Fiscale problematiek en
ondernemingsvorm
Afscheid van Kringvi
arzitter C. de Zeeuw
9
-I
L. J. H. M. SONNESCHEIN,
Onderdirekteur van de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank
te Eindhoven
ALS uitgangspunt stelde spreker de rentabiliteit
van het landbouwbedrijf. Indien een bedrijf
niet rendabel is, is een bespreking n.l. van de fis
cale problematiek en de ondernemingsvorm nau
welijks aan de orde.
Door de bespreking van de belastingwetgeving in
Nederland en van diverse E.E.G.-landen komt de
ongunstige concurrentiepositie van ons land dui
delijk naar voren. De direkte belastingen, zoals in
komstenbelasting, loonbelasting en vennootschaps
belasting zijn persoonlijke belastingen en dus ge
bonden aan een persoon.
Dit heeft tot gevolg dat deze belastingen niet
doorberekend kunnen worden in de prijzen van de
eindprodukten.
De hoogte van de indirekte belastingen daar
entegen is afhankelijk van het aantal handelingen
dat een bepaald produkt moet ondergaan eer het
de consument bereikt. In tegenstelling met de di
rekte belasting wordt de indirekte telkens door
berekend en dus afgewenteld op de consument.
Hierop volgt natuurlijk direkt de vraag: hoe ligt
het niveau van deze twee belastingen in Nederland
t.o.v. de overige E.E.G.-landen?
Zoals wel bekend, zit Nederland met de veel ho
gere direkte belastingen, n.l. de hoge inkomsten
belasting speciaal ook voor de agrarische bevol
king, in de verkeerde hoek.
De indirekte belasting ligt in ons land belangrijk
lager.
Ter illustratie van het verschillend niveau gaf
spreker onderstaand voorbeeld:
Direkte Indirekte
belastingen belastingen
Nederland 55 45
Italië 25 75
Dat hiervoor de harmonisatie van de belastingen
in de E.E.G.-landen geen verlichting voor de agra
rische belastingbetaler betekent, wordt wel duide
lijk, wanneer men bedenkt dat de harmonisatie al
leen betrekking heeft op de indirekte belastingen.
IVAARNAAST ging spreker in op de uitzonder-
lijk hoge sociale lasten welke door de agra
rische bevolking gedragen moeten worden. In
tegenstelling met verschillende andere E.E.G.-
landen betaalt de agrarische bevolking een zeer
groot deel van de sociale lasten welke nodig zijn
voor de diverse sociale uitkeringen in de landbouw.
De andere landen betalen vaak een zeer groot
deel uit de algemene middelen.
Met de volgende cijfex-s verduidelijkte spreker
een en ander:
en ander:
Inbreng landbouwpremie t.o.v. uitkering aan de
landbouw: Nederland 90 België 40 Frankrijk
25
SAMENVATTEND stelde de heer Sonneschein
dat de Nederlandse agrariërs op twee belangrijke
punten, o.a. hoge directe belastingen en hoge sociale
lasten, in de verkeerde hoek zitten. Dit maakt de
concurrentiepositie en de reservering voor herin
vestering voor aanpassing van bedrijf zeer moeilijk
zo niet onmogelijk. Volgens spreker verdient dan
ook de harmonisatie van de directe belastingen en
de sociale lasten bijzondere aandacht.
„BIEDT ANDERE ONDERNEMINGSVORM. B.V.
DE N.V., UIT FISCAAL OOGPUNT MOGELIJK
HEDEN?"
OM hierop een antwoord te kunnen geven be
sprak inleider de voor deze onpersoonlijke
ondernemingsvorm geldende belastingsregeling
welke bestaat uit:
1. De N.V. is belast met vast tarief wat betreft de
directe belastingen en dat bedraagt 47% van
de winst.
2. Bij overheveling van winst uit N.V. naar per
soonlijk inkomen is de winst nogmaals belast.
Dit houdt in dat bij zeer hoge winsten, b.v. meer
dan 125.000,een N.V.-vorm voordeliger
wordt.
Bovenstaande betekent dan ook dat de N.V. in
zijn huidige vorm weinig perspectief biedt voor de
agrarische bevolking.
Spreker plaatste hierna de belangrijkste belas
tingregelingen van de persoonlijke vorm tegenover-
de N.V.-vorm.
De hoogte van de directe belastingen is afhanke
lijk van de hoogte van het inkomen en van diverse
persoonlijke omstandigheden zoals gezinsgrootte
e.d. Daarnaast is de directe belasting progressief
waardoor de belasting sterker stijgt dan het in
komen.
DE conclusie na de behandeling van de N.V.-
vorm kan dan ook kort zijn, n.l.:
1. De N.V. is in zijn huidige vorm niet aantrek
kelijk.
2. De persoonlijke onderneming verdient de voor
keur, echter het fiscale belastingstelsel dient
herzien te worden.
Om bovengenoemde reden is er door de land
bouworganisaties een vergelijking gemaakt tussen
de positie van de ondernemer en de loontrekkende.
De belangrijkste overeenkomsten en verschil
punten tussen beide waren:
a. De belastingdruk is voor beiden gelijk;
b. De ondernemer heeft aflosverplichtingen, dient
te sparen om herinvesteringen te kunnen doen
L.v.m, de inkomensvorming voor de toekomst.
Bovendien is de oudedagsvoorziening voor d*
zelfstandigen vaak duurder.
Een en ander resulteert bij vergelijkbare ver
diensten tot een belangrijk lager verteerbaar in
komen voor de ondernemer.
DE „Commissie van Soest" welke daarna is in
gesteld, heeft in opdracht een onderzoek in
gesteld naar de onrechtvaardigheden en heeft een
belangrijk wijzigingsvoorstel gedaan, n.l.:
vrijstelling van belasting van een bepaald be
drag van het fiscaal inkomen voor reservering i.v.m,
het doen van investeringen en voor de oude-dag-
voorziening.
Het netto-inkomen van de ondernemer is n.l. niet
geheel verteerbaar. Naarmate de leeftijd vordert
dient het belastingvrije bedrag te stijgen, n.l.:
35 jaar 10 van fiscale inkomen belastingvrij
3545 jaar 15 van fiscale inkomen belastingvrij
4565 jaar 25 van fiscale inkomen belastingvrij
Hierdoor zou de oude-dagvoorziening veiliger
gesteld kunnen worden.
Spreker besloot zijn inleiding met de verwach
ting dat reeds in maart 1970 dit voorstel kan de
Staatssecretaris zal worden voorgelegd.
FORUM
EEN forum, samengesteld uit de heren ir. L. Th.
J. M. de Wit, voorzitter; de inleiders en de
voorzitters, direkteur, secretaris van de standsorga
nisaties in Zuidwest-Nederland, bespraken 'n groot
aantal vragen. Zeer uitvoerig werd over de vol
gende vragen van gedachten gewisseld.
VRAAG: Wat zijn kosten? Waarom worden
de kosten van eigen grond niet in zijn tota
liteit als kosten aangemerkt bij de L. E. L-
berekeningen?
ANTWOORD: Er wordt aangenomen dat een
landbouwondernemer bij aankoop van grond op
treedt als belegger. In de koopprijs zit een zekere
verwachtingswaarde ingecalculeerd.
Een bespreking van overheid met bedrijfsleven
zou hierover plaats moeten hebben.
VRAAG: Biedt het wat grotere gezinsbe
drijf met 2 a 3 arbeidskrachten voor de verde
re toekomst wel voldpende perspectief t.o.v.
de grotere landbouwondernemingen met 5 tot
10 werkkrachten (geïntegreerde landbouw-
bedrijven)
ANTWOORD: Hoewel prof. dr. Maris niet over
voldoende cijfers beschikte had hij de indruk dat
de grote landbouwbedrijven geen belangrijk hoger
rendement opleveren dan de flinke gezinsbedrijven.
Een vraagsteller meende dat een 2- of 3-mans-
bedrijf nu nog wel mee kan, doch dat zo'n bedrijf
bij verdergaande rationalisatie, voorzover het de
arbeidsbezetting betreft, weer spoedig met de rug
tegen de muur staat.
KRING OOST- EN MIDDEN BRABANT DER ZLM
OP de vergadering van de Kring Oost- en Mid
den Brabant die maandag 12 januari j.l. ge
houden werd, is door de kring afscheid genomen
van haar kringvoorzitter C. de Zeeuw. Dit af
scheid was van zeer bijzondere betekenis aange
zien deze voorzitter de kring vanaf de oprichting
geleid heeft. In een gemoedelijke sfeer, of liever
op Brabantse wijze, werden herinneringen opge
haald en woorden gesproken die recht uit het hart
kwamen. Ook zij die al die jaren vlak naast de
heer De Zeeuw gestaan heeft, zijn vrouw, werd
bij deze „terugblik" niet vergeten. Zij heeft al
die jaren van vergaderen, mensen bezoeken etc.
haar man vaak moeten missen. De heer De Zeeuw
was met de cadeaux die hij en zijn vrouw van de
kring kregen aangeboden, een fraai Perzisch tapijt
vergezeld door een bloemstuk, dan ook zeer blij.
SINDS de oprichting van de kring Oost- en
Midden Brabant in 1947 is de heer De Zeeuw
voorzitter van deze kring geweest. Men kan hem
als een van de initiatiefnemers zien die de belan-
fen van de protestantse boeren in Oost- en Midden
Irabant ging bundelen. Begrijpelijk dat hij daar
voor contact opnam met de algemene organisatie
die al van oudsher de belangen der boeren in
Noord-Brabant behartigde. De toenmalige Noord-
Brabantse Mij van Landbouw had haar ledenbe
stand uitsluitend in 't Westelijk en Noordelijk deel
van de provincie.
Na de oprichting van de Kring Oost- en Midden
Brabant en de aansluiting bij de Noord-Brabantse
Mij van Landbouw werd het werkgebied aanmer
kelijk vergroot. De vreemde eend in de bijt der
kleiboeren heeft in het begin om aanpassing ge
vraagd. In korte tijd is echter een goede aanslui
ting gevonden en kon men gezamenlijk de ver
schillende problemen die er vooral in dat gebied
waren tussen de protestantse minderheid en de
katholieke meerderheid te lijf gaan. Met grote fi
guren is men in die tijd in contact gekomen. De
heer A. Korteweg, de man die voor zijn vele werk
voor de kring bij deze gelegenheid van de ver
gadering ook een welgemeend applaus kreeg, haal
de herinneringen op van gesprekken die men toen
o.a. met rector Bekkers, gevoerd heeft. De latere
bisschop werd in die tijd geestelijk adviseur van
de N.C.B. De vaak moeilijke gesprekken die toen
met het bestuur van die N.C.B. gevoerd moesten
worden werden door de komst van deze jonge
pastor aanmerkelijk gemakkelijker.
DE heer De Zeeuw heeft altijd op de bres ge
staan voor de belangen van de boeren in een
gebied waar hij is komen wonen en werken. Hij
heeft zich volledig ingezet om allerlei zaken, die
hij van algemeen belang achtte, te verwezenlijken.
In de loop der jaren zijn er veel zaken aan de
orde geweest. Een belangrijke verandering was uit
eindelijk het samengaan van de Noord-Brabantse
Mij. van Landbouw en de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij. De voorzitter van de nieuwe maat
schappij, de heer ir. J. Prins, gaf te kennen dat hij
het bijzonder op prijs gesteld had dat de heer De
Zeeuw deze moeilijke overgang nog als vice-voor-
zitter heeft willen meemaken. Ook in de nieuwe
maatschappij zijn de belangen van de kring hier
door op uitstekende wijze verdedigd.
DE kring zelf zal het gemis pas goed beseffen
als de huidige voorzitter vertrokken is, zo
meende de heer Rittman die bij dit afscheid moest
denken aan een paard dat hem 10 jaar zo trouw
gediend had dat hij het gemak niet meer besefte
en pas toen het dier vertrokken was, zijn grote
waarde had onderkend. De heer A. de Vos, die de
vergadering als vice-voorzitter leidde en namens
de leden het cadeau aanbood sprak de heer De
Zeeuw als eerste toe.
Jarenlang hebben wij, aldus de heer De Vos, in
het verband van de kring samen opgetrokken en
vele gesprekken op weg naar vergaderingen ge
voerd. De heer De Vos gaf over de aanleiding van
het ontstaan van de kring en de moeilijke aan
loopperiode vele praktijkvoorbeelden. Dat men in
deze voorzitter een man vond die de problemen
niet uit de weg ging en er ontzettend veel werk
voor gedaan heeft om ze op te lossen, maakte hij
van nabij mee en werd door hem bij dit afscheid
vertolkt. Met algemene stemmen werd op zijn voor
stel de heer De Zeeuw tot adviseur van de kring
benoemd.
|\E heer De Zeeuw had, zoals gebruikelijk, het
laatste woord om de vergadering en de ver
schillende sprekers te bedanken. Het was prak
tische taal die hij ten afscheid sprak. Een bood
schap over het werk voor de toekomst dat gedaan
moest worden. Na het „niemand is onvervangbaar"
en de mening dat een goede opvolger gevonden kan
worden wees de oud-voorzitter op de nieuwe taak
van de kring binnen het verband van de ZLM.
De kring zal een zelfstandiger bestaan moeten gaan
leiden aangezien de afstand naar Goes nu een-
mal een nadeel is. In plaats van twee vergaderin
gen per jaar, vier vergaderingen zodat de afge
vaardigden naar het Dagelijks Bestuur en naar de
verschillende commissies goed voorbereid hun
werk kunnen doen. Nadat de vice-voorzitter de
vergadering gesloten had was er gelegenheid om
persoonlijk afscheid van de heer De Zeeuw te ne
men,
A.