Varkensmesterij Langs de melkweg Een goede big is het halve resultaat (i) 24 A. F. PARIDAANS Consulentschap Varkens- en Pluimveehouderij Tilburg MET een variant op een bekend gezegde: Een goed begin is het halve werk, zouden we ons de vraag kunnen stellen of dit ook van toepas sing is in de varkensmesterij. Wij zijn geneigd deze vraag bevestigend te beantwoorden. In het te be halen resultaat spelen een aantal zaken een be langrijke rol, die samen te brengen zijn in vier hoofdpunten: het dier de stal het voer de mester Omdat we in de aanhef van dit artikel de big als uitgangspunt hebben genomen, zullen we ons verder in dit artikel tot dit onderdeel bepalen. Menigeen zal geneigd zijn ook de prijzen als één der hoofdpunten te noemen. Zonder ook maar in het minst aan de belangrijkheid daarvan te twijfe len laten wij het onvermeld, omdat de prijzen buiten de directe invloedssfeer van de mester liggen. WELKE EISEN ALS het dier dan zo'n belangrijke invloed uit- oefent op het resultaat, dan is het vanzelf sprekend dat daaraan eisen worden gesteld. De vraag is dan: welke eisen moeten we stellen aan biggen in verband met economisch belangrijke gebruikseigenschappen voor de mesterij? Bij de beantwoording van deze vraag komen een vijftal punten sterk op de voorgrond: de herkomst de gezondheid. het al of niet gespeend zijn de afstamming het type HEKKOMST IYE herkomst van biggen houdt geen direct ver- band met economische gebruikseigenschap pen. Toch is voor een rendabele mesterij de her komst een belangrijk aspect. Bij de steeds voort schrijdende ontwikkeling naar grote eenheden brengt dit voor de mesterij het probleem van tij dige en regelmatige biggenvoorziening met zich mee. Een succesvolle mesterij verdraagt niet het bij elkaar brengen van biggen van allerlei fokbedrij- ven, hoe gunstig de situatie op de fpkbedrijven ook zou zijn. Vast staat, dat het uitvalpercentage daardoor nadelig wordt beïnvloed. Voor een economische mesterij moet daarom als eis worden gesteld dat de biggen zo mógelijk van één fokbedrijf worden betrokken. Een bijkomend voordeel is dat het gevaar van contactbesmetting tijdens het transport nagenoeg niet aanwezig is. Voorts is het goed uitvoerbaar een vrij uniform minimum-afleveringsgewicht in acht te nemen. Dit komt de regelmaat van de koppel zeer ten goede met alle voordelen daaraan verbonden. GEZONDHEID MET het voorgaande wordt de gezondheid van de dieren op het mestbedrijf in gunstige zin beïnvloed. Dat neemt niet weg, dat niet alle big gen gezond worden afgeleverd. Behalve dat zy een besmettingsbron voor andere dieren kunnen zijn, is het rendement bij niet gezonde dieren vaak gering of negatief. Een vertraagde groei, te hoog voeder verbruik, te lange mestperiode en een te hoog uitvalpercentage zijn daarvan de oorzaak. Biggen afkomstig van bedrijven waar aan be strijding van maag-darm wormen en schurft de nodige aandacht is besteed en onder gunstige milieuomstandigheden (klimaat) zijn opgegroeid bieden de beste kansen. (Zie verder pag. 11) 9. H. LANTINGA Consulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij Goes melker en onderzoek, kreeg het machinaal namel- ken of niet namelken geleidelijk meer ingang. Ook de constructie van de melkmachine is hierbij aan gepast Hierdoor is het gebruik van 2 apparaten mogelijk. Doorloopsystemen, eerst voor 2 koeien met een gelijke stand van koe en melker, geeft ten opzichte van het op de rij melken verdere arbeids- verlichting. De koeien op een verhoogde stand plaatsen biedt verdere perspectieven. Uitbreiding van het aantal koestanden tot 4-, 6-, 8- en in enkele gevallen zelfs nog meer, maakt het mogelijk om 't aantal te melken koeien per man op te voeren. Het gebruik van een machine van het melkleidingtypê is ten opzichte van het gebruik van apparaten sterk arbeidsverlichtend en geeft de melker meer tijd voor de nodige controle. Melkproduktiecontrole met de milcoscope maakt dat het proefmelken bij een melkleiding niet te veel ophoudt. SNELLE ONTWIKKELING rhet gebied van de melkveehouderij is ge durende de laatste jaren een enorme ontwik keling gaande. De ontmenging van de bedrijven die de laatste tijd in versneld tempo voortschrijdt, maakt dat een bepaalde produktietak wordt uitge breid en een andere in meer of mindere mate wordt afgestoten. Zo zien we een afname van het aantal melkveehouders, doch een belangrijke toe name van het aantal melkvee-eenheden op de be drijven die deze produktietak hebben gekozen als basis voor hun bedrijf. De huidige mogelijkheden van mechanisatie in deze sector maakt een belang rijke toename van het aantal te verzorgen en te melken koeien per man mogelijk. Bovendien geeft dit gelegenheid voor arbeidstijdverkorting en ar- beids ver lichting. De geestelijke belasting neemt hierbij evenwel toe. De mogelijkheden van mecha nisatie werkt de ontmenging van de bedrijven en schaalvergroting in de hand. Voor een economisch gebruik is een bepaalde omvang van de melkvee- stapel nodig. Daarom leidt perfectionering van apparatuur en, systeem op het gebied van melk- winning en -bewaring tot een grotere melkvee stapel. Dit houdt evenwel niet in dat dit zich onbe perkt voort kan zetten. Er zijn grenzen aan een verantwoorde investe ring. De kosten van de investeringen zullen by toe name van het aantal melkvee-eenheden ergens groter worden dan de te behalen voordelen. Zover zijn we in de meeste gevallen echter (nog) niet. PEN korte schets van deze ontwikkeling op het gebied van de melkwinning kunnen we als volgt samenvatten. voor de oorlog waren er in Zeeland een 6-tal bedrijven waar een melkmachine is gebruikt. In 1952 waren dat 20 bedrijven. Na 1958 kreeg het machinaal melken in toenemende mate ingang. In dat jaar waren er 80 bedrijven waar machinaal werd gemolken. Thans wordt ongeveer 80 van de Zeeuwse melkveestapel machinaal gemolken. Oorspronkelijk was het namelken met de hand algemeen gewenst. Bij gebruik van 1 apparaat per man was dia de veiligste en doelmatigste methode en was de melker volledig belast. Door selectie, het gewend worden van de koeien, meer inzicht van de SELECTIE op geschikte koeien voor het machi naal melken vindt in meer of mindere mate op de bedrijven plaats. Foktechnisch vindt dit toe passing door het melkbaarheidsonderzoek bij doch- tergroepen van stieren en individuele koeien (stiermoeder). Hierdoor zal een goede melkbaar heid van de koeien verder toenemen. Ook de melkwinningsapparatuur zal bij deze ont wikkeling aangepast worden. Dit betreft zowel het materiaal alsook de werking van sommige onder delen. Sinds kort is bij deze ontwikkeling „de boer derij-melkkoeltank" gekomen en vindt geleidelijk ingang. De normen voor het kwaliteitsonderzoek van de melk zijn verzwaard, terwijl de uitbetaling naar klasse een groter verschil kan geven. Het aantal proeven voor dit onderzoek moest worden uitge breid door het toenemend gebruik van geneesmid delen en chemische produkten voor het reinigen van het materiaal. Deze ontwikkelingen gaan niet geleidelijk, doch vinden per bedrijf in verschillende fasen toepas sing. In een aantal artikelen ^al in de volgende nummers op verschillende mogelijkheden nader in gegaan worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1970 | | pagina 26