en Reuzenblad Scherpzaad (v. d.
Berg) zijn wel goed maar in verhouding tot'de
andere vrij laat. In de proef van vorig jaar lag dit
echter gunstiger vooral bij een iets latere teelt.
Wanneer de vroegheid niet zo'n belangrijke rol
speelt en het meer om spinazie gaat met uitgegroeid
blad dan komen vooral in aanmerking Peronex
(Enkh. Zaadh.), Vroeg Scherpzaad (v. d. Berg) en
Huro (Nunhem).
De rassen Bergola, Primex Scherp en Artex zijn
ongeschikt voor deze vroegste vollegrondsteelt om
dat deze rassen in het kiemstadium te zwak zijn.
Grandura is in een later stadium te vorstgevoelif.
Breedblad Scherpzaad 415 was erg vatbaar voor
meeldauw en wordt daarom door de zaadhandel
teruggetrokken.
Wat betreft de produktiviteit van de rassen ver
meldt het rapport dat deze per proef wel eena
varieert. Globaal kunnen als de meest produktieve
worden genoemd: Eerste Oogst (Rijk Zwaan), Reu
zenblad Scherpzaad 414 (L.T.B.), Bovri Rond (D.
v. d. Ploeg), Primo (L.T.B.), Subito (Rijk Zwaan),
Glares Scherp (D. v. d. Ploeg), Vroeg Scherpzaad
(Gebr. v. d. Berg), Huro (Nunhem) en Peronex
(Enkh. Zaadhandel). Het is echter niet in de eerste
plaats het ras maar in veel sterkere mate de zaai-
zaadhoeveelheid welke opbrengstbepalend is. Ge
zien de proefveldresultaten kan worden geconclu
deerd dat de hoge zaaizaadhoeveelheden van 8
kg per are alleen voor de allervroegste teelt ver
antwoord zijn. Voor een iets latere oogst is 7 kg
per are voldoende. Wanneer steviger en meer uit
gegroeid blad wordt verlangd dan kan met maxi
maal 3% kg per are worden volstaan. Bij deze lage
zaaizaadhoeveelheid zal de opbrengst echter lager
uitvallen. Het rapport kost 1,75 en is bij 't Proef
station te bestellen.
(Vervolg van pagina 7)
Rotterdamse havengebied en omvat 2 der Rot
terdamse werkgelegenheid. Relatief gezien is het
Rotterdamse verlies van de pendel minder groot
dan de winst voor Noord-Brabant.
IN 1990
WORDT deze verwachte ontwikkeling in per-
spectief tot 1990 geplaatst, dan verwacht men
dat de verwachte groei van de beroepsbevolking
55.000 beloopt. Afgezien van de Shell-vestiging zou
de verwachte groei 30.000 personen bedragen. Van
de resterende 25.000 gaan er 20.000 naar Shell
Moerdijk en er blijven nog 5.000 over andere sec
toren. Uiteraard is dit maar een gooi naar de toe
komst. Veel zal afhangen van de omliggende ge
bieden. Het steeds groeiende Rotterdam zal aan
de Brabantse beroepsbevolking blijven trekken. In
Zeeland komt veel op gang en ook Antwerpen
toont de nodige groeikracht. Het enige aangren
zende gebied waar een wat ruimer arbeidsaanbod
mag worden verwacht is Midden-Brabant, waar
gekampt wordt met strukturele moeilijkheden, die
niet spoedig tot een oplossing zullen komen zoals
't laat aanzien. Het perspectief is dan ook een over
spannen arbeidsmarkt, maar we zullen er aan moe
ten wennen met de spanningen op de arbeidsmarkt
te leren leven. Een ander probleem waarvoor we
zullen worden geplaatst is die van de sectoriële
verschuivingen: verandering van funktie binnen
eigen bedrijf of naar een andere bedrijfstak. Door
ie aard van de industrie die zich gaat vestigen
zullen hogere lonen betaald kunnen worden (ho
gere toegevoegde waarde). Bestaande industrieën
kunnen daardoor met hun personeelsvoorziening
in moeilijkheden komen. Ook de landbouw zal daar
niet aan ontkomen. Er zal ongetwijfeld een grotere
trek komen naar de industriële werkgelegenheid.
Deze is niet te vermijden. Bij de beroeps- en ook
de studiekeuze is het verstandig dit niet uit het oog
te verliezen. In het tijdperk van veranderingen en
van frikties in arbeidsverhoudingen is een dag als
deze bijzonder geschikt deze problematiek onder
ogen te zien.
NIET DJEFENSIEF
VERWACHT mag worden, dat West-Brabant een
industriëler aanzicht zal krijgen. Komt de
landbouw daardoor in een defensief uitgangspunt?
Voorlopig zijn dit enkele feiten:
1. De Westhoek van Noord-Brabant is tot nog
toe een overwegend agrarisch gebied met een sta
biele bevolking en behoort tot de beste landbouw
gebieden van Nederland.
2. Als gevolg van de mechanisatie is de agrari
sche beroepsbevolking in dit gebied van 7.000 in
1947 teruggelopen tot 2500 in 1970. Verwacht wordt
dat dit aantal in 1980 nog 1900 zal zijn. Het aantal
grondgebruikers is gedaald van 1800 in 1947 tot
1440 in 1967 (zeekleigebied).
3. Ondanks een sterke daling van de agrarische
beroepsbevolking is de brutoproduktiewaarde van
het Westbrabantse zeekleigebied gestegen en be
draagt nu naar schatting 125 miljoen gulden. Dat
is een produktiewaarde per arbeidskracht van
S 50.000,—.
4. In Nederlandse verhoudingen gezien nam de
totale agrarische produktie in het afgelopen jaar
toe met 2,5 en steeg tot ruim 11 miljard gulden.
In 1969 nam de landbouw ruim 20 van de totale
Nederlandse export voor zijn rekening. Wat dat
betreft is onze landbouw nog steeds in het offen
sief en probeert zijn concurrentiepositie te verster
ken.
5. Het aanzien van de landbouw is ondanks deze
prestaties afnemend. Het verwijt wordt gemaakt
dat de landbouw voedseloverschotten produceert
(zuivel, suiker, fruit), waarmee de overheid geen
raad weet. Is er te weinig produktie (aardappelen),
dan wordt dat de landbouw ook verweten. Een
ruime produktie is in het belang van de consu
ment, omdat daardoor redelijke prijzen mogelijk
zijn. Het aanzien van de landbouw komt verder
nogal eens in diskrediet, bijv. door uitlatingen van
dr. Mansholt over de IJsselmeerpolders. Ruime
aandacht moet blijvend aan de verzorging van pu
blic relations worden besteed.
REDELIJKE VERLANGENS
IYE Nederlandse landbouw heeft gedurende de
jaren 1965-1970 per jaar 10.000 ha cultuur
grond af moeten staan voor niet-agrarische be
stemming (Noord-Brabant 2.000 ha per jaar). Dit
verlies wordt maar ten dele door inpolderingen in
de LJsselm eerpolders goedgemaakt. De landbouw
zal als donor van de grond blijven fungeren en
moet deze offers brengen. Bij de planologie zal
evenwel met redelijke verlangens van de landbouw
rekening moeten worden gehouden:
Leegstaanden uit de produkie
a. Noodzakelijke aanpassingen van de bedrijven
niet belemmeren.
b. Waar nodig agrarische reconstructie door ruil
verkaveling.
c. Streven naar agrarische gebieden met goede
ontsluiting.
d. Leidingen via leidingstraten.
e. Geen beperkende bepalingen in bestemmings
plannen voor vestigingsmogelijkheden en be-
drij fsaanpassingen
f. Streven naar concentratie van tuinbouwbedrij
ven.
g. Bij bestemming voor niet-agrarische doeleinden
duidelijke faseringen voor onttrekking van
gronden aan agrarisch gebruik.
h. Geen belemmeringen voor funktioneel en doel
matig bouwen, die door allerlei voorschriften
duurder moet worden dan economisch verant
woord is.
L Er is een duidelijk planologisch beleid nodig
om zoveel mogelijk onzekerheid te voorkomen,
j. Tot dit beleid behoren de nodige waarborgen,
dat de agrarische gebieden niet bedreigd wor
den door water- en luchtverontreiniging.
KRACHTEN BUNDELEN
IYE boer van 1970 heeft een andere instelling dan
zijn vader of grootvader. Boer zijn is geen
levensstijl meer, maar een hard, zakelijk beroep,
waaruit de romantiek grotendeels is verdwenen.
Het boerengezin is bovendien mobieler geworden.
Er is een groeiende samenwerking tussen de be
drijven om de rentabiliteit van investeringen te
vergroten. Bij de oplossing van dit soort en andere
vraagstukken kan hij zich laten adviseren door ver
schillende voorlichtingsdiensten. Zowel de coöpe
raties als landbouworganisaties ontkomen niet aan
schaalvergroting, de waterschappen worden ge
reorganiseerd. Ook tegenover de komst van de in
dustrie zal de landbouw zich positief opstellen. De
landbouw heeft geloof en vertrouwen in eigen zaak
als een der hoekstenen van het Nederlandse volks
bestaan. De krachten moeten worden gebundeld
opdat anderen niet behoeven te doen wat zelf kan
worden gedaan.
Daarvoor is ook goed kader nodig. De landbouw
van nu is een dynamische bedrijfstak, die zich snel
weet aan te passen. De landbouw zal niet defensief
af zitten te wachten, maar in het offensief zijn, als
het gaat over het bepalen van de positie van een
levenskrachtige landbouw in een snel veranderen
de Westhoek.
DE NABESPREKING
IYE nabespreking was geanimeerd. De inleiders
vormden onder leiding van de kringvoorzit
ter een forum, dat de vragen beantwoordde. Uit de
antwoorden van de forumleden kwamen o.a. de
volgende meningen naar voren:
dat de lucht- en waterverontreiniging een be
langrijke zaak is, die aan doeltreffende voor
schriften moet worden gebonden; anderzijds zal
dit technisch probleem oplosbaar zijn tot een
omvang die acceptabel is; het blijft een afwegen
van de voordelen van een bepaalde vestiging
als wielvaartverhogend element tegen de na
delen van verslechtering van het woonklimaat;
tegenover de vele kritische geluiden, die over
de vestiging van bepaalde industrieën worden
gehoord, is een nuchtere beschouwing van de
voordelen minstens op zijn plaats; er woitden
op diverse punten controles uitgeoefend.
het landbouwoverschotprobleem moet niet wor
den overtrokken; relatief gezien is er een voor
raad voedsel voor drie maanden; een betere
voorlichting van dit gezichtspunt zou wenselijk
zijn.
het is onjuist om te veronderstellen dat sectori-
sche verschuivingen eenvoudig zijn op te van
gen, of werkloze werknemers van de ene sektor
in te zetten in de sektor waar tekorten zijn; ook
het inzetten van werknemers, wier beroep ver
ouderd is, in andere lagere sectoren gaat riet;
de buitenlandse werknemers kunnen niet wor
den gemist. We moeten leren met grote tekor
ten te werken.
de landbouw is bij de voorbereiding van het
streekplan voor Westelijk Noord-Brabant voir
doende aan zijn trek gekomen.
R. H.
1 v /v - "'-v. -•